NIEÏWS- H ADVmmiM
III* SO Ell MSTREffi.
I
I
Sinterklaas.
Blanca’s geheim.
No. 97.
Zaterdag; 4 December 1909.1
64e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Van den Hak op den Tak.
Feuilleton,
(Wordt vervolgd.)
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Bewerkt door AMO.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
HOOFDSTUK XIX.
25). Vervolg.
Beatrice had moeite genoeg g«had om het gesprek
levendig te houden met den graaf, wiens gedachten
elders vertoefden; maar zij wilde den graaf veroveren
en toonde zich zoo beminnelijk, als slechts mogeljjk
was. Eindelijk echter wist zij niets meer te zeggen,
om het gesprek aan den gang te houden. Er volgde
een poos van stilte, die echter verbroken werd door
den graaf.
«Verschoon mij, miss Stuart«, begon hij op tamelijk
onvasten toon, «maar ik kan dit schoone avonduur niet
laten gaan zonder met u te spieken over iets, dat mij
zeer nauw aan het hart ligt«.
Als geëlectriseerd richtte Beatrice zich op in volle
lengte; op eens bonsde haar hart.
«Ik was«, vervolgde hij nog altijd twijfelend, «ik
was eigenlijk niet van plan te spreken voordat wij in
Engeland zouden zijn. Ik mag niet in overijling han
delen 1 Ik ben zoo bevreesd voor een afwijzend ant
woord, dat ik het nauwelijks durf uitspreken
Beatrice zat op heete kolen. «Was hij niet goed bij
zjjn verstand Hij een graafwelk meisje zou hij
niet ten huwelijk durven vragen
«Eerst in de laatste dagen ben ik tot bewustzijn ge
komen omtrent mijne gevoelensJaloerschheid heeft
eigenlijk mijn oogen geopend
«Hij doelt op kapitein Hammond», dacht Beatrice.
«Hij is jaloersch op hem Kostelijk 1 Hoe heerlijk, dat
is ’t Kerstfeest gelijk aan onze Kerstmis en Sin
terklaas te zamen. In een Duitsch gezin mag
met Kerstmis de Kerstboom niet ontbreken,
waarin de lichtjes branden en de geschenkjes
hangen.
Ook in Engeland is Kerstmis het groote
feest, waarop heel het volk zich zelf te gast
noodigt op een heerlijk gastmaal.
De Franschen hebben hunne étrennes, Nieuw
jaarsfeesten, en dan worden er geschenken en
geschenkjes gegeven, zooals bij ons met Sin
terklaas.
Maar ondanks die vreemde gewoonten, on
danks de vele Duitschers in ons land, die hun
Kerstboom willen houden, ondanks de bekende
volgzaamheid der Nederlanders, blijft toch het
Sinterklaasfeest bestaan.
We wenschen dat dit zoo blijve tot in lengte
van jaren.
Een der grootste, der belangrijkste tijden
van het geheele jaar, de tijd van Sinterklaas,
is weer gekomen.
Sinterklaas, tijd van geschenken, van veel
onkosten, zal misschien de een öf andere
Nurks zeggen. Och, die meneer Nurks heeft
zeker geen kinderen, is zelf nooit waarlijk
kind geweest, heeft er geen slag van om bij
neefjes en nichtjes voor weldoend suikeroom
pje te spelen. Meneer is misschien egoïst,
denkt in de eerste, tweede en derde plaats
uitsluitend aan zich zelf en nooit aan anderen,
of ’t moet zijn, dat die anderen hem behulp
zaam kunnen zijn. Meneer heeft misschien
brave ouders gehad, maar als kind niet begre
pen, hoeveel die ouders voor hem deden; mis
schien rekende hij wel, dat die ouderzorg hem
als een recht toekwam. En als meneer, ou
der geworden, troepjes vroolijke kinderen ziet,
kinderen, die juichen om ontvangen weldaden,
wier gezichtjes vreugdegloeien om hen geschon
ken genot, zal hij een knorrig gezicht zetten
en ’t zelfs onbehoorlijk vinden, dat zulke ben
gels hem in zijn rustig bestaan hinderen. Nu
vooral, als die kleinen vol verwachting in ’t
kloppende hart, naar al ’t mooie achter die
groote winkelruiten staren, zal hij z’n echte
Nurksentronie vertoonen; ’t verkeerd, glad ver
keerd vinden, om op zoo’n wijze de begee-
righeid in de kinderharten op te wekken. Be
halve dat ’t een schep geld kost, maakt men
de kinderen er maar hebberig door. Men be
derft ze, jaagt de eenvoud en de matigheid en
de nederigheid uit hunne harten. En als ze min
der ontvangen, dan hun kinderlijk verlangen
gedroomd had, worden ze er ook nog maar
ontevreden bij.
Genoeg, meneer Nurks, wat bemoeit gij
u met de harten der kinderen, gij, die zelfs geen
hart hebt, of dan alleen een hart, koud als ijs.
Ge houdt niet van die Sinterklaasbeweging en
begrijpt niet, hoe de menschen daar zich we
ken lang voor uitsloven.
Och, meneer, ’t Sinterklaasfeest is veel te
mooi, om door u begrepen te worden, heeft
uwe waardeering heusch niet noodig. We
laten u alleen staan met uw ijskoude onge
voeligheid en verheugen ons in de vreugde
volle dagen, die thans weer gekomen zijn.
Beatrice kwam voor haar staan en keek haar eens
goed in het gelaat.
«Bertha, heb je geschreid
«Geschreid Ik schrei nooitIk ben vermoeid,
ik heb hoofdpijn, ik moet naar bed
«Wacht nog een oogenblikje maarIk kan het ge
heim niet bewaren. Ik zou sterven, als ik niemand
had, aan wie ik het kan mededeelen. Bertha, ja, jij
mag het weten, jij alleen. Graaf Norton heeft aanzoek
om me gedaan».
«BeatriceMeer kon ze niet uitbrengen.
«Ach, ja, Bertha, het is geen droom, maar werkelijk
heid. Het geluk berooft mij bijna van mijn verstand.
Ik zou mijn geluk wel luide willen uitjubelen. Stel
je voor Beatrice Stuart wordt gravin Norton
Het bloed was Bertha geheel uit de wangen geweken.
Als versteend keek zij haar nicht aan.
«Hij was wel een beetje langdradig vervolgde deze.
«Had hij maar ronduit gevraagd, of ik hem ne
men wou of niet, maar eerst sprak hij van de moge
lijkheid, dat hij afgewezen kon worden, toen van een
medeminnaar; daarna zeide hij, dat hij eerst nog met
zijn tante moest spreken en God weet, wat hij in zijn
beschroomdheid nog meer bazelde. Nu, het kan bij
de Engelschen zoo de manier zijn Hij vroeg ook, of
er nog teedere betrekkingen van vroeger bestonden en
zoo al meer. Ik begrijp niet, waarom hij niet als een
verstandig man rondborstig voor zijn gevoel uitkwam.
Maar dat kan me niets schelen Ik ben gelukkig, over
gelukkig Als ik eenmaal gravin Norton ben, moet
je bij me komen en als een geliefde zuster altijd bij
me blijven, Bertha Dat wordt je eenmaal toch, als
je met Charles trouwt En zij omhelsde haar nicht
en kuste haar hartstochtelijk.
en zwijgend richtten zij hunne schreden naar het Vic
toria Hotel. Voor den ingang bleef hij staan en wierp
een bitteren droppel in den kelk van haar geluk.
«Nog een laatste verzoek, Beatrice zeide hij met
een blik vol hartelijkheid. «Laten wij voorloopig zwij -
gen, over hetgeen wij zooeven besproken hebben. Ik
had ook gaarne, dat uw ouders vooreerst daar niets
van te weten kwamen. Mijn tante, die altijd als een
moeder voor mjj gezorgd heeft, weet nog niets van
mijn plannen. Het is niets meer dan billijk, dat zij
daarmee allereerst bekend wordt gemaakt door mij.
Slechts weinige dagen nog en dan mag de heele wereld
het weten
«Als u dat wenscht, zal ik er natuurlijk geen woord
over spreken», antwoordde zij een weinig gedrukt.
«Goeden nacht, heer Graaf!»
Zij scheidden, Beatrice door een zoeten droom bevan
gen. Het was, of de aardmannetjes voor haar voeten
dansten, haar toeknikten en steeds riepen
«Lady Norton Lady Norton
Slapen kon zij nog niet. Zij wilde Bertha opzoeken,
die zeker met Charles ook reeds teruggekeerd zou zijn.
Zij snelde daarom naar Bertha’s kamer en trad bin
nen. Er brandde geen lamp, maar in de schemering
zag zij toch haar nicht zitten. Met een shawl om de
schouders, zat ze bij het venster en beschouwde den
helderen sterrenhemel.
«Nog in ’t donker, Bertha Bezig met maneschijn-
beschouwingen Het is werkelijk een schoone
nacht, hé
Bertha bewoog zich niet, terwijl zij sprak
«Kom je alleen hier om met dat te zeggen
«Nu, wees niet zoo onvriendelijk Ik wilde je zeggen,
hoe gelukkig ik ben, en hoe prettig wij gevaren heb
ben 1 Oh, Bertha, het was al te sohoon
«Het was prachtig», bevestigde Bertha met onvaste
stem.
Een kapitein van een der Hullbooten heeft de ge
woonte, als hij te Rotterdam is, naar den schouwburg,
variété of een andere plaats van vermaak te gaan.
Nooit slaat hij over en nooit en dit is het merk
waardige van de geschiedenis komt hij van daar te
rug of hij mist uit een zijner zijzakken een of ander
voorwerp, ’t zij een sigarenkoker, een zakdoek of iets
anders, ’t Gelukte den kapitein, die steeds goed bij
zijn positieven is, maar niet den dader te betrappen.
Maar eindelijk kreeg de Engelschman hem toch bjj
zijn kladden. Daartoe had hij het volgende gevonden.
Hij nam twee lapjes zeildoek, naaide die vol met
scherpe vischhaken en naaide vervolgens in elk
der zijzakken zoo’n lapje met de haken naar beneden.
Probatum est! De vorige week had de proefneming
plaats. Toen de kapitein, in de koffiekamer zijnde,
een glas bier aan zijn mond bracht, werd hem eens
klaps met een heftigen ruk het glas halfleeg gegooid,
men vernam een pijnlijken schreeuw, gevolgd door
vloeken en tieren en jawel, de Engelschman had
beet. Heel beleefd, maar zonder pardon, werd de dief
ter beschikking van de politie gesteld.
Iemand in het Duitsche plaatsje Brebber meende
onlangs ook bestolen te zijn, maar «het glaasje» had hem
parten gespeeld. Althans hij plaatste in het Duit
sche «Hoyaer Wocheublatt» de volgende merkwaardige
advertentie:
«Mijn uitlating in no. 167 van het »H. Womtrent
den mij «bekenden dief«, die mijn zeis gestolen
had, trek ik hiermede in en ik verklaar, dat ik nie
mand van diefstal kon betichten. Ik had, als bekend
liefhebber van een glaasje, weer zooveel van ’t goede
genoten, dat ik later zelf niet wist, waar ik mijn zeis
gelaten had. D. Schneidewindt, te Brebber».
Had die man zooveel zelfbeheersching als hij zelf-
vertellen van dien goeden ooievaar, die hen
zulke lieve kleine broertjes en zusjes weet te
geven. Poëzie? Weg met zulke poëzie, die
op leugens gebaseerd is. Mogen de kinderen
nog niet de werkelijkheid weten of vermoeden,
vertel ze toch geen leugens.
En zoo is mijnheer in z’n hooge wijsheid
ook tegen het vieren van Sinterklaasfeest.
Mijnheer vindt ’t dom, de kinderen te vertel
len van een Sint, die er nooit op de voorge
stelde wijze geweest is en 't is dom den kin
deren te doen gelooven, dat die Sint de on
sterfelijkheid zou bezitten; dom, die kinderen
aan sprookjes te doen gelooven. Werkelijk
heid moeten ze hebben, aan reëele dingen
moeten ze gewend worden te denken. Wat
hebben ze aan die onware poëzie van een wel
doenden Sint en een soms ook straffenden
knecht?
Och, mijnheer, we zullen niet met u rede
twisten, niet eens probeeren, u tot andere ge
dachten te brengen. Mijnheer is ook zoo wijs
en zou zich onmogelijk door onze kinderlijke
of kinderachtige woorden laten overtuigen.
Kijk, mijnheer, behoud gij uwe wijsheid en
laat ons het Sinterklaasfeest houden. Dan zijn
we immers aan beide zijden tevreden en gij
behoudt de gelegenheid, nog voortdurend uwe
hoogwijze ideeën uit te bazuinen. Zoo is onze
kinderlijkheid (of kinderachtigheid, zoo ge wilt),
nog een voordeeltje voor u, een middel om
wijs te schijnen.
Het lust ons niet nog eens de eigenlijke
geschiedenis van den heiligen bisschop Nicolaas
neer te schrijven. Vooreerst zou het een jaar-
lijksche repetitie worden van een leven, dat
we toch niet voldoende kennen en dat daarom
dan ook door verschillende schrijvers heel ver
schillend verhaald wordt. Maar ’t is ook niet
die oude bisschop die het voornaamste is; de
hoofdzaak is het feest zelf, met al wat er bij
behoort.
Opmerkelijk hoe dit feest zich in Nederland
vastgenesteld heeft. Onze kleine volk is om
geven door zeer groote volken, die niet aan
Sinterklaas doen en toch, het feest van den
goeden Sint wordt niet verdrongen. De Duit
schers en de Engelschen hebben hun Kerst
feest. Ge zult zeggen, dat hebben wij ook.
Voor de geloovigen is het Kerstfeest een der
drie groote Christenfeesten en voor allen is ’t
een belangrijke tijd. Maar voor de Duitschers
Sinterklaas!
Kent ge nog de tijden uwer jeugd, gij man
nen en vrouwen?
Hoe heerlijk waren die Sinterklaasdagen,
niet waar! Nog herinnert ge u, hoe uw hartje
vol verwachting klopte, hopende op mooie
geschenken, op boekjes, speelgoed, speculaas,
ja, op wat niet al. Ge hoort de kleinen lie
deren zingen en ’t is net, of ge u zelf in uwe
jonge jaren weer hoort.
Hebt ge wel eens de werken van den te
vroeg ontslapen P. A. de Genestet gelezen?
Ja, dan kent ge natuurlijk verschillende leeke-
dichtjes uit het hoofd, ge laast met innige be
langstelling het zoo roerende «Haantje van den
Toren». En ook, ge weet nog, hoe ge de
anderen het aardige «Sinterklaasavond» hebt
voorgelezen. Zoo’n echt stuk, hé. Die ver
waande, op lintjes verzotte papa, die zich zoo
dom liet bedotten en daarbij al z’n kleinheid
van ziel etaleert; die verstandige moeder, in
hare zachtheid toch de beheerscheres van den
bulderenden man zijnde, die liefde behoevende
dochter met haar beminde, toonende hoe liefde
list zoekt; en ter verdere stoffeering van ’t too-
neel, de dartele, nog aan geen kwaad denkende
kinderen. Een echt Sinterklaasfeest en De
Genestet schettert ’t uit, dat hij, die aan geen
heiligen gelooft, toch den Sinterklaas een echte
heilige noemt, dien hij wel zou willen aan
bidden. «Gij zijt een heilige, dien ’k haast aan
bidden zou«.
Als ge dit guitige, vrij lange gedicht met
z’n koddige Spaansche lintjes verspreiding leest,
op welken tijd van ’t jaar ook, dan is ’t voor
u alweer Sinterklaas. Zij ’t zomer, lente of
herfst, in uw hart zit ge midden in de donkere
dagen van begin December. Ge hoort de kin
derstemmen weer oude, bekende, onschuldige
liederen zingen. Onschuldig en beter dan al
de straatliederen, waarop we maar al te vaak
onthaald worden. Ge ziet weer die glinste
rende oogjes, die verlangende blikken, ge ver
onderstelt weer de popelende hartjes.
O ja, u, mijnheer, is er ook nog tegen, niet
waar? Neen, u is volstrekt geen Nurks, in
de verste verte niet. U is wijsgeerig aange
legd, heet ’t zoo niet? U verheft zich boven
dat kleinzielig gedoe, afkomstig van ouder-
wetsche tijden en menschen. Mijnheer kleeft
nieuwe ideeën aan, niet waar? Mijnheer vindt
het bijv, glad verkeerd, om den kinderen te
wij dien vriend in Macroom ontmoet hebben
«Ik wanhoop echter nog niet geheel», vervolgde hij
met een vertrouwelijk lachje. «Ik geloof wel, dat mijn
vrees niet op degelijke gronden rust«.
«Neen, dat geloof ik ook«, stamelde zij, terwijl ze
vreeselijk kleurde.
«Denkt u, miss Stuart, dat ik niet zal worden afgewezen
als ik mij tot uwe ouders wend, wat ik trouwens van
plan ben
«AfgewezenWel, is hij wel bij zijn verstand
dacht Beatrice, maar zij antwoordde luid «Dat denk
ik niet, ik weet het, graaf Victor. Het zal ons een
eer zijn
«Beatrice, als ik» u zoo noemen mag, is u overtuigd,
dat ik aangenomen word
«Hij is een dwaas, een onnoozele hals», dacht zij.
«Waarom komt hij niet rond en open met de zaak voor
den dag? Dat zou mannelijker zijn dan dit fladderen
om de kaars
»U zwijgt vroeg hij. «Kom ik reeds te laat, miss
Stuart Bestaat er misschien reeds een andere teedere
betrekking
Beatrice richtte het trotsche hoofd op en lachte
allerbekoorlijkst, terwijl ze met trillende stem zeide
«Noem mij gerust Beatrice, graaf Victor. Dat hoor
ik het liefst van mijne vrienden en van u. Neen, er
heeft vroeger nooit eene teedere betrekking bestaan en
ik ben overtuigd, dat graaf Norton geen vrees behoeft
te koesteren voor een afwijzend antwoord».
«O, dank, duizendmaal dank
Er volgde een langere stilte. Beatrice’s hart jubelde
van vreugd. Was zij maar weer aan land om papa en
mama, aan Charles, aan Bertha, aan allen het won
derschoons nieuws te vertellenAls in een droom
sloot zij de oogen.
De torenklok van Glengariff sloeg tien uur, toen men
aan land stapte. Graaf Norton hielp haar uit de boot
I
—I
01