VOOR SNEEK ES OWREm. SHOTS- ES ADVERTENTIEBLAD Blanca’s geheim. f} 65o Jaargang. Woensdag 9 Februari 1910. No. 12. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Ter- na- Perry is altijd Allerlei. op XXXII. (Wordt vervolgd). En toch een hoopje te U Bewerkt door AMO. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groots letters naar plaatsruimte. Been haar of kaalhoofdigheid is ook een teeken van voortschreidende leeftijd. Kaalhoofdigheid kan ook ontstaan door ernstige, uitputtende ziekten, door ’t ge regeld dragen van zware lasten op het hoofd, en door de eigenlijke haarziekten, waar de huidarts wel raad op weet. Het aantal dier huidziekten is groot, en elke ziekte vereischt een andere behandeling. Zoo men u dus één middel tegen kaalhoofdigheid aanbeveelt, deuk er dan om, dat het u waarschijnlijk niet kan baten, en er veel meer kans op schaden bestaat. Een op waarneming berustend vermoeden is, dat het wer ken met het hoofd dicht onder een lamp, een zooge naamde studeerlamp, het haar doet uitvallen. Men neme zich dus in acht! Beginnende kaalhoofdigheid kan dikwijls door den huidarts genezen worden. Het bergbeklimmen wordt uitstekend geacht voor de borstorganen, hart en longen, maar vooral ook voor herstel of behoud eener goede spijsvertering voor chronisch maag- en darmlijden. Maar in ons vlakke landje kunnen we dit middel niet toepassen. Een uitnemend surrogaat moet echter zijn het trap- penklimmen, bepaaldelijk het afklimmen. Wie de «trapkuur* kan toepassen en daarbij voor het naar boven gaan van een lift kan gebruik maken, zal zich hierbij zeer wel bevinden. HOOFDSTUK XXXI. 44). Vervolg. Had graaf Victor, Bertha zijn Bertha eindelijk teruggevonden? Sedert tien lange, lange maanden zocht hij te vergeefs naar de vrouw, die hij verloren had. Leefde zij, of was zij dood Niemand wist het. Zij was in de wijde wereld ondergegaan zonder eenig spoor na te laten, of sleet in kommervolle omstandig heden haar treurig leven. Rusteloos zocht hij haar dag en nacht; al het mogelijke had hij gedaan om haar te vinden; hij was naar Amerika gegaan en had in haar vroegere omgeving onderzoek gedaan alles te ver geefs. Eindelijk zag hij het nuttelcoze van zijn zoe ken in en keerde naar Engeland terug. Zoo waren tien maanden verloopen, en in dien tijd had de gelij kenis op Bertha hem tallooze malen op een verkeerd spoor gebracht. Ook deze stem, die hij daar gehoord had, daar twijfelde hij niet aan ook deze stem zou hem slechts bittere teleurstelling bereiden. De tijd van werken zou weldra afgeloopen zijn en dan zou die juffrouw Stuart wel op straat komen om naar huis te gaan. Zes uur 1 Zeven uur 1 Hij Was koortsachtig opgewonden, toen hij een half dozijn modenaaisters den winkel zag verlaten. In de schaduw teruggetrokken keek hij nauwlettend naar het gelaat der meisjes. Daar herkende hij de gedaante, die hij m den winkel zag. Het licht viel op haar gelaat, juist waarop de kommer van vele jaren zijn stempel had gedrukt. Beiden waren in rouwgewaad. Nu en dan keek de eene of de andere op de klok aan den wand. Blijkbaar verwachtten zij iemand, die niet kwam. Het waren lady Carley en Blanca Norton. «Acht uur!» zeide de oudste dame en legde het boek ter zijde. «Als hij plan had gehad den nacht thuis te zijn, dan had hij reeds hier moeten wezen >Ik geef de hoop nog niet op», antwoordde Blanca. »Hij is dikwijls nog later gekomen. Ons gezelschap is voor hem zoo prettig niet zonder haar! Arme Victor! Het is hard, zeer hard voor hem!« «Ik begin te gelooven, dat hij Bertha nooit zal vin den», sprak lady Carley met een zucht. «Neen, dat geloof ik niet! Tegenwoordig verdwijnt een mensch niet zonder een spoor na te laten. Men zal haar vinden, als »Nu?« »Als zij nog leeft «Zij leeft», beweerde lady Carley, «daar ben ik zeker van. Je heht haar niet gekend, zooals ik haar gekend heb. Zij heeft een krachtige gezondheid en om de hand aan zich zelf te slaan daartoe bezat zij te veel moed en wilskracht». «Misschien! de strijd om het bestaan heeft wel meer den sterksten wil gebroken!» «Daar is onze arme Victor het levend bewijs van. Ik wilde, dat hij haar vond». «Het zou niet zoo moeilijk zijn haar te vinden, als Victor van het gewone middel gebruik wilde maken en door de politie onderzoek naar haar liet doen«, zeide Blanca. «Maar hij houdt vast aan zijn idee om haar alleen te vinden en daarbij zet hij zijn eigen leven op het spel. Het is hartverscheurend!» Het tuinhek was opengedaan en weer gesloten. Men Het was te Londen verstikkend warm op den avond van zekeren mooien dag in de maand Juli. Niet verre van de stad stond een landhuis; waarvan de vensters openstonden om het zachte Zuidenwindje toegang te verleenen. In de woonkamer zaten twee dames. De oudste las uit een boek voor, terwijl de andere ijverig de naald hanteerde. Het licht der lamp viel op beider gelaat, oogenblik maakt ge zelf uw boorden en chetten zoo schoon met spons en water, niemand ziet, dat ’t niet door de strijkster daan is. Of dit Oostenrijksch nieuwtje gang zal maken, ja, wie zal dat zeggen? Natuurlijk ziet men bij Perry ook rolschaat sen. Waren en zijn nog steeds de gewone schaatsen zeer ongelijk in waarde en deugde lijkheid (denk maar eens aan de z.g. Keulsche schaatsen), met de rolschaatsen is ’t nog veel erger. Laatst zag ik in den Grand Bazar Fran cais, Reguliersbreestraat, zeker wel een paar honderd paar rolschaatsen uitgestald; ge zaagt ze van één gld., doch ook van acht gld. ’t paar. Een gld. ’t paar; leerwerk, wieltjes, enz., alles samen voor één pop. Het is geen won der, dat ge nog al eens een malheurtje ziet bij de rolschaatsers. Pas heeft zoo’n jongen, reeds vol van ’t aanstaande genot, z’n schaatsen ondergegespt en doet hij de eerste streken of Een der winkels, die in onze stad steeds de aandacht van het groote publiek trekken, is zeker wel de bekende zaak in de Kalverstraat van Perry Co. Perry, die naam is zeker in heel Nederland bekend. Denk maar eens aan de bekende doosjes met Perry-pennen. Waarom die winkel van Perry gewoonlijk een attractie vormt, is nog al duidelijk. Inde etalage is variatie; die etalage is verder niet alledaagsch, niet ordinair. Het publiek is echter ook door ordinaire attracties te vangen. Eerst zag men ’t een tijdlang in een zaakje van de Amstelstraat. Later dezelfde flauwe vertooning in een win keltje van de Kalverstraat: een vent, als clown gekleed, staat eenvoudig in de etalagekast, rookt nu en dan, trekt enkel vervelend komieke gezichten en doet anders niets, heusch waar, er blijft al door menschen voor de ruit staan om dèt toch zien. Dit is gewoonweg flauw van winkelier, clown en publiek. Neen, de groote etalage van interessant. Ge weet, dat Perry in reisartikelen, opgevat in zeer uitgebreiden zin, grossiert. In den laatsten tijd ziet men er als nouveauté de nieuwste witte wasch voor de mannen: boorden, manchetten, fronts; geen stofwasch; ge hebt niets meer met de strijkster te maken; in een man dat ge- op- hoorde het geratel van een wegrollend rijtuig, toen voetstappen op de trap, in de gang en daar stond graaf Victor Norton voor de beide dames. Er moest iets gebeurd zijn, dat bemerkten ze dade lijk aan zijn schitterende oogen. Tante Elisabeth legde het boek in haar schoot. Blanca stond op en keek hem in spanning aan. «Tante Blanca zij is gevonden!» riep hij met heesche stem. Tante Elisabeth gaf een gil, terwijl de graaf als verlamd op een stoel neerzonk en met de hand naar zijn borst greep, waar zijn hart met dubbele slagen klopte. Haastig reikte Blanca hem een glas vurigen wijn. Die dronk verkwikte hem, hij sloeg de oogen weer op, maar nog altijd hijgde hij naar adem, terwijl de beide dames hem angstig gadesloegen. Eindelijk was hij weer zoover hersteld, dat hij zijn ontmoeting kon mededeelen, hoe hij Bertha in een modemagazijn ontdekt had en haar gevolgd was, toen zij dit verliet. Een aanval van hartkramp had hem verhinderd om uit te vorschen, waar zij heenging. Hij had zich toen per rijtuig naar huis laten brengen, hij moest aan de vreugde van zijn hart lucht geven. »Nu«, riep hij plotseling uit, «heeft geen van beiden iets te zeggen? Is het u zoo onverschillig, dat Bertha na zoovele maanden zoekens gevonden is? Eindelijk zag ik haar weder in armoede. O, die gedachte berooft me bijna van mijn verstand! Ik kan het niet verduren!* Hij was opgesprongen en liep zoo opgewonden in de kamer heen en weer, alsof hij werkelijk niet goed bij het hoofd was. heer Roëll heeft geluncht bij den wnd. bur gemeester mr. Delprat, in de Paulus Potterstraat (vlak bij het Rijksmuseum), en gedineerd bij een studie-vriend. Zijn portret is nu wel al gemeen bekend; in de winkels kunt ge voor enkele dubbeltjes een mooi portret-Roëll koopen. Roëll heeft zich dus reeds gewaagd in «den leeuwenkuil» en zich niets bevreesd getoond voor de toekomst en zich niet laten veront- rusten door afscheidsredenen en spotprenten. Welke spotprent ik vooral bedoel, is duide lijk, De «Telegraaf» was weer eens handig. Breng in verband met elkaar door woord speling en beteekenisDaniël in den leeuwen kuil (zie het Bijbelsch verhaal). Daniël A. Roëll. Van Leeuwen, die vrijwillig gevallen is, en de leeuwenkuil. De nieuwe burgemeester, zoo hij nu reeds in functie trad, zou dadelijk een Damocles- zwaard moeten bezitten om onze Dam-kwestie op te lossen. Wat een jansalieachtig gezeur met «ons voornaamste plein*. Flink aan pakken? Kom daar eens mee aan. Er staan ook zooveel strevingen naast elkaar en was de gemeente-portemonnaie nu maar goed gespekt. toen zij dat met den sluier bedekte. Hier was geena vergissing mogehjk zij was hetzijn Bertha! Een oogenblik draaide alles voor zijn oogen; hij waggelde als een dronkaard, die naar een houvast zoekt; toen verzamelde hij al zijn geringe kracht om haar te volgen. Zij was hem reeds dertig i veertig schreden voor en zij stapte goed door. Hij hijgde, terwijl hij al zijn geringe krachten inspande om haar in het oog te kunnen blijven houden. Aan het eind van de Oxfordstraat kon men bijna niet door de menigte heenkomen; maar hoewel Bertha vlug overstak, toch zag hij haar nog. Ook hij stak nog tusschen de rijtuigen door, de straat over, maar toen begaven hem zijn krachten. De bodem scheen onder zijn voeten weg te zinken, terwijl hij in zijn hart een snijdende pijn voelde, alsof daar een mes werd ingestoken. Gelukkig greep hij nog een lantaarn paal, terwijl hij den koetsier van een huurrijtuig met de andere hand een wenk gaf. Nauwelijks kon hij nog zijn adres stamelen en toen zakte hij half bewusteloos in het rijtuig neer. «Nou, die heeft ook te diep in het glaasje gekeken», mompelde de koetsier, terwijl hij de zweep over de paarden legde. winkelraam naar de tuurlijk kunt ge er me. Dat moest m’n vader eens zien! Ja, de jeugd is koning van de straat, wijl gij, als groot mensch, liefst haastig op zij gaat voor een atax, zijn de jongens er heel familiair mee. Vaak draagt zoo’n atax nog op den koop toe een paar niet-betalende pas sagiers, die tusschen de achterwielen een plaatsje weten te vinden en heusch niet bang zijn, als de auto een beetje haast maakt. Jammer voor die waaghalzen, dat de atax in de laatste dagen niet zoo dikwijls op den weg getroffen wordt. Natuurlijk door de staking. Verleden Dinsdag begon ’t. Bijna alle chauffeurs legden ’t bijltje er bij neer. Jammer, ze begonnen al zoo aardig internati onaal te worden. Immers, ze leerden in den laatsten tijd in de Berlitz-school moderne ta len: eerst Duitsch, dan Engelsch, daarna zou Fransch aan de beurt komen. Deze volgorde spreekt voor zich. Als ge ’t lijstje ziet van de logé’s in ’t jaar 1909 in 15 der voornaamste hotels van Amsterdam, dan verklaart zich deze volgorde duidelijk. De atax-maatschappij week niet voor de eischen der chauffeurs. Ze bleef in actie, zij 't ook met minder auto’s, minder chauffeurs en minder diensturen. Een paar dagen later krabbelden de stakers terug, doch dit gat niets. Hier en daar zijn door de chauffeurs groote biljetten aangeplakt, waarin zij den volke kond doen, dat ze 3 gld. 30 per week als loon ont vangen, dus om groote fooien moeten bedelen; dit niet menschwaardig vinden en ’t publiek aanraden: Rijdt niet met de drie-gld.-dertig- cents-onderkruipers en geeft hun in elk geval geen flinke fooi. Nu begrijpt ieder uit deze historie wel, dat de fooien der atax-chauffeurs zeker nog al van beteekenis zijn. Laat ik eerst zeggen, dat er bij die dikke drie gld. nog wel iets komt, bijv, voor kleeding; maar denk er aan, dat zulke chauffeurs geen jongens zijn, die ’t voor een gulden of tien per week willen doen. Ik behoef u natuurlijk niet meer te vertel len, dat onze oud-burgemeester met mevrouw Van Leeuwen Waller netjes bij de Koningin te ’s Hage gedineerd heeft en dat onze nieuwe burgervader, jhr. mr. dr. A. Roëll, verleden week reeds een kijkje genomen heeft in onze stad. Dat het hem te doen was om een kijkje te nemen in het Prinsenhof en kennis te ma ken met heeren wethouders, is duidelijk. De daar verliest hij plotseling een paar wieltjes. Over is de pret! Ik wil echter gelooven, dat meerdere wan delaars dit lot liefst aan alle rolschaatsers be schoren zagen. Want vooral de grootere rij ders, die soms met woest geweld in heele slierten tusschen de kalme wandelaars doorja gen, maken, dat die kalmte bij deze wande laars in angst verkeert. Het duurt net zoo lang, tot de overheid zich gedwongen ziet, aan de einden der drukste straten, naast de bordjes tegen rijwielen en motorrijwielen, ook bordjes met: «Verboden voor rolschaatsers» aan te brengen. Maar Perry heeft van de rolschaats-etalage weer een attractie gemaakt. Men ziet er tuurlijk verschillende soorten, maar o.a. ook een paar van meer dan een eeuw oud. Een paar stevige stukken eikenhout met leerwerk en onder ’t hout ziet men niet vier maar twee stevige wieltjes, die voor de helft in een gleuf van ’t hout aan 't oog onttrokken worden. Met zoo’n paar rolschaatsen kun je voelen, dat je wat onder je voeten hebt. Uit dit eene paar rolschaatsen van 1790 ziet men dus, dat ook dit moderne vervoer- en genot middel niet nieuw is. Nieuw zijn ook niet meer de automaten, al zijn de postautomaten zeker nog zoowat de nieuwste. Onlangs schreef ik er over: Ze vormden met hun drietjes een unicum, alleen te vinden aan den hoek van ’t hoofdpostkantoor. Maar och, ook hier is reeds concurrentie. Voor twee, drie weken stond er reeds een automaat voor vier verschillende postwaarden. Een particuliere onderneming. Natuurlijk werd de prijs der zegels niet verhoogd, doch moes ten de aangebrachte reclames de zaak dekken. Pas stond dat ding een paar dagen op ’t Sophiaplein, vlak bij de Munt, of ’t was ook weer verdwenen. Defect! Voor een goed deel de schuld van de vernielzuchtige jeugd. Een poos later stond ’t ding er weer, maar de lieve jeugd had al spoedig weer twee der vier afdeelink- jes onbruikbaar gemaakt. Ja, die jeugd! Ge staat bijv, vlak vooreen etalage te kijken. Na niet zoo dicht bij staan, of een jongen dringt nog voor u, trapt u uw likdoorns en als ge hem ter zijde duwt, schreeuwt zoo’n bengel: Kijk, Jen, hij nijpt JURANT NEE rr.-- 3

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1