lOOR SNEEK El 0 WREKEN.
1
Blanca’s geheim.
i
I
NIEUWS- ES illïEKTEMlEilBI)
19094910.
I]
65e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
ill
bij hen reeds goed.
Ze
be-
uw
'I
I
Bewerkt door AM O.
k|
zien voleindigd worden,
toekomst, maar ook een
‘if
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
doch Bertha gevoelde op dit oogenblik alleen den slag,
die aan haar teleurgestelde berekeningen werd toe
gebracht.
»Victor«, zei ze, «ik ben geen dweepster met teedere
gevoelens, dat weet ge 1 Mijn levensbeschouwing is
practisch, dat weet ge; ik wil gaarne bekennen, dat deze
tijding een geheele verandering brengt in mjjn gevoe
lens. Ik heb reeds vroeger gezegd, dat mjjn liefde
voor u niet groot is. wilde zonder die liefde toch
tevreden zijn. Ik wil nu oprecht spreken. Met u trou
wen, wanneer u geen rang, geen rijkdom bezit dat
zou ik alleen doen, wanneer mijn liefde zoo groot was
als de uwe. Waarom zou ik u thans misleiden,
terwijl het nog tijd is om terug te treden Geloof mjj,
met mijn wereldsche gezindheid ben ik niet waard,
dat een man als u zich om mij ten gronde richt. Zeg
het mij daarom openhartig, of u mij kan huwen zonder
dat u in rang of rijkdom vermindert. Het best is,
dat wij nu. rondborstig spreken, lis ge uw woord
terug wilt nemen, ik ben elk oogenblik bereid het u
terug te geven. Als mijn openhartigheid u kwetst,
duidt mij dit niet ten kwade. Ik beschouw het als
mijn plicht, thans zonder eenige terughouding te
spreken
Hij luisterde aandachtig naar ieder woord, terwijl
hij daar doodsbleek van haar lippen de beslissing over
zijn levenslot verbeidde.
«Bertba, mijn eenig geluk, is het werkelijk je wil,
dat ik je zal verlaten
Werd zij getroffen door zijn veDwijfeling?
«Neen, dat verlang ik niet. Ik heb u mijn woord
gegeven en ik ben bereid het te houden. Maar ver
lang geen liefde of toegenegenheid van mij. Ik wil
uw vrouw worden, eerbaar en getrouw, - - misschien
dat ik u later leer liefhebben
(Wordt vervolgd).
Die menschen moet men beklagen. Maar
men mag ze niet verachten. Integendeel, men
mag hun ijver de noodige achting niet ont
houden en moet medevoelen met hun tegen
spoed.
Maar des te meer zijn de jongelieden te ver
achten, die nog de toekomst van ’t rijpe leven
vóór zich hebben en niets doen om te trach
ten daarvan een gelukkige toekomst te maken.
Als dezen jongelieden tóch een gelukkige
toekomst te beurt valt, zou men, vooral met
’t oog op hen, die buiten hunne schuld veron
gelukt zijn op de wereldzee, haast geneigd zijn
uit te roepen: Hoe jammer! Waarom dezen,
die ’t niet verdienden, wel geluk, waarom heeft
’t noodlot dit niet op die anderen overge
bracht?
Ook de ouderen, zij, die in de volle kracht
des levens staan of reeds eenigszins achter 't
levenszenith staan, hebben een verleden, een
heden en een toekomst. Alle drie wegen bij
hen. Zij schouwen in ’t reeds lange verleden
dat hen bracht op de plaats waar ze nu zijn.
Ze doen hun best in het heden, omdat ze
reeds vóór zich zien aan breken een toekomst,
die ze liefst gelukkig doorbrengen, gelukkig,
in betrekkelijken welstand, in rustige gemoe
delijkheid.
En nu nog zij, die reeds den avond des le
vens bereikten.
Hoe verschillend moeten de gewaarwordin
gen zijn. De eenen hebben een rustigen ou
den dag gevonden, een ouden dag zonder zorgen,
zonder harden arbeid, een tijd van gemoedelijk
geestesleven.
Anderen zijn nog niet tot rust gekomen.
Sommigen moeten nog hard werken, zoo hard
als hunne verminderde en steeds zich vermin
derende krachten dat nog toelaten. Geen rust
in den levensavond, een rust, die hun zoo goed
zou passen en die ze misschien dubbel en dwars
verdienden, omdat hun voorgaand leven een
leven van noeste vlijt, van steeds doorgaande
werkzaamheid was.
Met zulke menschen moet men ’t innigste
medelijden hebben, groote hoogachting mag
hun niet onthouden worden.
Anderen vervallen op hun ouden dag tot af
hankelijkheid; afhankelijkheid op maatschappe
lijk of geestelijk terrein, of op beide.
Hoezeer te bejammeren, waar een eervolle
levensavond zoozeer voor allen gewenscht is.
Eindelijk degenen, die geheel aan ’t einde
van hun aardschen loopbaan staan en nog
slechts het graf voor zich zien. Deze ouden
»lu het leven komen veel treurige en noodlottige
omstandigheden voor en je papa is het slachtoffer van
zoo’n omstandigheid. In heldere oogenblikken spreekt
hij wel over je en hij is het, die bevel gaf, je, in geval
van een huwelijk, bekend te maken met het feit, dat
je nu vernomen hebt. Hij wenscht je echter niet te
zien, voor hij op zijn sterfbed ligt*.
De graaf streek met de hand langs zijn voorhoofd.
«En die dag is niet verre meer», vervolgde Blanca.
«Dan als je papa op zijn sterfbed ligt zal je alles
vernemen, omtrent den dood van je mama. Maar niet
vroeger En hiermede heb ik aan mijn last voldaan 1
Met den middagtrein keer ik terug. Voor ik vertrek
zou ik gaarne het meisje zien, waarop je keus gevallen
is Zou je onder eenig voorwendsel met haar in den
tuin willen gaan, zoodat ik haar door dit venster eens
zien kan
«Ik zal het beproeven. En mag ik haar met
goedvinden mededeelen, dat papa nog leeft
«Zeg het haar maar verzwijg wie hem verpleegt!
En kom dan terug om afscheid van mij te nemen
Onmiddellijk verliet Victor het vertrek van zijn tante
en ging naar het woonsalon. Daar trof hij mevrouw
Stuart in gezelschap van Beatrice en kapitein Ham
mond. Bertha was daar niet.
«Is Bertha niet hier geweest vroeg hij. «Ik wilde
haar gaarne spreken
«Bertha dwaalt in den regen rond evenals de Wan
delende Jood antwoordde Beatrice. «Waarschijnlijk
zijn vochtige lucht en doorweekte schoenen het beste
middel tegen hoofdpijn
Victor had geen tijd om nog naar die laatste woor
den te luisteren. Hij stapte haastig na^r buiten, waar
hij zoo gelukkig was Bertha te vinden. Zonder hoed
en parapluie liep zjj achteloos in den regen door het
park te wandelen.
«Berthariep de graaf, «in zulk weer zonder para
pluie Je zult kou vatten
«Ik vat nooit kou», antwoordde zij lachend. «Het
doet me goed voor mijn hoofd pijn».
Hij bood haar zijn arm en voerde haar als toevallig
onder het venster, waar Blanca stond.
«Bertha*, begon hij met eenigszins beklemd hart,
«ik moet je een onverwacht nieuws vertellen. Als het
niet wreed was, zou ik zeggen, dat het een slechte tij
ding is. Mijn papa leeft nog
«Victor
«Ja, hij is oud en waanzinnig, maar hij leeft. In het
bijzijn van tante Elisabeth vernam ik dit zoo even van
eene vreemde dame Nadat ik zooveel jaren in de
meening verkeerd heb, dat hij dood was, is deze on
verwachte tijding verpletterend voor me. Opzettelijk
heeft men mij in dwaling gebracht; men heeft mij
daarin laten opgroeien, dat drukt mjj terneer».
Bertha stond sprakeloos. Zijn papa in leven 1 En
waanzinnigWas waanzin een erfelijke kwaal in de
familie
Victor zag hoe zij ontstelde. Hij keek naar het ven
ster en ontdekte Blanca’s onderzoekend oog tusschen
de plooien van het gordijn.
«Als uw papa nog leeft, is hij dan graaf Norton
En u niet
Die vraag joeg hem een rilling door de leden. Het
waren de eerste woorden, die Bertha sprak. Haar toon
was koud, onaangenaam. Victor voelde zijn moed zinken.
«Naar den vorm,ja, maar niet met dedaad«, antwoord
de hij. «Mijn papa zal nooit zijn rechten laten gelden.
Ofschoon hij nog leeft, is hij voor de wereld dood.
Maar, Bertha, zou dat verandering brengen in uw ge
voelens? Zou ik u ook moeten verliezen tegelijk met
rang en rijkdom a
Zijn smeekende blik zou een steen ontroerd hebben,
blikken terug in een lang verleden, dat voor
hen zoovele belangrijke gebeurtenissen bevatte.
Momenten van vreugde en leed, van voor-
en tegenspoed. Ze zien hun jeugd, de op
bruisende krachten van hunne jongelingsjaren,
het werken van den tijd, toen hun leven z’n
middaghoogte had bereikt. Alle hoofdgebeur
tenissen bleven onuitwischbaar in hun geest
gegrift en telkens houdt deze zich daarmee bezig.
Bij de jaarwisseling komen deze en derge
lijke gedachten in de harten der menschen op
en daarom is de jaarwisseling een belangrijk
moment.
1909—1910.
Wat heeft, in ’t algemeen gesproken, het
afgeloopen jaar aan de menschheid gebracht
Wat zal het nieuwe jaar haar brengen?
In ons land is de ontwikkeling kalmpjes
doorgegaan, maar toch is 1909 van groote be-
teekenis.
De malaise der vorige jaren is in vele op
zichten in voorspoed verkeerd. Maar niet
in alle opzichten. Na een ellendigen winter,
die zwaarder drukte dan en niet de genoegens
bracht van een gewonen hinken, of zelfs ouder-
wetschen winter, kwamen een lente, zomer en
herfst, die vele verwachtingen van bouw- en
veeboer te leur stelden.
We weten ’t maar al te goed in ons oude
Friesland. En als we nu de koude wateren
zich zien uitstrekken, waar we liever ’t land
er boven zagen, denken we aan de teleurstel
lingen die dit land kweekte, aan de ellende,
die dit te overtollige water reeds gebracht heeft.
De staatkundige ontwikkeling! Reeds de voor
afgaande jaren voorspelden een rechtsche over
winning. Maar wie had kunnen denken, dat
die rechtsche meerderheid zoo groot zou wor
den als ze nog nooit geweest is?
Van groote beteekenis voor ons land is ’t
jaar 1909, omdat ’t laatst van Aprilmaand ons
een prinsesje bracht, waardoor ’t voortbestaan
van ons aloud Oranjehuis, voorloopig tenmin
ste, verzekerd werd. Reeds het einde van 1908
deed ons hopen, een hoop die in de eerste
maanden van 1909 steeds grooter werd, tot
eindelijk de blijde gebeurtenis kwam. De laat
ste telg kreeg nieuw leven en thans, nu we
reeds zoo blijde zijn met 1 eerste Koningskind,
dat hink opgroeit, schijnt er weer nieuwe hoop
te zijn.
Moge 1910 die hoop en dan ten volle
vredigen.
Een prinsje, dat is de grootste hartewensch
van ’t Nederlandsche volk!
Voor de kleinen, die nog bij weinig jaren
kunnen rekenen, is de spanne tijds van 365
dagen een groot tijdperk, omdat één jaar
kring reeds zoo’n belangrijk percentage van
hun geheele leven vormt. Een héél jaar! Als
’t begint, lijkt ’t haast oneindig. Iedere dag
brengt voor hen niet meer bemoeiingen, maar
veel minder dan voor de ouderen, maar ieder
dag brengt hun gewaarwordingen, klein, on-
beteekenend in de oogen der volwassenen,
zelfs vaak door dezen niet eens opgemerkt;
maar voor hen, kleinen, zijn die gewaarwordin
gen van groote beteekenis, wekken bij hen
groote emoties, nemen verstand en hart en
geest in beslag, zooals een wereldgebeurtenis
’t den grooten man der wereld doet.
Maar de portée van die kleine gebeurtenis
jes, gewaarwordingen, gelukjes, ongevalletjes,
ze begrijpen deze nog niet.
Bij hen nog geen berekeningen omtrent de,
tot in verren toekomst werkende, gevolgen
van die gebeurtenissen. Zij, de kleinen, leven
nog bij den dag en in ’t heden. Dat heden
frappeert hen sterk, maar aan de toekomst, die
er op volgen kan, denken ze niet zoozeer; al
leen de onmiddellijke gevolgen in de aller
naaste toekomst vergen hunne attentie.
Gelukkige kinderen in dit opzicht! Die toe
komst drukt nog niet als een centenaarslast
op hun hart. Die toekomst! Ja, ze droomen
misschien gaarne van geluk, van rijkdom, van
voorspoed, van alles wat in hun oog hart en
hoofd kan streelen, maar ze hebben nog zulke
kleine ideeën daaromtrent en het heden neemt
zoo’n overwegende plaats in hunne gemoe
deren in, terwijl berekeningen met ’t oog op de
toekomst hun bijna geheel vreemd zijn. In
dit en in bijna alle opzichten laten ze zich
leiden door degenen, die over hen als ouderen
gesteld zijn.
Natuurlijk, ook in de wereld der kleinen is
vreugde en smart, is voor- en tegenspoed en
heeft dit grooten invloed op hunne ontwik
keling. Maar zij begrijpen dien invloed, die
werking, niet, ondergaan ze leidelijk.
Natuurlijk, wat voor de grooten dingen van
geen of weinig belang zijn, diezelfde dingen
zijn voor de kleinen groote zaken en deze zijn
voor hen van grooten invloed.
En we behoeven ’t niet te herhalen: Even
goed als bij de ouderen, is in ’t leven der klei
nen vreugde en leven, kommervol bestaan
of blakende welstand, weelde en armoede.
HOOFDSTUK XXIV.
33). Vervolg.
«Je doelt op mijn broeder*, sprak Blanca «op J uan
Norton Victor; de misdaad was wreed, vloekwaar
dig en toch heeft men goed gehandeld door den
moordenaar aan de menschelijke rechtvaardigheid te
onttrekken. God alleen kent de paden der menschen
laat dit genoeg zijn
«Ik ga met u mee naar Londen, naar mijn papa
riep de graaf plotseling uit, nadat beiden een poos
hadden gezwegen.
«Dat is onmogelijk!* antwoordde Blanca beslist. «Laat
mij uitsprekenHet is de wil van je papa
«De wil van mijn papa
«Twijfel je P In den laatsten tijd, zij het ook met
groote tusschenpoozen, is hij helder van hoofd Dat
duurt, goddank, slechts enkele oogenblikken
«Waarom zegt u goddank!* vroeg de graaf verwon
derd. «Is het dan beter voor hem, dat zijn verstand
beneveld blijft
«Veel beter, mijn kind! Hij lijdt dan minder dan
wanneer hij klaar bij zijn verstand is en door smarte
lijke herinneringen gekweld wordt. Als je slechts eens
je papa in zoo’n helder oogenblik zag, zou je voortaan
zeker wenschen, dat zijn verstand altijd mocht verduis
terd bljj ven
•Dat is ontzettend!*
Voor de jongelieden is een heele jaarkring
een minder groot deel van het geheele levert
En zij zien zoo’n jaarkring heel anders aan dan
de kleinen.
Bij de kleinen is geen verleden, zijn slechts
’t heden en de toekomst. En van die beiden
neemt ’t heden een overheerschende plaats in.
De kleinen zijn menschjes van één dag, die bij
den dag van heden leven en rekenen. Als dat
heden maar geluk brengt cf schijnt te brengen.
Maar bij de jongelieden, die langzamerhand
hun duizend weken
is een heden en een
verleden.
Dat verleden telt
schouwen door den tijd hunner jeugdige jaren,
zien hun eerste kindsheid, hun schooljaren
vooral. Die schooljaren, de jaren der lagere
school, van ’t voortgezet onderwijs ook.
Voor de meesten hunner vormen de gewone
schooljaren een hoogst belangrijk tijdperk van
zes, zeven, acht jaren.
Ze hebben er massa’s herinneringen, zeer vele
en groote indrukken van overgehouden.
Maar nog niet met vollen ernst begrijpen
ze ’t groote, soms allesbeheerschende belang
van dien tijd.
De tijd van ’t voortgezet onderwijs geeft
hun reeds meer, en steeds meer ernst, naar
mate hunne jaren klimmen bij ’t voortgaan
van dat onderwijs.
Het heden is voor hen ook van groot ge
wicht, maar toch niet zoo van overheerschend
belang als bij de kleinen.
Zij brengen ’t heden in verband met de toe
komst, waarop hun heden vooral den grootst
mogelijken invloed heeft.
Als ze flink zijn, die jongelui, dan toonen ze
kracht, veerkracht, moed in ’t heden, omdat ze
begrijpen, dat daarvan ’t geluk, de welvaart
in de toekomst afhangt.
Jammer, dat er zoovelen zijn, waarvan men
geen flinkheid kan getuigen. Beklagenswaar
dige schepselen! Zij treden in ’t groote leven,
maar begrijpen den ernst daarvan niet. Of
willen dien niet begrijpen. Jammerlijke we
zens! Dwazen, die niet waard zijn te leven.
Zoovelen doen in de jongelingsjaren wel hun
best en zien nóg geen blijde toekomst. Zoo
vele ouderen hebben kunnen getuigen: Wij
deden in onze jeugd ons best, spanden
ons werkelijk in, maar de fortuin was ons niet
gunstig. Het noodlot vervolgde ons, dreef ons
in den hoek, waar jammer en wee slechts hun
deel was.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post fO,5O.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.