VOOR SJEES ES OilSTRHES.
Blanca’s geheim.
NIEUWS- El' AfflRTENTlEBlAD
I
Woensdag 2 Februari 1810.
B5e Jaargang.
No. 10.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
Doch I tramdienst, wordt ’t best verzorgd. Tot ’s avonds apotheker, ’n Kamerbrandje. Maar toch kwa-
onge-
Ze lappen ’t
’m
Bewerkt door AM O.
4
zonk zij snikkend op een stoel neer.
Bertha verliet den ganschen dag haar kamer niet
meer. Zij haalde den koffer te voorschijn, dien zij uit
New York had meegebracht en begon dien, te pakken.
Dat kostte niet veel moeite, want zij pakte slechts dat
in, wat er vroeger in was geweest. Al de fraaie klee-
deren, de sieraden en rijke geschenken, die zij van haar
echtgenoot, van zijn tante of hunne vrienden ontvan
gen had, liet zij onaangeroerd. Zij behield daar niets
van, zelfs den trouwring niet. Zij legde dien bij andere
sieraden in een fraai étui, dat zij sloot, schreef eenige
regelen aan lady Carley en legde het sleuteltje er bij.
Zij schreef
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
is hoeveel hij lijdt, terwijl hij wijkt voor de drin
gendste noodzakelijkheid o, dan moest je hem ver
giffenis schenken 1»
«Denkt u dat vroeg Bertha met een zucht. «Mis
schien misschien ook nietOp dit oogenblik begrijp
ik alleen, dat ik een ellendig, verlaten schepsel ben;
ik kan hem nimmer vergiffenis schenken, maar wel
haten, al stond ik aan zijn sterfbed. Aan zijn edel
moedigheid heb ik nooit getwijfeld. Al was ik eerlijk
genoeg cm te bekennen, dat ik hem alleen trouwde
om zijn rijkdom, aan den anderen kant zijn er toch
dingen, die men niet vergoeden kan met een koninkrijk.
En onder die dingen reken ik den smaad, dien hij mij
heeft aangedaan. Geef mij tijd om na te denken. Mor
gen zal ik mijn besluit mededeelen
Zij keerde zich om en ging naar de deur.
«Bertha*, riep lady Carley, nog eenmaal trachtende
haar tot medelijden te bewegen, «veroordeel hem niet
zoolang je niet alles weetHeb toch medelijden met
hem en met mij. Mijn leven is zoo vol van kommer
en verdriet
Haar geluid ging over in een smartelijk gekerm.
Bertha kwam van de deur terug en sloeg haar armen
om den hals der bedroefde grijze vrouw.
«Lieve, moederlijke vriendin®, sprak zij, «het doet mij
innig leed u zoo bedroefd te zien. Ik wilde dat ik u
tot troost kon zijn
«Dat kan je«, luidde het haastige antwoord. «Blijf bij
me, Bertha 1 Verlaat gij mij nu ook niet! Neem de
plaats in van den zoon, dien ik verloren heb wees
mijn kmd
Bertha’s gelaat bleef somber.
«Morgen zullen wij alles regelen®, antwoftdde zij.
«Wacht dus tot morgen
Het volgende oogenblik was lady Carley alleen. Toen
HOOFDSTUK XXX.
42). Vervolg.
«Je zult dat eenmaal ook opgelost zien», zei lady
Carley, «namelijk in zijn stervensuur. Hoe eerder dat
slaat, hoe beter voor mijn arm kind*.
Bertha maakte een gebaar van ongeduld.
«Laten wij dit gesprek afbrekenAls u het goedvindt,
keer ik naar mijn kamer terug*.
«Wacht nog een oogenblik, BerthaTer wille van u
is Victor gisteren hier geweest. Hij wilde de noodige
maatregelen nemen om voor je toekomst te zorgen*.
«Voor mijn toekomst vroeg Bertha. «In hoeverre
kan graaf Norton nog iets met mjjn toekomst hebben
uit te staan P*
«Lief kind, hoe dwaas, dat je dat nog vraagt! Je
bekent zelf, dat je mijn neef alleen om zijn rijkdom
hebt genomen. Je zult je althans in dit opzicht niet
teleurgesteld zien Wat hij je in het huwelijkscontract
heeft toegewezen en alles, waarover hij nog vrij te
beschikken heeft, zal je bij gerechtelijke acte worden
toegekend. Het vermogen van zijn grootmama, dat
sijn privaat eigendom is, gaat geheel aan je over. Even
zo tehoudt je zjjn naam en zijn rang. Hij is van
Plan een groote reis te ondernemen, misschien naar
het Oosten. Hij mist de kracht om je nog eenmaal
te zien, hjj zou niet van je kunnen scheiden. Bertha,
aoh, Bertha, als je wist, hoe onvermijdelijk dit alles
«Lieve moederlijke Vriendin
Als u deze regelen leest, heb ik het slot Powsys
voor altijd verlaten Tracht niet mij terug te willen
brengen,, mijn besluit staat vast. Ik erken geen
heerschappij over mij en ik verander mijn besluit
niet.
Ik zal mijn weg door de wereld zoeken; kracht
en gezondheid ontbreken mij niet. Wat ik vroeger
hier heb gebracht, ligt in mijn zwarten koffer ge
pakt. U zal wel zoo vriendelijk zijn, het deze week
nog naar Londen te zenden. Al het overige laat ik
achter. Van graaf Norton neem ik niets aan, zelfs
zijn naam niet. U zal wel begrijpen, dat ik niet
anders kan handelen, zoolang ik nog eenige achting
voor mij zelve bezit. Tante Elisabeth, vaarwelAl
zullen wij elkander ook nooit wederzien, vergeet nim
mer, dat ik steeds de grootste vereering en dank
baarheid jegens u blijf koesteren.
Bertha*.
Haar hand had niet gebeefd. Zij vouwde den brief
Die afschuwelijke kometen! Want zij hebben
ér de schuld van. Het oude, oeroude volksge
loof, dat de staartsterren onheil brengen, is
weer bevestigd. Lees de oude Friesche kro
nieken, of de oude Hollandsche, Zeeuwsche,
Geldersche, reeds voor veel meer dan duizend
jaren was ’t een uitgemaakte zaak: de staart
sterren brengen ongeluk.
En nu twee kometen tegelijk!
Afschuwelijke rampen zijn er in de laatste
jaren gebeurd; eigenlijk te veel voor één zoo’n
miserable staartster. Men wist, dat de komeet
van Halley in aantocht was, dus
Doch zóóveel rampen bijeen, ’t is
hoord.
Maar nu is ’t duidelijk,
met d’r tweeën.
Laten we echter alle scherts ter zijde zetten
en jammeren we niet al te luide over onzen vo-
rigen winter, onze laatste lente, dito zomer en
over wat de winter ons nu brengt. In andere
landen is ’t erger gesteld en wie zich aan een
ander spiegelt, enfin, ge kent dit spreek
woord.
Winter geeft verdienst aan de armen, geeft
variatie, is gezonder voor de lichamen dan re
gen en mist, zegt men.
Dit is thans slechts voor een deel waarheid.
Verdienst voor dearmen, medelijden met de
armen, variatie is er gekomen. Maar gezond
winterweer blijft weg.
We hebben hier te Amsterdam in ’t begin
der vorige week niet zooveel last van de
ruim middernacht rijden de trams op alle lijnen,
trekken daarna naar de remises, om over eenige
uren weer in dienst te treden. Maar is er ge
vaar van storing door sneeuw, dan gaan heel
den nacht de veeg-, sproei- en andere wagens
door de stad.
Zeer begrijpelijk! Een dienst, die per dag ver
over de honderd vijftig duizend passagiers
vervoert, is voor een grootte stad met groote
afstanden een levensbehoefte.
Intusschen duurt de staking in de bouwvak
ken steeds voort. Jammer, zal menigeen
zeggen. Er is zooveel werk aan den winkel.
Andere winters moet er op buitengewone wijze
geholpen worden om de allerzwaarste ellende
eenigszins te verzachten. Dan was er geen
werk en dat na een zomer, die ook bijna geen
werk bracht. En thans alle grondwerkers
werken om de aanstaande voorjaarskarweien
van grondvesten te voorzien. Terwijl er reeds
buitengewoon veel metsel-, timmer- en verf-
werk is.
Maar laten we hier niet over doorredeneer en.
Het is de strijd onzer dagen om de macht, om
loonsverhooging ook, om de organisatie te
stevigen.
We zouden zoo zeggen, dat de patroons in
dézen strijd het sterkst staan; om verschillende
redenen. Doch laten we afwachten.
Een dienst, die steeds goed in orde is in
onze goede hoofdstad, dat is zeker de brand
weer. Laat het regenen, sneeuwen, vriezen,
stormen, snikheet of Siberisch koud zijn, onze
brandweer is altijd gereed en altijd vlug. Zoo’n
brandweer kost natuurlijk veel, zeer veel geld.
Uw Sneeker stedelijk budget voor alles en
alles is bijlangena niet voldoende voor ons brand-
weerbudget. Maar er wordt ook veel gevergd
van onze brandweer. Als ge de kranten leest,
zult ge misschien uitroepen: Maar zijn ze dan
in A’dam zóo zorgeloos, of steken ze daar
nog al eens den boel Pardon! In elk geval,
hier wordt dagelijks meermalen de brandweer
gealarmeerd.
Natuurlijk gebeurt het zeer dikwijls, dat er
te veel spuiten aanrukken; op een enkele uit
zondering na gebeurt ’t altijd.
Maar als de brandweer gealarmeerd
wordt in een dichtbevolkte buurt, voor een
groot perceel, dan moet er aangepakt
worden. Zeer dikwijls is de brand reeds ge-
bluscht vóór de eerste spuit ter plaatse is.
Dezer dagen zag ik daarvan twee voorbeel
den. Eerst op het Waterlooplein, tusschen de
beide Amstelstraten. Tweehoog, boven een
der mast niet
ze aan
men er twee stoomspuiten, een autospuit en
een paar gewone spuiten, door paarden getrok
ken. Alleen de eerst aanwezige autospuit had
tien minuten bezigheid.
Grappig was ’t brandje in een steeg tus
schen Nieuwendijk en Voorburgwal. Het was
Vrijdagmorgen. Lastig rijden door de vele
sneeuw. Een autospuit was ’t eerst present.
Ze was me nog geen drie minuten vóór en
toen ik er ging staan kijken, waren de meis
jes van ’t brandhuis druk aan ’t sneeuwballen
met de spuitgasten, die op de auto zaten.
Minder grappig, of liever zeer eng was,
wat ik verleden Donderdag aan de De Ruyter-
kade zag. De «Prins Willem V* van de Kon.
W. Indische Mail was nog niet lang vastge
meerd en men was druk, zeer druk bezig met
lossen: want de retourboot was wat heel laat, (a.s.
Vrijdagmorgen 10 uur moet hij weer vertrek
ken,) dus moest er hard gelost worden. In
tusschen kwam de groote drijvende bok (kraan)
van de Ned. Scheepsbouwmaatschappij langs
zij van de Westindiër. Het bovenstuk van
de achtermast moest vervangen (laat ik even
zeggen, dat de grootere booten, zooalsvan de
«Nederland*, geheel stalen masten hebben;)
worden door een nieuw. Aan boord had men
alle verbindingstouwen (staaldraad) van den
bovensteng verwijderd. Juist had de drijvende
bok z’n plaats ingenomen om dien steng te
lichten, enz. Plotseling, een eng gezicht! Daar
valt de tien meter lange steng omlaag. Eén
man, Dorus Boon, kreeg den zwaaienden top
tegen z’n hoofd. Natuurlijk vermorseld! Een
brancard van ’t gasthuis en voort gaan de
werkzaamheden.
Had men met ’t losmaken
kunnen wachten tot de drijvende bok
z’n takel gesjord had?
Ge zult zeggen: Wat nu, gij Amsterdam
mer, die leeft in en met uw groote stad met
z’n reuzenbelangen, gij spreekt niet over den
nieuwen burgemeester. Pardon, excuseer me.
De bladen hebben er reeds alles van verteld.
Onze aanstaande burgervader heeft een goede
pers, is nog jong, (midden in de veertiger
jaren is voor een A’damsche burgervader niet
oud,) krachtig, werkzaam, is doctor meester, uit
een verstandsfamilie, heeft burgemeestersrou-
tine van uitnemend gehalte opgedaan te Leeu
warden en Arnhem. Wat wil men meer?
Eerst midden-Maart treedt jhr. Roëll in
functie, tot zoo lang blijft de heer Delprat
(wnd) burgemeester.
sneeuw gehad als bij u in ’t Noorden. 1
in de volgende dagen kregen we behoorlijk
ons deel.
Men is er echter op verdacht, op voorbe
reid. De gemeentetram is beter, veel beter er
op voorbereid dan bijv, vóór vier jaren.
Toen heb ik het in Januari gezien, dat de
eerste trams, toch ook electrische, ongeveer na
’s middags twaalf uur den Dam bereikten.
Maar thans! Allerlei wijzen van sneeuwop-
ruiming en voorbehoeding tegen gladheid wor
den toegepast. Men ziet wagens met reus-
achtige wentelende borstels, alles door de elec
trische kracht der bovengrondsche stroomge-
leiding bewogen. Dan wagens met niet bewogen
borstels, die alleen de rails zuiveren van
sneeuwen vuil. Verderpekelwagens,die zorgen,
dat de bevroren sneeuw tot een weeke pap
wordt. Dit laatste is natuurlijk zeer onaange
naam voor de voetgangers, die de rails moeten
oversteken en door die vuilbruine drabbige pap
moeten waden. Dan zijn er wagens,door paarden
getrokken, met ijzeren borden, die de meeste
sneeuw aan den kant werken, dito wagens
met wentelende borstels. Electrische wagens,
die de geul in de rails schoonpeuteren. Verder
geregeld een twaalhonderdtal losse werklieden.
We hebben hier niet zoo’n buitengewonen
sneeuwval gehad, anders zouden er meer noo-
dig zijn.
Reeds in den herfst worden er liefhebbers
voor sneeuwruimen opgeroepen door ’t gemeen
tebestuur. Die zich aanmelden, worden opge
schreven en is hun dienst van noode, dan weten
ze de kantoren, waar ze zich moeten vervoe
gen. Zij krijgen een band om den arm met S. R.
(Stadsreiniging) en een nummer en ze werken
onder toezicht van vastaangestelde gemeente-
reinigers, die bij elke ploeg als baas fungeeren.
Natuurlijk worden de hoofdverkeerswegen en
de asphaltstraten het eerst gereinigd. Schiet
er tijd over, dan komen ook de andere straten
aan de beurt.
Dit gaat dus evenzoo als met de gewone
reiniging der straten en pleinen door middel
van buizen op de Vechtleiding: de hoofdwegen
worden geregeld schoongespoeld en de andere
straten zoo nu en dan eens.
Ge zult 't met mij eens zijn, dat ’t beter
ware, als ook de eigenlijke volksstraten haar
dagelijksche beurt kregen, maar zou dat mo
gelijk zijn?
In de asphaltstraten loopen er verder stads
reinigers met grof zout en met grof grindzand,
die zorgen, dat ’t er niet al te glad is.
De voornaamste dienst voor ’t verkeer, de
was het bijna donker geworden. Voornemens een koord
om den koffer te binden, lichtte zij het deksel op
en kreeg Charles’ brieven in handen. Haar blik werd
verteederd, toen zij met een treurigen glimlach zijn
portret uit het pakje nam.
«Ik geloofde, dat ik je nooit meer zou mogen aan-
zien*, fluisterde zij «en nu ben je mij alles, wat ik
heb*. Zij verborg het portret aan haar boezem, legde
alles nog eens terecht en sloot den koffer. Zij ging
zitten en dacht over de toekomst. Zij zag den strijd
om het bestaan in al zijn ruwheid voor zich.
Wat zou zij doen
In haar binnenste sprak een stem Aanvaard den
strijd des levens en verdien je brood met handenarbeid.
Ga naar Londen en daal af in den afgrond der ellende
en der armoede, dien je hebt willen ontvluchten, door
je vast te klemmen aan een twijfelachtig geluk. Aan
vaard den strijd met moed wie een vasten wil en
kracht bezit, kan niet falen
Onwillekeurig beefde zij terug voor de keuze die
zij doen moest. Zonder middelen en alleen Zou zij
niet ondergaan in het gewoel der wereldstad Doch
zij bleef standvastig; ja, zij zou naar Londen gaan.
Zij had nog twaalf goudstukken in haar beurs, daar
kon zij de reiskosten wel mee betalen.
Om negen uur vertrok de trein uit Chester. Zij
wilde bij het aanbreken van den dag het slot ver
laten, te voet naar Chesholm gaan en daar een rijtuig
nemen, om haar naar het spoorwegstation te brengen.
Dan kon zij om vier uur te Londen zijn.
Zij dacht er niet aan naar haar vaderland terug te
keeren. Behalve, dat zij daarvoor geen geld genoeg
bezat, had zij er ook geen verlangen naar. Wat leven
juoa* uauu uau mei gcuoviu. z.y uuu unci had zij thuis? Neen, er bleef haar niets over, dan
dicht, verzegelde hem en schreef het adres. Intusschen alleen voor zich zelve te leven tot aan haar dood.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
HJRAMT.