Kerstmis.
Blanca’s geheim.
8IRIWS- ES AWEKTESTIEBLAD
VOOli SSEEE ES MS'MEJ.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
Bewerkt door AMO.
De mensch is veel meer dan men meent toegan
kelijk voor tegenspraak en terechtwijzing. Zij moet al
leen maar niet heftig zijn, zelfs al is zij gegrond.
Het hart is een bloem gelijk, die open blijft voor
den zachtvallenden dauw, maar zich voor den plasre
gen sluit.
te ontvluchten
de vrije, gezonde lucht te zoe-
binnen ongezond en buiten zoo
Papa Stuart was de eenige, die door deze onver
wachte tijding getroffen was. Hij had, evenals Beatri
ce, tamelijk zeker op succes gerekend en nu deze
nederlaagNadat hij zijn gevoelens op heftige wijze
had lucht gegeven, wist hjj niets beters te doen, dan
zichzelven en Beatrice te troosten met kapitein Ham
mond, den tweede onder hun nieuwe adellijke ken
nissen.
Beatrice volgde nauwkeurig den wijzen raad van
haar papa en wijdde zich na het diner uitsluitend aan
den jongen kapitein.
Lady Carley wendde hoofdpijn voor en ging naar
haar kamer. Graaf Victor deed haar uitgeleide. Char
les had nog geen gelegenheid gehad om Bertha te
naderen; nu deed hij het. Plotseling stond hij naast
haar en sprak «Het was mij heden nog niet vergund
mijn schoone nicht te naderen. (Bertha ging een ril
ling door de leden, toen zij zijn stem hoorde). Bea
trice heeft me het nieuws van je verloving medege
deeld. Het is wel overbodig je nog te verzekeren, dat
ik je van harte gelukwensch
Zij sloeg haar oogen op en keek hem aan, maar
zijn stem, zijn gelaat verried geen gemoedsbeweging.
Uit zijn blik sprak niet anders dan de hartelijkheid eens
broeders.
Op dat oogenblik trad graaf Norton binnen. Char-
les Stuart ziende, kwam de jaloezie bij hem boven. On
willekeurig besefte hij, dat die man sedert lang de
liefde bezat, welke Bertha hem niet geven kon.
Slechts met moeite verborg hij deze gedachte achter
het masker van een vrendelijk gelaat.
«Kom ik te vroeg met mijn gelukwenschen, graaf
Norton?* vroeg Charles met vriendelijke openhartigheid.
«Als dat zoo is, dan verontschuldigt mijn bloedverwant
schap met miss Darrell mijn al te grooten ijver, is
gelukkig, heer graaf. Het is zeker niet meer noodig
u iets toe te wenschen, wat u reeds in ruime mate
ten deel valt
Graaf Victor's jaloezie verdween bij deze woorden
als sneeuw voor de zon. Met open oog zag hij Char
les aan en schudde hem de hand.
Bijna onwillekeurig wendde Bertha het gelaat af.
Dat alles zoo gekomen was, dat was haar eigen vrije
wil geweest, maar dat Charles haar zoo vriendelijk
geluk kon wenschen, terwijl hij nauwkeurig wist, hoe
het met haar hart gesteld was, dat kon zij niet
verdragen.
Het overige van den avond wijdde Bertha geheel aan
haar verloofde. Haar vrijmoedige vriendelijkheid, die
de graaf nog nooit zoo in haar had opgemerkt, ver
vulde hem met de hoop, dat zijn liefde eenmaal be
antwoord zou worden; in zijn blikken was die hoop
duidelijk te lezen.
HOOFDSTUK XXIV.
Den volgenden morgen was de lucht grauw en be
wolkt. De zon bleef achter dichte nevelen verscholen.
Bertha had zich wegens hoofdpijn aan het ontbijt
laten verontschuldigen en daar stond nu graaf Norton
aan het venster en keek naar het onprettige weer.
Wat zou hij met den vervelenden morgen aanvangen?
vroeg hij zich zelven af, toen een bediende binnentrad
en hem verzocht bij zijn tante te komen.
Lady Carley was alleen. Men kon zien, dat zij ge
schreid had.
«Tante, het doet mij leed u zoo bedroefd te zien.
U heeft weer geschreid*, zeide Victor, haar naderende.
«Kom hier eens bij me zitten, kind*, antwoordde lady
Carley. «Ja, ik heb geschreid. Ik heb je laten roepen
om je alles te zeggen, wat op dit oogenblik raadzaam
Kersttijd! De dagen zijn op
zijn haast geen dagen meer.
HOOFDSTUK XXIII.
31). Vervolg.
»Het is hier onvergelijkelijk schoon*, fluisterde Bertha
graaf Victor toe. «En waar is de kamer, waarin je
mama
Zij schrikte van de uitdrukking op zijn gelaat en
bleef in haar woorden steken.
»O, Victor, wees niet boos om mijn vraag*, vleide ze.
»Je vergist je, Bertha Hoe zou ik boos op je zijn
Kom, je zal die kamer zien
Na weinige minuten stond Bertha op den drempel
van de kamer, waar Victor's mama, de ongelukkige
gravin Margaretha, haar dood gevonden had door de
hand eens moordenaars. Zij rilde bij die gedachte.
Het was daar donker, de gordijnen waren neergela
ten. Er was niets verplaatstdaar stond de wieg nog,
daar het tafeltje, waarop de dolk gelegen had en ginds
de stoel bij het venster. Bertha overzag alles met één
blik en drong weer naar de deur. Weldra waren zij
buiten in den heerlijken zonneschijn, waar het meisje
met een verlicht hart ademhaalde.
»Als ik ooit meesteres op dit slot word, laat ik die
kamer dichtmetselen*, sprak zij, nog onder den akeligen
indruk van daareven.
»En wanneer wil je hier meesteres zjjn Zeg het
maar, lieveling
Wanneer? Wie weet misschien nooit
«Bertha
«Waarom niet? Kan ik niet sterven? Kan er geen
onverwacht bezwaar opkomen
«Ondenkbaar 1* zeide hij, maar zijn toon verried
schrik: men kon hooren, dat hij zelf aan dit woord
twijfelde. «Bepaal zelf den dag van ons huwelijk, Ber
tha Je bent vrij in je daden en ik eveneens. Waarom
zouden wij dan wachten Bertha, mag het tegen het
eind van Mei zijn? Of in de eerste helft van Juni
«Welzeker niet 1 Het is de gewoonte niet zoo in
overhaasting te trouwen!*
«Nu, laten wij het dan op Augustus stellen Maar
geen dag later
«Laten wij het dan bepalen op het begin van Septem
ber*, zei Bertha, die moest lachen om zijn hartstoch
telijk aandringen.
«Goed, dan wordt ons huwelijk bepaald op den eer
sten September
Terwijl de uren voor het jonge paar in vroolijkheid
zoo snel voorbijgingen, scheen het Beatrice toe, dat de
tijd voortkroop als een slak. Zij had haar mama het
nieuws van Bertha’s verloving als iets ongehoords
voorgesteld, zonder bij haar de verwachte belangstel
ling aan te treffen. Mevrouw Stuart was van nature
weinig ontvankelijk voor hevige gemoedsaandoeningen,
zoodat ook deze tijding niet vermocht haar uit haar ge
lijkmoedige stemming te brengen.
Daarover teleurgesteld, hoopte ze bij haar broeder
Charles meer weerklank te vinden. De kalmte, waar
mee hij het nieuws echter opnam, bracht haar bijna
tot vertwijfeling. Daar begreep zij niets van Zij had
twee goede oogen; wat zij bij Charles had opgemerkt,
was dat dan geen liefde
Met Kerstmis gaat men nog het meest naar
de kerken. Velen, die er anders niet of zelden
komen, gaan met Kerstdag den dienst in hunne
kerken bij wonen. Of men gaat naar den Kerst
boom, die in zoovele kerken geplant is, of
naar het Kerstkribbetje. Velen hebben thuis
een Kerstboom. De liederen, die dan gezon
gen worden, ademen godsdienstzin. Men hoort
van vrede op aarde, van een stillen, een hei
ligen nacht. Kunstenaars op vocaal of instru
mentaal gebied, en zangvereenigingen geven
uitvoeringen van gewijde muziek. In de Kerst
dagen alleen kan men die meer bij wonen dan
in de andere tijden des jaars te zamen.
Maar alles werkt ook mede om de Kerstda
gen tot een huiselijk, een stemmig feest te
maken.
In den zomer roept de herleefde, groeiende,
bloeiende, zich in haar volle kracht vertoonende
natuur ons naar buiten, naar bosch en heuvel,
zee en duin. De natuur, grootsch in haar
voorkomen, wekt zelf de menschen op om den
benauwden huiselijken haard
en ’t buiten in
ken. Dan is ’t
gezond.
Maar in den
’t kortst. Het
De natuur is in doodstijd, schijnt haar eeuwi
gen slaap te zijn ingegaan.
Het is buiten koud, guur, nevelachtig, on
gezond. Het is er donker, triest, naar! En
binnen is ’t warm, brandt helder ’t vuur, is
vroolijk licht. Binnen kan men rustig zijn,
zonder de ongemakken van de natuur te moeten
verdragen.
Gelukkige Kerstdagen. De tegenwoordige
wereld met haar haast, gejaagdheid, drijft de
menschen, die bijeenbehooren, uit elkaar. Men
wordt vreemder van elkaar; omdat men niet
bijeen is.
Maar met de Kerstdagen werkt de oude
familie-, de oude vriendenband weer. Die bij
elkaar behoorden, komen weer te zamen. Dat
is misschien de grootste lichtzijde van de
Kerstdagen
Wanneer dit blad verschijnt, staan we weer
aan den vooravond van het Kerstfeest, het
groote Kerstfeest. De treinen en andere ver
voermiddelen zitten weer vol met reizigers, die
nu juist niet voor zaken uitgaan. Het zijn
niet zoozeer de gewone reizigers, de handels-
menschen, die men ’t heele jaar tusschen de
wielen ziet, die men er aantreft van Maan
dagmorgen tot minstens Vrijdagavond. Ja, ook
deze habitué’s van den trein, die reizen met
evenveel gemak als anderen thuis of in hun
koffiehuis of vriendenkring zitten, maken van
de Kerstdagen gebruik. Het is dan toch niks
gedaan voor de zaken. De najaarsleveranties
zijn alle gedaan, nabestellingen uitgevoerd; het
voorjaar is nog lang niet in aantocht en al
moet de winkelier zorgen, eenigen tijd te vo
ren z’n goederen te bestellen, al zijn er ook,
bijv, in ’t mantel vak, die reeds in ’t najaar er
op uit waren om opdracht te geven voor ’t ko
mende voorjaarsseizoen, in den tijd van Kerst
mis tot begin Januari is er toch in zaken niets
te beginnen. De handelsreizigers hebben dus
ook hun stillen tijd en reizen veelal ook, om
een aangenamen Kersttijd te passeer en.
Maar de groote beweging in ’t verkeer per
spoor, enz., komt van de talloos velen, die an
ders niet tot de gewone reizigers behooren.
Niet alleen ziet men zeer vele onderwijzers,
leeraren, enz. Menschen, die er gewoonlijk
driemaal per jaar op uittrekken en die ook
met een zeker gemak reizen, al ziet men da
delijk dat ze niet tot ’t gewone reizend publiek
behooren. Ze mogen zich een air geven, alsof
ze heusch heel gemakkelijk reizen en ze doen
dat ook werkelijk; dadelijk ziet men toch, dat
ze niet tot het gilde der commissionairs, enz.
behooren. Ja, zult ge zeggen, een schoolmees
ter kent men er toch spoedig uit; die heeft
altijd iets, dat hem onderscheidt. Och, stellen
we dit praatje ter zijde, zetten we dit oude
paardje dadelijk weer op stal. Want och, ook
andere menschen onderscheiden zich weer door
’t een of ander; de «schoolmeesters* hebben van
eeuwen her nu eenmaal een naam (’t komt
natuurlijk ook hierdoor, dat ieder uit z’n kin
derjaren zooveel van den meester onthouden
heeft en ook nog daaraan, dat ze vroeger
over ’t algemeen, thans niet meer zoo in ’t ge
neraal, iets bijzonders over zich hadden; waar
bij dan kwam, dat ze vroeger door moeilijker
levensomstandigheden, waarbij ze toch een
zeker air van ontwikkeling moesten houden,
meer reden tot opmerkingen gaven). Doch
daarover basta; we zijn niet van zins hier een
type te leveren.
Handelsreizigers onderscheiden zich ook.
Ze laten ’t zoo bemerken, dat ze thuis zijn in
den trein. Ze hebben ook «ik en weet niet
wat*, dat hen typeert.
Maar met de Kerstdagen ziet men nog zoo
vele anderen, die, al is ’t reizen thans haast
voor allen een minder ongewone zaak gewor
den, toch niet gemakkelijk zich bewegen.
Vooreerst, die menschen, men heeft er zoo-
velen onder, die wel de gewone school door-
loopen hebben, maar die toch van den loop
der treinen, trams, booten niet zoo precies
alles afweten, die van de verschillende maat
schappijen weinig meer dan den naam kennen,
wier topografische kennis vrij gering is. Als
ze bijv, te Leeuwarden den trein nemen en
met moeite en na veel navragen den geschik-
ten sneltrein gevonden hebben, dan begrijpen
ze nog niet voldoende, hoe goed de aan
de wagons hangende bordjes hun kunnen hel
pen. Zij moeten bijv, naar Amersfoort en zien
bordjes hangen: Leeuwarden—Amsterdam,
enz. Die bordjes, voor een ontwikkeld reizi
ger zoo gemakkelijk, helpen hem weinig of
niets.
En meen niet, dat dit alleen in Friesland,
Groningen, zoo is. Och neen; de Hollanders
uit de groote steden lijken zooveel ontwikkel
der, doen handiger, maar dezer kennis van de
kaart is vaak ook belachelijk gering. Hun flux
de bouche geeft dan niet veel.
Maar met de Kerstdagen ziet men ook nog
reizen, en juist dan misschien ’t meest, van die
echte, ouderwetsche typen, menschen van oude
degelijkheid, ouderwetsch gekleed en die vol
strekt niet begrijpen, dat de tegenwoordige tijd
in’t teeken van 't verkeer staat. Menschen,
die nog heelemaal de usances hebben van onze
overgrootouders en die met minder gemak,
minder gerustheid een spoorreis van een uur
tje maken dan een geroutineerde een halve
wereldreis maakt.
We mogen ze wel, die oude typen, voorbeel
den van eenvoud, maar ook van ouderwetsche
degelijkheid.
Steeds zijn er menschen in den trein, die,
omdat ze iets nieuwerwetscher, maar veel min
der degelijk zijn, omdat ze iets beter met het
treinverkeer op de hoogte zijn, daarom ’t recht
meenen te hebben, op zulke menschen met
een soort van medelijdend dédain neer te zien.
En dat zijn dan vaak nieuwerwetschen, die
ook al gauw verlegen zouden zitten,als ze eens een
wat grooter of een andere route zouden moeten
maken. Ze meenen groot te doen en zijn
eigenlijk zeer klein.
Neen, voor zulke ouderwetsche, degelijke
menschen hebben we respect en liefst helpen
we ze zooveel mogelijk, zoodat ze zich in
den trein beter op hun gemak gevoelen.
Zoo trekt dan de halve wereld er op uit
om het Kerstfeest te vieren.
Gelukkige, echt huiselijke dagen!
In den zomer, met Pinksteren en in den
grooten vacantietijd, dan trekt men er ook op
uit. Maar dan verdwijnt al het huiselijke. Dan
ontvlucht men huis en familie om te genieten
van een vreemde omgeving. Men trekt naar
de groote steden, naar de bosschen, naar de
zee, naar de heuvelen, naar de duinen. Men
zoekt z’n vreugde in juist eens onhuiselijk te
zijn.
Maar met de Kerstdagen, dan zoeken de
kinderen, die ver van den huiselijken, van den
ouderlijken haard een werkkring vonden, dien
ouderlijken haard weer op. Dagen te voren
werkt reeds de herinnering aan dien zaligen
kindertijd en in de Kerstdagen leeft men weer
bijna als voorheen.
De Kersttijd is veel veranderd, zult ge zeg
gen. De ideeën van een groot deel der men
schen zijn gewijzigd. Kerstmis is niet meer
’t godsdienstige feest, het kerkelijke feest van
voorheen. Terwijl vroeger allen geloovig wa
ren, met Kerstmis hoofdzakelijk door het gods
dienstige van ’t feest in een zekere stemming
kwamen, zijn er thans zoovelen, (de a.s. volks
telling zal het uitwijzen), die er volstrekt geen
geloof meer op nahouden en van hen, die nog
geloovig zijn, zit ’t er niet zoo diep meer in.
Ja, zelfs zij, die nog ten volle gelooven als
hunne overgrootouders, voelen toch de wer
king van den nieuwen tijd.
We geven u gelijk. Niemand, die mee moet
varen in den strijd des tijds, ontkomt geheel
aan de werking van den tijdgeest.
Maar toch, vergelijk nu eens Kerstmis, Pa-
schen en Pinksteren; valt ’t u dan niet op,
hoe juist Kerstmis het allermeest z’n ouden
stempel van godsdienstzin behouden heeft
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
I
L
-Cr