IWll SHEEK El MSTIiEffi.
Steeds zwaarder financiën
MEI WS- EHIIlEllTEJTIEliLM)
Zat@rd.as; 8 Januari 1810.
65e Jaargang.
No. 3.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
Blanca’s geheim.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVEBTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/« cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
met de reden, waarom wij naar Amerika terugkeeren.
Gelukkigerwijze is uw toekomst verzekerd. Ik kan
uw papa goede verantwoording doen omtrent de plich
ten, die ik op mij nam. Mijn oprechte wenschen voor
uw geluk heb ik reeds uitgesproken; ik voeg daarbij
het verzoek, ons niet geheel te vergeten. Het ga u
wel, miss Darrell!*
Hij reikte haar de hand en zei nog
»A1 is het nog wat te vroeg, zoo wensch ik toch
de toekomstige gravin Norton mijn gelukwenschen aan
te bieden*.
»Miss Darrell P Waarom noemt hij me zoo dacht
Bertha.
»Ik dank uantwoordde zij koel. »Ik zal lady Carley
en graaf Norton mededeelen, dat u hier is. Natuurlijk
zullen zij u beiden willen begroeten. Het ga u wel,
mijnheer Stuart. Laten wij hopen, dat het met uw
papa niet zoo slecht gesteld is, als u vreest. Mijn
vriendelijke groeten aan mijne nicht, als die ten minste
nog waarde voor haar hebben en gelukkige reis
In majestueuze houding liep zij naar de kamerdeur,
Als vastgenageld bleef Charlesst aan en oogde haar na.
Zoo schoon en toch zoo gevoelloos. Eens ge
loofde hij, dat zij hem beminde.
Zij stond reeds op den drempel; daar wendde zij
eensklaps het hoofd en gaf zij lucht aan de waarach
tige gevoelens van haar hart. Haar trots was gebroken.
Zij keerde terug en greep zijn hand.
»Vaarwel, Charles, mijn teerbeminde, myn eenige
geliefde, vaarwel
Toen stiet ze hem bijna ruw van zich af en verliet
de kamer als voortgejaagd door de Furiën.
Vijf minuten later rolde het rijtuig, dat Charles naar
het station terug voerde, weg.Met Bertha’s laatst vaarwel
trok hij henen in den donderen nacht even donker
als de Levensnacht, die hem wachtte. Wordt vervolgd.
Norton een bevoorrechte plaats in de hoogste kringen
te bezorgen. Het was juist éen dag, nadat de familie
Stuart door den slag getroffen was.
Bertha was juist in een druk gesprek gewikkeld,
toen een bediende haar een naamkaartje hracht en
zeide,.dat de heer in de spreekkamer wachtte.
Zij keek schijnbaar onverschillig op het kaartje en
verbleekte niet. Terwijl zij met een lachend gelaat
haar verontschuldiging aanbood, stond zij op. Haar
hart kromp echter van weedom ineen.
Een oogenblik later trad zij de spreekkamer binnen.
Haar oogen richtte zij onmiddellijk op den onverwach-
ten bezoeker op Charles. Een minuut stonden zij
stom tegenover elkaar. Toen boog hij en sprak
»Ik vrees u te storen, wantik kom onverwacht, maar
u zult me dat willen vergeven, hoop ik, als ik u me
dedeel, waarom ik hier gekomen ben*.
In korte woorden vertelde hij, wat er gebeurd was.
Het huis Stuart was gevallen en het geheele vermogen
in verkeerde speculation verloren gegaan. Zijn papa
was geruïneerd. Hij kwam nu om haar nogmaals vaar
wel te zeggen, als in vroegere tijden.
Als in vroegere tijden Zij gevoelde een geweldigen
aandrang om haar pas verkregen positie te verlaten en
af te zien van alles, wat het leven veraangenaamt, ten
einde een enkele maal te kunnen voldoen aan de in
spraak van haar hart, al moest zij dan ook gaan be
delen.
Maar zij bedwong zich. Geen trek in haar gelaat
verried, welke strijd in haar binnenste gestreden was.
Maar de lippen weigerden haar den dienst, toen zij
hem wilde antwoorden met een nietsbeduidend woord,
zooals de hoogere kringen die in overvloed ter beschik
king hebben.
Haar zwijgen verkeerd uitleggende, vervolgde hij
»Ik wilde niet afreizen, zonder u bekend te maken
Bewerkt door AM O.
HOOFDSTUK XXVI.
35). Vervolg.
»Neem dit aan van mij, Bertha.je zultdaarvoor nog wel
een bruidskleed kunnen koopen*,zeide oude heer Stuart.
Bertha schrikte terug voor hetgeen haar nu een feit
bleek te zijn en bedankte hem in warme bewoordingen,
doch beslist, voor het geschenk.
>Neen, mijn vaderlijke vriend*, sprak zij, »ik heb aan
u reeds meer te danken, dan ik verdiende. Ik mag
dit geschenk niet aannemen. Tante Elisabeth heeft
mij een sluier toegezegd en meer behoef ik niet.
Wanneer ik eenmaal gravin Norton ben, zal het mij
niet aan toiletten ontbreken, al mis ik zeker veel*.
Zwijgend legde hij den wissel weer in zijn portefeuille.
Wat vroeger een droppel in den emmer mocht heeten,
had nu meer waarde gekregen.
Er wachtte Bertha nog een heftig tooneel met Bea
trice, toen deze vernam, dat zij niet meeging naar
Londen.
»Waarom wil je hier blijven
»Omdat graaf Norton en lady Carley het wenschen*.
»En omdat miss Darrell het wenschtO, zeg het
maar ronduit, BerthaWaarom heeft men je dat laten
beloven Zou het soms zijn, omdat men je niet ver
trouwt, als je onder hun oogen vandaan bent
Bertha zweeg en Beatrice, die dit zwijgen op haar
eigen manier uitlegde, vervolgde scherp
»Ik zal je niet verder lastig zijn, Bertha, je leven
lang niet meer. Alles, wat je gedaan hebt het ver
raad, dat je aan mij pleegde, je harteloosheid tegenover
mij dat is meer dan voldoende. Die laatste droppel
doet den vollen beker overloopen. Je stoot ons van
je af ter wille van voorname, adellijke vrienden. Het
zij zoo Je wilt het zoo en ik neem er vrede mee.
Als wij elkaar morgen vaarwel zeggen, hoop ik, dat
het voor eeuwig is
En Bertha was alleenAlweer een vroegere vriend
schap verbroken. Alleen graaf Norton bleef haar o/er;
hij moest het ledige aanvullen. Kon hij dat
Den morgen van het vertrek was zij zeer bleek, toen
ze in het salon kwam om afscheid te nemen. Papa
Stuart drukte haar zenuwachtig de hand, mevrouw
Stuart omhelsde haar teeder en Beatrice drukte voor
den vorm een kusje op haar wangen. Charles drukte
haar hand zacht in de zijne, keek haar met een ge
dwongen glimlach aan en zeide haar even hartelijk
vaarwel, als hij lady Carley deed.
Toen was alles voorbij. De wielen ratelden over de
grintpaden en Bertha had een gevoel, alsof die
wielen over haar hart gingen en het verpletterden,
Dienzelfden avond kwam de familie Stuart te Londen
en nam haar intrek in het hotel Langham.
Maar de mensch wikt, God beschikt.
Daags na de aankomst ontving papa Stuart weer
een van die brieven, waarvan de inhoud hem telken
male verontrust had. Hij was toevallig alleen in de
kamer. Men hoorde plotseling een kreet en toen een val.
In grooten angst kwam mevrouw Stuart toeschieten.
Zij vond haar echtgenoot bewusteloos op den grond
liggen, met den noodlottige» brief nog in de hand.
Weer straalden de vensters van het slot Powsys een
zee van licht uit. Een klein, maar uitgelezen gezel
schap was in het salon bij lady Carley vereenigd. Zij
gaf een feest, met het doel aan de toekomstige gravin
Voor hen, die regeeren zoowel als voor die
geregeerd worden; voor de rijken, die met
duizenden guldens rekenen, zoowel als voor
hen, die hun penningske tweemaal omkeeren
voor ze ’t uitgeven; voor hen, die vast salaris
hebben, zoowel als voor hen, die couponnetjes
knippen van wisselvallige waarde en voor hen,
die in ’t zweet huns" aanschijns hun uren ma
ken en naar de productiviteit daarvan betaald
worden; voor oud en jong, voor iedereen on
geveer is de eigenaardige financiëele ontwik
keling in de laatste tijden van groot belang.
Wij durven ons niet vermeten, deze zaak,
die aan specialiteiten op financieel oeconomisch
gebied reeds heel bezwaarlijk ter oplossing
is, zoodat ze lang niet gelijk er over oordee-
len, wij durven ons niet vermeten ze in een
eenvoudig artikeltje duidelijk te verklaren, te
bespreken in oorzaak en gevolg. Ons eenig
doel is de attentie te vestigen op de verba
zende verandering, die de beschaafde wereld,
ook in financieel opzicht, daardoor met alle
andere zaken in verband staande, in wei
nige tientallen jaren gemaakt heeft en thans
nog bezig is te ondergaan.
Herinnert ge u niet, gij, die de jongste jaren
reeds achter den rug hebt, hoe uwe grootouders
spraken van hun sgoeden ouden tijd.* Resu
meer eens wat ge daarvan al niet gehoord
hebt. De verdiensten konden niet vergele
ken worden bij die van thans. Het waren
allemaal, ook financiëel, veel kleinere verhou
dingen. Men zou ze haast willen vergelijken
bij ja, laten we zeggen, bij toestanden in
Japan en die in modern Europa en Amerika.
Met eenige bezorgdheid zou men haast aan die
vergelijking moeten beginnen. Japan immers,
dat bezig is erg modern te doen, ziet zijn be
woners voor veel kleiner prijsjes (zoo onge
veer als die onzer overgrootouders of liever
nog kleiner) hunne levensomstandigheden re
gelen. Met eenige bezorgdheid gaat men dan
aan het denken: Waar moet ’t op den duur
met de industrie, enz., vooral met de industrie
heen in onze moderne landen van Europa,
Amerika en Zuid-Afrika.
Japannees en Chinees leven van een som
metje, dat bij ons een straatslijper zou tegen
staan. De menschen van het gele ras zijn
minstens even taai, even volhardend als de
blanken, zijn ook even verstandig, even goed
Denk eens aan de onkostenrekening hoofd
stuk mode. Het is eigenlijk bespottelijk voor
den grooten kring der kleine lieden van den
tijd onzer overgrootouders over een apart
hoofdstuk mode-onkosten te spreken. De men
schen, die het konden doen, namen degelijk
goed, dat haast een menschenleeftijd mee kon
(buitendien was men er zuinig mee en gebruikte
de mooie spullen heel weinig) en de mode
had op den snit geen invloed, er was geen
modegril en dus bleef de snit ook goed.
Vergelijk dit eens met de tegenwoordige
mode-toestanden.
Ge moet al heel wat beneden pijl zijn als
man, zoo ge niet jaarlijks minstens éen geheel
nieuw confectie-costuum noodig hebt. En
maak de dames rekening maar heelemaal niet
op. Dames zijn handiger, maken van een
kleinigheid iets nieuws, maar toch, de mode
kost haar heel wat.
Denk eens aan woninghuur. De nieuwe
wetstoestanden dwingen, met name in de steden,
tot steeds hooger opvoering van den huur-
standaard, In de kleine wereld der grootste
landelijke eenvoud gaat dat niet zoo haastig,
daar is men nog zoo dicht bij de oertoestan
den van voor eenige eeuwen, daar werken de
moderne wetten ook niet zoo streng, maar
juist omdat de bevolking der groote steden
en moderne centra thans zoo’n groot deel van
het geheel vormt, en daarbij, vergeet dit vooral
niet, de huishouding van staat, gemeente en
gezin zoo ontzettend veel duurder is, (we
zouden nog meer punten kunnen noemen),
beteekent het eenvoudige platteland zoo wei
nig, wanneer men de rekening van het geheel
opmaakt. Hebt ge bijvoorbeeld niet kunnen
opmerken, dat in een land als Duitschland de
belastingopbrengst van de steden tot die van
’t platteland staat als 3 tot 1
Denk eens aan de voeding en verpleging.
We durven hier haast geen vergelijking te
maken, omdat er ook hier zooveel veranderd
is. Denk er maar eens over na: Vleesch toen
en nu! Groenten! En zoo voort.
Denk eens aan uitgaan. Voor een paar
eeuwen bestond het gezegde, dat men voor
een keer wel eens teren kon tegen een bur
gemeester. Doch toen kwamen die keeren
zoo heel zelden.
En thans? De goede, brave, eerlijke, dege
lijke oude menschjes, die niets van de wereld
(een paar uurtjes verder dan hunne woon-
voor ontwikkeling vatbaar, beschikken door de
hulp der blanken, later en gedeeltelijk nu
reeds door eigen kracht, over even flinke
machines, kunnen zelf met veel minder ver
diensten toe.
Zou ’t niet mogelijk kunnen zijn, dat eens de
concurrentie der gele menschen, nu reeds
in enkele gewesten rond den Grooten Oceaan
onuitstaanbaar voor de blanken, op heel het
terrein der groote industrie zoowel als op dat
der kleine, grooter wordt?
Zeker, als de industrie en de moderne toe
standen zich bij Japanners en Chineezen ont
wikkelen, zullen ook de moderne levensbehoef
ten der blanken voor hen behoeften van ’t da-
gelijksch leven worden, maar dit kan nog al
eenigen tijd duren en de Chineezen hebben
reeds eeuwen lang bewezen, dat zij taai aan
hunne beperkte behoeften blijven vasthouden.
Vóór de gele menschen zich geheel aange
past hebben aan de moderne behoeften der
blanken, zullen zij, geslepen rotten als ze zijn,
misschien reeds de groot-industrie naar zich
getrokken hebben, waardoor thans de blanken
voor een goed deel rijk geworden zijn.
Het is waar, er zijn voorbehoedmiddelen:
In het Westen van de Vereenigde Staten
maakt men wetten, die de gele menschen be
letten binnen te komen. In Australië en
Zuid-Afrika tracht men ook op deze wijze een
Chineezen-slagboom te maken.
Bovendien hebben de regeeringen ’t in hun
macht (dit is wel wat boud gezegd!), door
hooge tarieven ongewenschte artikelen te
keeren.
Maar toch, ons dunkt, de toekomst geeft in
dit opzicht te denken, geeft bezorgdheid, waar
immers reeds ’t heden en de laatste tijd van ’t
verleden bezorgdheid gaf voor ’t gele gevaar.
Doch laten we hier »er een speldje bij ste
ken,* al durven we gelooven, dat in financiëel
opzicht de »gele kwestie* aan de blanken
nog last genoeg kan veroorzaken.
Laten we doorgaan met ’t begin van ons ar
tikeltje.
Herinnert ge u nog, hoe die oude menschen
spraken van vleesch, spek van nog geen drie
stuivers ’t pond, van zeer goedkoope boter en
kaas, van huishuren, die nu belachelijk laag
mogen heeten, van verdiensten, die nu erger
dan hongerloonen zouden genoemd worden.
Denk eens aan de uurloonen der stads-, zoo
wel als der landarbeiders.
plaats) af wisten, ze zijn te tellen. Thans reist
ieder; maakt z’n Pinkster-, Kerstmis-, vacantie-
of wat dan ook voor reisje!
Vroeger, in den goeden ouden tijd, moest
men sparen voor den ouden dag, of men kwam
in ’t armhuis, of, als men hooger stond, zorg
de de familie er voor in allen eenvoud.
Thans zijn er ook nog zeer velen, die zelf
voor den ouden dag moeten zorgen, maar een
groote massa is van staats- of gemeentewege
gepensionneerd.
Niets geen moeite. Nu ja, als zoo langza
merhand de pensioenwetten komen, och dan
komen ook de verhoogingen van de salarissen,
zoodat eigenlijk de staat of gemeente de pen
sioenlast draagt.
De anderen moeten leven en doen »na ve-
nant*, en dus moeten de verdiensten hooger
gesteld worden.
Ge zult zeggen, waarde lezer, dat we een
beetje wild weg schrijven. Ge hebt gelijk,
maar we hebben van te voren gewaarschuwd,
dat anders ons artikel veel, zeer veel te lang
zou moeten worden.
Maar denk toch eens na, hoe overal de
financiëele begrooting zwaarder wordt.
Van vermindering is natuurlijk geen sprake
meer.
Vraagt de minister van het land verhooging
van dit of dat hoofdstukje, dan blijft die ver
hooging bestaan ad calendras graecas. Nooit
geen kans om er meer af te komen, doch
steeds vrees voor telkens terugkomende aan
vragen om verhooging van dit, lotsverbetering
van deze en die. We willen hier geen chicanes
maken en hopen in de verste verte niet, dat
er iemand zal denken: O, die schrijver is tegen
lotsverbetering.
Neen, daar is ’t ons heusch niet om te doen.
Maar we wilden constateeren: Een steeds
opdrijven van alles op financiëel gebied, ’t
Behoort in den lijst van onzen tijd. Maar
kenmerkend is voor dezen tijd: Wat er een
maal bijkomt voor verhooging van salaris, dat
blijft er bij, en steeds blijft de verhoogings-
honger doorwerken.
Daardoor wordt in de moderne landen de
financiëele balans steeds zwaarder en dit is
(nog eens, we moesten eigenlijk uitvoeriger
zijn, maar we stippen slechts punten aan) een
zaak, die hoe langer hoe meer de attentie zal
vorderen.
rif
o
I
L
■i'