AIMS- Efl iDÏERTEflTlBBLlD SPORT EN GYMNASTIEK. Blanca’s geheim. I I IWI! SNEES Efl OJSTRM. I I Zaterdag 18 December 1809. No. 101. 64e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. r (Wordt vervolgd.) Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Bewerkt door AM O. ver- ze koude, zelfs tegen wee- ne- aan ons verleden Za- «En mag ik dan eens vragen, hoeveel jij om hem geeft, als je hem niet liefhebt «Ei, op wien ben ik dan verliefd «Op Charles luidde het stellige antwoord van Bea trice. «Ontken dat eens, als je durft! Jij bent op Charles verliefd en Charles op jou en zij keek Bertha zoo scherp aan, dat deze de oogen neersloeg. »De dubbelzinnige rol, die je gespeeld hebt, strekt je tot eer Voordat jij tusschen ons kwam, onderscheidde graaf Norton mij bij elke gelegenheid. Als ik niet het ongeluk had gehad ziek te worden, dan had hij reeds bij den overtocht uit Amerika aanzoek om mijn hand gedaan. Maar nu was je nacht en dag samen «Houd op,’•BeatriceJe fantaseert »Je begrijpt wel, wat ik daarmee zeggen wil. Je hebt je best gedaan om hem te boeien, totdat hij ein delijk in je macht was. Toen wist je zijn jaloersch- heid nog op te wekken door je omgang met mijn broer, en dit gaf den doorslag. Je hebt het goed overlegd, Bertha, ik wensch je het loon, dat je verdiend hebt «Dank voor je goede wenschen*, antwoordde Bertha nu op spottenden toon. «Ik acht mjj te goed, om op je verwijten te antwoorden. Als je mij zulke dingen toedicht, is het mij geheel onverschillig, hoe je over me djnkt. -- Hoe het zij, graaf Norton heeft mij de eer bewezen zich met mij te verloven, hij bemint mij en ik heb hem genomen. Als jelui mekaar te Macroom niet begrepen hebt, dan ben ik daarvoor niet verant woordelijk te stellen. Ik ga je nu weer verlaten, Bea trice, dat is voor ons beiden het beste «Ga niet heen«, gebood Beatrice. «Ga niet heen, maar beantwoord mij deze vraag Bemin je Charles Bertha keerde zich om en liet een lach hooren. spreken. Hoe kan daar nu een misverstand in het spel komen «En toch is dat zooLieve Beatrice, graaf Norton moest wel met je ouders spreken, maar niet met be trekking op jou*. «Bertha riep zij uit en wilde opspringen, vergeten de, dat haar toestand haar dit belette. Haar oogen schoten vuur. »Wat zeg je daar Zeg op, ik beveel het je «Nu, dan, Beatrice, wat de graaf met je besproken heeft in de boot op het meer dat bedoelde hij niet zooals jij het begrepen hebt. Hij doelde op mij «Op jou «Ja, op my, Beatrice Hij heeft mjj ten huwelijk gevraagde. »Wat? En wat heb je «Ik heb zijn aanzoek aangenomen. Dezen morgen heb ik den graaf het jawoord gegeven Er volgde een lange poos stilte. Het gelaat van Beatrice was bijna niet te herkennen, zoo vertrokken was het. Plotseling verborg zij het in haar handen en barstte in tranen uit. «Beatrice riep Bertha, die er van aangedaan was, «om God’s wil, schrei toch niet zoo Heb je hem dan zoo innig lief Als met een tooverslag verdwenen haar tranen. «Hem liefhebben?» riep zij uit. «Ik denk er niet aan. Maar dat is ongehoord. Waarom maakte hij me dan voortdurend het hof? Waarom sprak hij dan woorden tot me, die ik niet anders kon opvat ten dan als een bekentenis van zijn liefde voor mij Waarom dat, als hij jou tot vrouw begeerde? En het ergste is nog, dat jij niet zooveel om hem geeft Zij keek de arme Bertha aan, alsof ze haar met de oogen wilde vernietigen. Engelschen en de Noren, twee krachtige vol ken. De Engelschen zijn later dan wij, Ne derlanders, begonnen op ’t wereldterrein een naam te maken, maar zij hielden ’t langer vol dan wij. Toen bij ons de inzinking kwam, gingen zij door en werden de eersten der we reld. Toen in de tweede helft der 19e eeuw ook andere volkeren op den voorgrond wilden treden, behielden de Engelschen hun hoogen rang. Waarom? Ze zijn niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk flink. Ze mogen een eigendunkelijk, een trotsch karakter hebben, hun energie van eeuwen en het resultaat van dat eeuwenlang streven geeft hun het recht zoo fier te zijn. En dat ze lichamelijk zoo flink zijn, het staat zeer zeker in verband met hun liefde voor de sport. Waar is die meer ontwikkeld dan in Engeland? O, ge denkt zeker met weemoed, moed voor ons Nederlanders, aan de groote derlaag, die de Britsche voetballers Nederlandsen elftal toebrachten, terdag te Londen! Zeker, daar denk ik aan. landsch elftal, zegt ge? Het was Hollandsch elftal, waarin Oostelijke le klasse-competitie. HOOFDSTUK XXII. 29). 'Vervolg. Het was bijna twaalf uur. In elegant toilet lag Bea trice op een ottomane in de woonkamer van de eerste verdieping van het slot Powsys. Nadat zij alleen ont beten had, waren eerst haar mama, later lady Carley gekomen, om naar haar bevinden te vragen. Zij telde die bezoeken echter niet, zij wenschte iemand anders te zien, en die «iemand* kwam maar niet. Een boek, dat zjj in de hand had, kon haar gedachtenloop niet wjjzigen. Ze ging zoo eens na: eerst die ongelukkige val op den gladden vloer in de gang, dan de pijn, die haar gezwollen voet haar veroorzaakte. In de volgen de twee of drie dagen zou zij daar nog niet af zijn. En wie zou in dien tijd een wakend oog op graaf Norton houden Daarbij kwam nog, dat de volgende week een groot gezelschap op het slot Powsys zou komen. Zij danste zoo gaarne en zou zij nu aan den wand mogen zitten O, het was verschrikkelijk Terwijl zjj dit alles bedacht, ging de deur open en Bertha trad binnen. In haar jeugdige schoonheid zag ze er zoo bekoorlijk mogelijk uit. «Goeden morgen, Beatrice*, zei ze. «Hoe gaat het met je? Doet je voet nog pijn?* Zij trad nader en drukte haar nicht een kus op de wangen. Het bevallig voorkomen van Bertha was nu Sport is gymnastiek. Deze uitspraak hoort ge dagelijks, hebt ge reeds honderdmaal ge hoord. En als ge er eenige bedenkingen te gen oppert, krijgt ge meestal ten antwoord: Nu ja, sport vertegenwoordigt niet, omvat niet de geheele gymnastiek. Maar zij is toch een deel er van en zooals de gymnastiek dienen moet om den geheelen lichamelijken, en daar mee ook gedeeltelijk den geestelijken mensch te ontwikkelen, gedachtig aan het bekende spreekwoord: «Een gezonde ziel huist in een gezond lichaam*, zoo dient toch ook de sport om het lichaam in al zijn geledingen te ont wikkelen, te sterken, te harden, lenig te maken. Mijnheer, jongeheer, jonge dame, die dit onderschrijft, ge zijt zeker een beminnaar(res), dus ook een beoefenaar(res) der sport, althans van een of meer takken van sport. In elk geval voorstander, dat ge het zoo flink daar voor cpneemt. We prijzen u om uw enthousi asme en willen alleen hopen, dat ge dit niet al te ver drijft. Want dan wordt sport iets verkeerds. O, zult ge zeggen, de sport kan niet keerd zijn. Ze maakt lenig, sterk; vlug, hardt tegen vermoeienis en hitte, ze maakt ’t oog vlug, den geest vlug, ze maakt beraden menschen, kloeke hersenen, ze vormt menschen, die weten wat ze willen, die lichamelijk en ook geestelijk iets prestee- ren. Ze drijft den jansaliegeest uit de harten, die verfoeilijke jansaliegeest, waaraan ons volk een eeuw lang heeft geleden. Dat de sport goed, zelfs uitmuntend werkt, bewijzen de ze iets verkeerds. Het is mooi als men met voetballen de eerste is, of mede tot de eersten behoort, maar ge overdrijft. Er zijn nog andere takken van sport en in sommige daarvan maken we toch een behoor lijke figuur. Onze Jaap Eden maakte op ’t ijs een record over de tien kilometer, reeds zooveel jaren geleden, en dat toch nog nooit weer bereikt, laat staan overtroffen is. Onze Friesche hardrijder is op de korte baan nog steeds een kraan. Onze Nederlandsche zwem mers en roeiers mogen er zijn. Onze zeelie den mogen er zijn. Ja, zeelieden, zeilen is toch ook sport. En nu hebben we wel niet zulke groote jachten als sommige rijkaards onder de groote volken, maar wat onze eenvoudige zee lieden aandurven, bewijst toch groot, onover troffen zeemanschap. Maar te veel sport? Ge kent immers ook de klacht der leeraren van HBS en Gymna sia: De studie lijdt thans schade, doordat de jongelui hun hoofd vol hebben van alle moge lijke soorten van sport, zóó vol, dat er geen voldoende ambitie meer blijft voor de studie, die toch hun hoofdsport moet zijn. Waarom gaan in de laatste jaren de Duitschers harder vooruit op ’t wereldtooneel dan de Engelschen? Is ’t niet, omdat in Engeland de juistgenoem- de klacht der leeraren nog meer grond van bestaan heeft dan bij ons? In Duitschland heeft men eenige tientallen van jaren hard ge studeerd en gewerkt en als er nu op sommig gebied reeds teekenen van verslapping, van verweeking en te veel verfijning te bespeu ren zijn, dan zal dit eens de oorzaak zijn, dat de opwaartsche beweging der Duitschers ver mindert in snelheid, ophoudt, zelfs verandert in achteruitgang. Gymnastiek en sport, ze zijn er van ’t begin der wereld geweest en zullen er wel altijd blij ven. Sedert L. Jahn en anderen hun schouders er onder plaatsten, kreeg de gymnastiek een plaats in ons maatschappelijk leven, een voor name plaats. En daarna vroeg de sport een nog voornamer plaats, vooral bij de jongeren, een plaats zoo groot, dat oude menschen zich er haast niet meer in kunnen denken. Zooals ’t tegenwoordig gaat, dat zelfs de ge ringste jongen ’t eerst of ook alleen ziet naar wat de sportrubriek geeft, dat is overdreven en daarom af te keuren. Goede en voldoende gymnastiek en sport, dat geeft gezonde menschen, maar zij alleen kunnen de wereld niet in haar voegen houden. Een Neder- eigenlijk een een enkele van de En die Ooste lijke, moet ik daar nog ach en wee over roe pen? In de Westelijke klasse zijn de beste spelers en die presteeren nu jaren achtereen nog niets tegenover de Engelschen. Men ziet ze daar in Albion aankomen als de broekkies, die een lesje gaan halen. En tegen die Wes telijke zijn de Oostelijke voetballers in ons land niet bestand. En dan, wij hier in ’t noor den, in Friesland, Groningen en Drente, wij beteekenen nog zooveel minder. De Engelschen wonnen ’t steeds verre van onze beste jonge voetballers en dat geeft hun ’t recht fier te zijn.* Ja, de sport, ze is een uitvloeisel van, ze vindt haar oorzaak in de Britsche kracht. Engelsche kracht, onderne mingsgeest, fierheid en sport! dat zijn zaken, die bijeen behooren, die onafscheidelijk van elkaar zijn. De Engelschen bewijzen, dat de sport veel, zeer veel beteekent, Genoeg, genoeg, waarde enthousiast! Neen, nog niet genoeg! Of is ’t u genoeg, dat wij in de oogen der Britten den jansalie- naam der 18e eeuw terugkrijgen? Dat wij in hunne oogen gelden als een minderwaardig volk; als een volk, niet alleen klein in zielen tal en bevolkte grond, maar ook nog klein als mensch? Ziet ge niet dat dit groote gevolgen moet hebben'ó Als men ons minacht of ten minste geringschat, verliezen wij’t zoonoodige respect. Waarom zou men er dan tegen op zien, ons staatkundig als minderwaardig te beschouwen? Waarom zou men, uit respect voor onze flinkheid, de hand afhouden van ons kostbaar koloniaal bezit? Zeker, die zware nederlaag van onze voet ballers te Londen, een nederlaag, die met vo rige nederlagen reeds een reeks vormt, een reeks, niet afgebroken door ook maar een en kele minder zware nederlaag of gelijk spel, laat staan van een overwinning, o, die doet ons pijn. Voor de zooveelste maal zagen we onze beste jongelui vertrekken. Hoop bezielde ons, omdat ze nu getraind waren door een der allerbeste Britsche spelers. En dan zoo’n ne derlaag! Neen, dat doet ons pijn. Dat moet onze natie in de oogen der wereld verlagen, kleiner maken. Onze sportlieden worden of liever zijn zoo doende de risee van de Britsche sportsmen. Neen, we zijn niet meer in tel. En wat moet dat voor onze jonge mannen, die toch zoo hun best deden, neerdrukkend werken. Als de krijger ten oorlog trekt met de gedachte: Als ik durf, moed, élan, onver schrokken kalmte heb, kan ik winnen, moet ik winnen, en hij weet, die eigenschappen te be zitten in de ure des gevaars, dan heeft hij reeds half gewonnen. Maar als hij ten strijde trekt, zich aangordt met de gedachte: Wij kunnen ’t toch niet winnen, dan heeft hij reeds verloren. We we ten ’t uit onze eigen historie. Volken zijn groot geworden door de overtuiging, kracht tot groote daden te bezitten. Andere volken zijn ten onder gegaan of tot knechtschap ge doemd, omdat ze zich als minderwaardig be schouwden. Die nederlaag van jl. Zaterdag is niet enkel een nederlaag voor onze elf, ook niet voor al onze voetballers, neen, ze is een nationale nederlaag, waarom we moeten treuren, waar over we in zak en asch moeten zitten. En nog eens herhaal ik: De sport is noodzakelijk, veel, zeer veel sport is noodzakelijk. Ze maakt een volk groot, energiek, ze doet het vooraan staan in de rijen der volkeren. Nog eens, genoeg, genoeg, waarde en thousiast. We luisteren gaarne naar uw geest drift en voelen er zeer veel voor. Maar heusch, ge overdrijft. En zooals we zooeven zeiden, als men de sport overdrijft, dan wordt juist niet geschikt om de slechte stemming van het verwonde meisje te verbeteren. «Ach, wat pijn antwoordde zij. «Ik wou, dat ik mijn Fransche hakken in New-York gelaten had. Zeg, Bertha, hoe laat ben je opgestaan «Nu zal het komen dacht deze en deed moeite een glimlach te onderdrukken maar gelukkig kon Beatrice haar niet zien; ze stond achter haar stoel. «Hoe laat? Zoo omstreeks;tien uur. Je weet, ik be hoor tot de langslapers*. «Heb je den graaf al gezien «Ja zekerWij hebben samen gewandeld «Samen gewandeld Waarover heb jelui zoo al ge praat Vroeg hij naar mij «Ja, antwoordde Bertha twijfelend, «natuurlijk vroeg hij naar je «Zei hij niets van van je weet wel «Van het plan om met je te trouwen Neen, geen woord Zachtkens sloeg Bertha haar arm om haar nicht en vroeg«Lieve Beatrice, denk je niet, dat er een klein misverstand heeft geheerscht bij het gesprek op dien avond, toen wij op het meer van Macroom gevaren hebben «Een misverstand herhaalde Beatrice verwonderd. «Ik begrijp je niet, spreek toch duidelijk Berthastond verlegen om de rechte woorden te kiezen. «Dat zal ik doen, al valt het mij ook zwaar. Ik moet je iets mededeelen, dat niet zeer aangenaam voor je is. Nu, Beatrice er was een misverstand in het spel!* «Ik begrijp nog altijd niet, wat je bedoelt, Bertha riep Beatrice uit. «Spreek je van dat varen te Macroom? Hij vroeg me toen of ik met hem wilde trouwen dat wil zeggen, op bedekte wijze bekende hij mij zijn liefde. Eindelijk zei hij, dat hij met mijn ouders zou ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. I A 4 4»

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1