I
Blanca’s geheim..
Woensdag: 23 Februari 1310.
35 e Jaargang.
Ho. 16.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
et
brek
van haar plicht, die haar
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
zelden een
en,
I
Amicitia*
aanstaande burgemeester, jhr. A.
uitgenoodigd om tegenwoordig te
de heer Roëll bleef wijselijk te
Laura
zoolang wij
ano speelde,
opeens begon, was het of hij het in Keulen hoorde
donderen.
48).
-
Bewerkt door AM0.
I
I
I
(tot haar vriendin): Ik heb^mijn man,
verloofd waren, verzwegen, dat ik pi-
Toen ik na de huwelijksvoltrekking
zoek achterwege, ik moet het toch weigeren!®
»Ben enkel verzoek zal je me niet weigeren*, sprak
hij en zijn gelaat helderde op bij die woorden. »lk
wil je alleen verzoeken, dat ik je in mijn stervensuur
nog eens mocht zien! Eer ik van deze, aarde scheid,
moet ik je het duistere raadsel oplossen en dan
zal je me vergiffenis schenken, dat weet ik zeker,
Bertha! Ja, dat zal je en daarom hoop ik spoedig te
sterven. Beloof me, Bertha, dat je komen zult, als
ik je laat roepen!*
»Dat beloof ik«, antwoordde zij, »en ik zal woord
houden! Maar nu vaarwel, Victor!*
Zonder antwoord af te wachten, keerde zij zich om.
Er volgde haar een zucht, die haar hart ontroerde,
maar zij keek niet meer om. De portières vielen dicht,
toen de deur en graaf Victor was weer alleen.
Zjj, die door het woord des priesters voor het leven
vereenigd waren, hadden elkaar weergezien en ver
laten met het bewustzijn, dat zij elkaar nog slechts
eenmaal zouden terugzien, namelijk in het aangezicht
van den dood.
Bertha stapte voort als in een bangen, somberen
droom. Wat lady Carley of Blanca zeiden, hoorde zij
wel, maar ze begreep het nauwelijks. Eén ding wist
ze goed: ze bleef onveranderlijk bij haar besluit.
En toen trad zij naar buiten, in de frissche lucht
van dien heerlijken morgen, waarvan zij echter de
schoonheid niet opmerkte. Het stormde in haar bin-
-allerlei herinneringen kwamen daardoor
weer boven van lang vervlogen dagen, van haar droo-
men van geluk en liefde.
HOOFDSTUK XXXIV.
Zonder veel zelfbewustzijn volgde zij de roepstem
van haar plicht, die haar naar de Oxfordstraat riep.
Het kostbaarste praalgraf in de wereld, is waar
schijnlijk dat van Mohammed.
De edelgesteenten, waarmee dit is versierd, worden
geschat op 25millioen gulden waarde.
»Ik wou, dat ik half zoo mooi was als juffrouw
Bracht,* zei Elise tot Alfred.
»Wel, dat zijt ge, dunkt me,« antwoordde hij ge
dachteloos.
En hij verwonderde er zich over, dat ze op eens
opstond en heenging.
De oude tredmolen des levens kwam weer in beweging;
den ganschen dag vloog de naald rusteloos in haar
hand op en neder. Dikwijls genoeg kwam haar daarbij
het vervallen gelaat van Victor voor den geest; meer
malen meende zij den kreet te hooren, dien hij uitte,
toen hij haar wederzag en onmerkbaar werd zij tot
medelijden gestemd.
De eene week verliep na de andere. Het ontging
haar aandacht niet, dat zij alle avonden op korten af
stand gevolgd werd tot dicht bij haar woning. Zij
wist, wie dat was. Zij begreep ook, waarom Victor
dat deed: hij wilde haar voor mogelijke beleedigingen
beschermen en waande zich onbemerkt.
Omstreeks het midden van September miste zij plot
seling haar beschermer. Den eenen avond na den.anderen
ging zij naar huis, zonder dat iemand haar volgde.
Zij begreep daaruit, dat hem iets moest zijn overkomen.
En dit was ook zoo. Het eenige, dat hem nog staande
hield, de eerste gedachte, als hij ’s morgens opstond,
de laatste, als hij ’s avonds vermoeid ter ruste ging,
dat was: Bertha te volgen, zoodra hij haar zag, haar
te beschermen, totdat zij haar woning bereikt had en
dan vol verlangen naar haar vensters te gluren. Dik
wijls keerde hij eerst laat naar huis terug. Dan volgden
wel koortsachtige, slapelooze nachten en dagen, dat
hij zich uitgeput gevoelde, maar als het avond werd,
keerde hij altijd trouw naar zijn post terug, zoolang
zijn voeten hem dragen konden.
ZÜn jeugdige kracht hield het lang vol tegen zijn
vijand, den dood; maar eindelijk was die kracht
genoeg ondermijnd. Op zekeren morgen kon hij niet
meer opstaan, hjj moest blijven liggen.
Anton, zijn kamerdienaar, onderrichtte dadelijk lady
Carley en Blanca Norton ontbood een dokter.
Deze onderzocht den patiënt nauwkeurig en ver-
HOOFDSTÜK XXXIII.
Vervolg.
■Het doet mij werkelijk leed u lijdende te zien.
“I 1 1—1 ongeval geen nadeelige gevolgen
voor u zal hebben*, zeide Bertha, terwijl zij haar aan
doening verborg en het haar gelukte op denzelfden
koelen toon te spreken als te voren.
Met moeite richtte de graaf zich een weinig op en
keek haar onuitsprekelijk droevig aan.
’Bertha*, riep hij met dezelfde hartverscheurende
uitdrukking in zjjn stem, »Bertha, vergeef mij, heb
medelijden met mij! Je haat me nu, maar je zoudt
zoo hardvochtig niet zijn, als je alles wist!*
Hij raakte haar rechterhand met de zijne aan, ter
wijl zijn oog een blik uit de hare zocht op te vangen.
Een steen zou verteederd zijn en Bertha
»Ik heb diep medelijden met je, Victor*, zei ze
zacht, »maar vergiffenis schenken dat kan ik niet,
zoo engelachtig ben ik niet, dat ik je de smet kan ver
geven, die je op mjjn leven hebt geworpen, neen,
nooit!*
Hij drukte de beide handen voor zijn gelaat, ter-
wjjl hij heeseh en benauwd begon te hoesten.
»Het zou beter zijn geweest, als men mij stil had
laten heengaan*, begon zij weer. »Je bent ziek en
mijn bijzijn windt je noodeloos op. Er werd mij ge
zegd, dat je me iets wilde verzoeken. Laat dat ver-
meerdere menschenlevens kostten; o.a. tweemaal
in de Marnixstraat en een paar malen in
buurt IJ IJ.
Nu, de Woningraad heeft een rapport op
gemaakt, dat op treurige toestanden wijst. Niet
’t minst in de nieuwe stad, die toch minstens
de helft van de bevolking der hoofdstad her
bergt. Vele straten zijn veel te nauw, zoodat
de hoogte der huizenrijen belet, dat overal
voldoende licht doordringt. (We doelen hierbij
nog niet eens op de stegen in de oude stad,
waar ’t nooit licht genoeg wordt.) Tal van
benedenwoningen hebben in ’t seizoen der
korte en nevelachtige dagen nooit voldoende
licht. Een heelen tijd na opkomst der zon is
’t slechts onmiddellijk bij de ramen, mogelijk
om zonder kunstlicht te schrijven.
En dan de toestanden uit zedelijksheidsoogpunt
bezien! En ’t intieme huiselijk verkeer! De over
heid liet jaren lang de revolutiebouw voortgaan.
Donkere, nauwe, vuile trappen, waar soms zes
gezinnen van dezelfde trap gebruik moeten
maken. Veel te weinig ruimte voor elk gezin,
zoodat bij groote huishoudingen heel geen kans
bestaat scheiding te maken tusschen de slaap
gelegenheden van jongen en ouden en van de
beide geslachten. Veel te lichte afscheidingen
tusschen de verschillende woningen, zoodat ’t
intieme, ’t huiselijke moet verdwijnen. Want
waar moet deze blijven, als de eene buur bij
na alles kan hooren, wat er in de woning der
andere gebeurt; als de eene buur in z’n alkoof
de andere buur kan hooren snorken, enz?
Veel te smalle woningen!
Maar dan’t brandgevaar! Er zijn massa’s wonin
gen, waarin de bovenbewoners bij zwaren brand
zich onmogelijk of bijna onmogelijk kunnen red
den. Die lugubre, smalle, donkere trappen werken
juist mede om rook en vuur verder te gelei
den. Kom dan eens beneden! Menig buiten
man, niet gewoon aan Amsterdamsche toe
standen, ziet er heusch tegen op, als hij de
eerste malen eens bij iemand drie-hoog moet
wezen. Waar de bewoner van zoo’n drie-hoog,
doordien hij ’t gewoon is, met ’t grootste ge
mak de trappen opklimt of afholt, ziet de
andere er tegen op om in ’t duistere onbekende
zich te verroeren.
En meen niet, dat men zulke trappen alleen
vindt in de armste volksbuurten en in de
huizenrijen van den revolutiebouw; denk niet
dat ge daarvoor alleen in de nauwe steegjes
moet zijn, waar de vijfde stand woont; of in de
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Wat is een geëmancipeerde vrouw?
Een geëmancipeerde vrouw is niet
zoodanige, die de vrouwelijke deugden afgelegd en,
in plaats daarvan, de mannelijke ondeugden aangeno
men heeft!
nenste en
er alweer over
en breed en aan
met vijf,
klaarde, dat graaf Norton nog hoogstens drie weken te
leven had.
Hoe schitterden Victor’s oogen, toen hij dat hoorde!
Er speelde een glimlach om zijn lippen, een edele
kalmte sprak uit zijn gelaat.
Zwijgend stonden lady Carley en Blanca bij hem,
terwijl haar hart van droefenis dreigde te bersten.
Nu waren ze weer thuis in Cheshire.
Met de grootste voorzichtigheid was de zieke naar
het slot Northminster overgebracht. Hij verlangde uit
drukkelijk op zijn erfslot te sterven en men gaf hem
gaarne aan zijn verlangen toe.
De laatste dagen van September brachten zeer fraai
herfstweer; de natuur vertoonde al het schoons, dat
zij in dit jaargetijde nog tot haar beschikking heeft.
Den laatsten dag van Septembermaand kwam de
dokter nog eens bij hem.
»Wij moeten ons voorbereid houden op het ergste*,
zeide hij. »De wetenschap vermag hier niets meer.
Zijn dagen zijn geteld, ja, eigenlijk de uren!*
De zieke richtte het hoofd op en den dokter kalm
onderzoekend aanziende, fluisterde hij:
.Vergist gij u niet, dokter? Heb ik nog slechts wei
nige dagen te leven?*
»U wenscht de waarheid te vernemen, graaf Norton*,
antwoordde de geneesheer ernstig, »en daarom moet
ik u zeggen: Er is voor u geen redding meer! Sluit
de rekening van uw leven af want dit loopt ten
einde*.
Met een glimlach op de lippen en verlicht van hart
keerde hij het gelaat naar zijn tante en sprak
’Eindelijk, eindelijk mag ik haar wederzien, eindelijk
kan ix haar alles zeggen, wat mij zoo drukt! Ik dank
den goeden God voor deze weldaad. Tante, roep
Bertha dadelijk!*
Arnhem en zond bericht, dat hij zich niet voor
16 Maart (zijne in-functie-treding op ons Prin
senhof) met Amsterdamsche zaken wenschte
te bemoeien.
Doch basta hierover. Ik zal nog heel wat
A’damsche brieven kunnen zenden naar de
Sneeker Courant, voordat de Damkwestie een
vaste richting heeft aangenomen. De meeste
raadsleden zouden wel gaarne zien, dat ’t Pa
leis weer z’n vroegere bestemming herkreeg
en een der raadsleden, de heer Ch. Boissevain
(niet die van ’t Handelsblad, welke ook luis
tert naar den naam Charles B.) vond, dat
Amsterdam rijk genoeg is om de zaak royaal
aan te pakken.
Wie ’t ook royaal aanpakt, dat is bijv, de
slager Van Lierop, Overtoom-hoek C. Huygens-
straat. Deze heeft een groote electrische
slagerij en een heele sectie brutaalvlugge sla
gersjongens jaagt op fietsen de stad door om
de bestellingen te bezorgen. Thans echter
heeft Van Lierop een flinke auto gekregen,
die ’t vleesch nog vlugger rondbrengt.
Nu zullen andere groote slagers, zooals bijv.
Houtman (naar ik meen, een broeder van den
heer J. Houtman te Sneek), ook wel zoo’n
moderne vleeschbezorger moeten hebben.
Laat ik eindigen met Chantecler. (Ge hebt
natuurlijk gelezen van Rostands Chantecler-
opvoering te Parijs). Bij Perry in de Kalver-
straat ziet men reeds eenige dagen in de eta
lage theewarmers en eierwarmers, geheel in
den vorm van Chantecler.
oude straten van Jordaan (de echt-Amsterdam
sche wijk, waar de straten bloemennamen dra
gen) of Jodenbuurt.
Neen, ook op de Prinsengracht zijn meer
dere huizen te vinden met allernaarste
trappen.
Het leven in een groote stad beeft zijn licht
zijden: de loonen zijn er hoog; gij kunt veel
genieten voor weinig geld; er is veel te bele
ven, dat den buitenman onbekend is; er zijn
uitnemende ziekenhuizen, waar ge door de
knapste specialiteiten kunt behandeld worden.
Maar datzelfde groote-stadsleven heeft ook z’n
schaduwzijden, zooals we boven aanstipten.
Weet ge, waar ik eigenlijk niet over durf
beginnen?
Over de Dam-Raadhuis-Paleisplannen.
In zeer oude tijden leefde op ’tzelfde eiland
Kreta, dat thans reeds jarenlang zooveel zor
gen baart aan Turkije, Griekenland en de
groote mogendheden, op dat Kreta, destijds
rijk en welvarend en overdekt met steden,
leefde een koning Minos, die een grooten dool
hof deed bouwen. Daedalus was de bouw
meester en toen deze al de gangen had öpge-
metseld, liet de koning hem met z’n zoon in
den doolhof werpen, om proef-ondervindelijk
aan te toonen, dat ’t gebouw volmaakt aan
zijn doel beantwoordde. Ge kent de rest van
’t verhaal. Het dak was gelukkig nog niet
aangebracht en Daedalus en Icarus namen
vleugels mee, waarmee ze omhoog vlogen.
De eerste vliegmenschen dus, die ’t veel beter
deden dan Latham, Wright en Blériot.
Nu, zoo’n doolhof wordt ons Damplan ook.
Verleden Woensdag werd
vergaderd. Men sprak wijd
’t einde der raadszitting zat men
eigenlijk zes plannen. Zonder eenige vastheid,
die zal doen vermoeden, dat de Raad morgen,
Woensdag, of een daatop weer volgenden
Woensdag uit dezen doolhof van plannen zal
komen.
Verleden Dinsdag hield «Architectura
in Parkzicht (onmiddellijk bij den
ingang van ’t Vondelpark) een groote verga
dering, waarbij het Dagelijksch bestuur der
stad, ongeveer alle raadsleden en tal van ar
chitecten en andere deskundigen tegenwoordig
waren.
Ook de
Roëll, was
zijn. Maar
Reeds meer dan twee maanden duurt de
staking in de bouwvakken voort en wie ziet
het einde? De metselaars-patroons hebben den
tijd en de stakende metselaars en opperlieden
schijnen ook aan geen toegeven te denken.
De georganiseerde en andere werkwillige
metselaars kunnen ook lang niet overal voort.
Bovendien zijn ook tal van timmerlieden,
schilders, stucadoors, smeden tot werkeloosheid
gedwongen. Op verschillende punten in de
oude, maar vooral in de nieuwe stad, staan ge
bouwen, half opgemetseld. Maar de muren rij
zen niet hooger en de steenhoopen verminderen
niet. Hoeveel schade door loonderving lijden
de arbeiders reeds! En ook de patroons heb-
nen zware verliezen te boeken. Werktuigen
staan daar renteloos, worden er niet beter op,
evenmin als ’t reeds gedeeltelijk afgewerkte.
De patroons lijden renteverlies en missen even-
tueele winst.
In ’t begin der staking werden de werkwil
ligen door de stakers gehinderd; een enkele
werd zelfs danig mishandeld. De karweien
werden gepost. De politie moest optreden en
zelfs de a tax kwam helpen, door, na afloop van
't dagwerk, de niet-stakende metselaars vlug
naar huis te brengen. De vrees deed ook me
nig werkwillige van het voortwerken afzien.
Daarna scheen er kalmte te komen. Maar
verleden week begonnen de stakers weer las
tig te worden en nu vcor de patroons. De ge
bouwen, waar de patroons vergaderen, worden
gepost en de patroons op straat hinderlijk
gevolgd. Een der patroons had een keer zelfs
150 begeleidende stakers. En dan ben je niet
voor je pleizier uit.
Niemand komt ook precies te weten, hoeveel
er elke week aan de stakers wordt uitgekeerd.
Deze en hunne leiders houden mondje toe.
Zoodoende komt men niet te weten, hoeveel
ellende er juist geleden wordt, hoelang de
weerstandskassen ’t kunnen uithouden en of er
dus spoedig kans is, dat de stakers, bij ge
brek aan fondsen, zich moeten gewonnen geven.
Nu ik toch over woningen spreek, mag ik
ook wel kortweg vermelden, dat de Woning
raad een enquête heeft ingesteld naar de in
richting der woningen ten opzichte van brand
gevaar, hygiëne, zedelijkheid, enz.
Zooals ge weet, zijn hier branden geweest,
die, door de slechte inrichting der woningen,
mm- us AmmwBiJD
ïim ssEn i a iini
4
»r -
Ik hoop, dat het