MMS- EB AhVERTESTIEBLAB
Blanca’s geheim.
I
Woensdag 2 Maart 1910.
65e Jaargang.
No.? 18.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
Amsterdamsche Brieven.
ver-
HOOFDSTUK XXXVI.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Bewerkt door AM0.
gegeven,
schen Dam,
Vischsteeg en
genoemd naar
van
♦Daar is niet veel van te vertellen!» antwoordde zij.
♦Mjjn leven was zeer alledaagseh. Ik ging uit om
werk te zoeken en ik vond het. Doe je daar nu maar
geen verwijten over, Victor Het viel werkelijk niet
zoo zwaar. Ik geloof dat de spreuk >Arbeid brengt
zegen» waarheid bevat Voor rustelooze, ontevreden
menschen is onophoudelijk werken een zegen Zij
hebben geen tijd om zich ontevreden te gevoelen. Het
ging me daarbij zeer goed en mijn krachten kwamen
mij daarbij heel goed van pas.«
♦Maar om mij te verschoonen, zwijg je van de uren,
dat je niet werkte en van de gedachten die dan bij
je opkwamen,» zeide hij treurig. ♦Ik heb geen oogen-
blik gedacht, dat je het slot Powsys zou verlaten; ik
meende, dat je bij tante Elisabeth zou blijven; dat
had ik beter moeten weten. Ik hield geen rekening
met je trots,voegde hij er met een weemoedig glim
lachje bij.
♦Met mijn trots Neen, met mijn ongevoelig hart,
Victor antwoordde zij deemoedig. .Hoe kon ik zoo
slecht voor je zijn
♦Je hebt niet anders kunnen handelen sprak hij
met warmte, >dat begrijp ik nu, Bertha 1 Maar als je
nog eenmaal gelegenheid krijgt om gelukkig te worden,
Bertha, laat je trots dan het geluk niet afwijzen. En
dat geluk smeek ik voor je af, Bertha Daar hoop
ik op voor je. Ik zou zachter rusten, als ik wist, dat
je nog eens gelukkig zou worden
♦Victor, zwijg! Houd op!» fluisterde zij. ♦Zooveel
goedheid doodt me 1 Ik verdien ze niet
♦Bertha, nog een vraag,» begon hij na een korte poos
stilte. ♦Nog een laatst verzoek Je weigert me dat
niet, wel
♦O, neen, Victor! Spreek, alles zal ik doen
♦Bertha, als ik er niet meer ben, - beloof me, dat
tionale dagen nooit
men den polsslag van
wil voelen kloppen.
Al ’t bovenstaande
me moeten toegeven,
van een
je zult nemen wat je toekomtLaat je trots varen
De weduwe van een graaf Norton moet de waardig
heid ophouden van het geslacht, waarvan zij den
naam draagt en je bent immers mijn vrouw Juan
Norton, die op Martinique met een Creoolsche vrouw
getrouwd is, wordt erfgenaam van het stamgoed. Jij
krijgt de andere goederen en het vermogen van mijn
grootmama, ik heb je dat als vrij privaat-eigendom
in mijn testament vermaakt. Zoo behoed ik je ten
minste voor geldelijke zorgen. Dit is mijn laatste
wensch, ja, mijn bevel! Beloof me, Bertha, dat je
niet in strijd daarmee zult handelen!»
Hoe zou zij zich tegen een stervende verzet hebben,
vooral waar het zulke nietigheden betrof als geld of
goed?
Met gebogen hoofd, terwijl heete tranen langs haar
wangen biggelden, fluisterde zij:
♦Ik beloof het je, Victor!*
Na een paar uren rust ontwaakte Victor en zag hoe
de zonnestralen op het tapijt in de kamer speelden.
♦Doe het venster open, Bertha en laat de zonnestra
len vrij in de kamer stroomen», zei hij zacht. ♦Ik zou
ze nog zoo gaarne eens zien in volle schoonheid*.
Zij voldeed dadelijk aan zijn verlangen en nu zond
de ondergaande zon haar purperlicht met volle bun
dels door het venster.
♦Wat is de aarde toch schoon*, sprak hij. ♦Hoe
schoon moet het dan wel hierboven in het paradijs
zijn*. En hij haalde diep adem, als iemand, die naar
rust verlangt.
♦Lieveling, wat zie je bleek», begon hij weer. ♦Ga
eens in het park, de avond is zoo schoon! Heb maar
geen zorg over mij. Ik zal trachten een beetje te
slapen*.
Zij drukte nog een innigen kus op de lippen van
haar echtgenoot en ging. In later dagen deed het
haar nog goed, dat zij zoo van hem gescheiden was,
terwijl hij haar lachend naoogde.
Bertha ging werktuigelijk de trap af en het park in,
maar ze bleef nauwelijks vijf minuten weg.
De duisternis was in de kamer in die weinige oogen-
blikken snel toegenomen. Zij trad naar het bed, waar
graaf Norton met gesloten oogen rustte. Zij dacht dat
hij sliep, maar hoe dichter ze bij hem kwam, hoe meer
zij verbleekte.
En toen begreep ze het.
Snikkend zonk ze bij het bed op de knieën.
Het moede lichaam had afgestreden
En klaaglijk dof verkondigde het klokgelui, dat graaf
Victor, de laatste van zijn geslacht, tot zijn vaderen
verzameld was.
Twee jaren nadat graaf Norton ontslapen was, stak
in de maand Augustus een mailboot van de Cunard-
lijn in zee. Deze boot had veel passagiers aan boord;
geen hut, geen plaats op het tusschendek
was onbezet gebleven. Uit alle werelddeelen waren
hier menschen samengestroomd, en spoedig was ieder
nieuwsgierig om te zien welke reisgenooten hij had.
Hoofdzakelijk door haar jeugd en schoonheid, trok
een dame de algemeene aandacht. Haar zwarte Wee
ding en haar teruggetrokkenheid konden niet lang
onbemerkt blijven. Ieder vroeg: ♦Wie is zij?»
Op de passagierslijst stond ze vermeld als gravin Nor
ton. Zij was weduwe. Zoo jong nog en reeds we
duwe! Zij reisde met twee kameniers. Eenigen hielden
haar teruggetrokkenheid voor trots, anderen beweerden
meente komt, dat er vooral in de avonduren
als een lijk uit moet zien, dan kan nooit
de bedoeling verwezenlijkt worden, om van
den historischen Dam weer ’t centrum der
stadsbeweging te maken.
En als ’t Paleis weer Stadhuis werd en er
een nieuw paleis ten Zuiden van ’t museum-
terrein zou komen, werd de Dam ook op na
weer ’t centrum, waar
’t Nederlandsche leven
Daar ligt heel wat gemeentegrond, die zoo
lang ze daar onverkocht blijft liggen, heel wat
kapitaal en rente verslindt. Niet alleen, dat
men bij verkoop heel wat geld zou beuren,
waarvan men thans ook de rente derft, maar
het op hoogte brengen heeft ook heel wat
gekost.
Zoo heeft de stad aan de zuid- en oostzijde
vooral groote terreinen, voor een goed deel
voor duur geld aangekocht, voor een deel reeds
opgehoogd. Daar steekt heel wat kapitaal in,
dat rente verslindt, zoolang de terreinen onbe
bouwd blijven liggen.
En nu, met de steeds voortdurende staking,
gaat dat bebouwen al heel langzaam, hoewel
er thans heel wat bouwplannen bestaan.
Aan de overzijde van het IJ had de gemeente
groote plannen. Op een gruot deel van den
gemeentegrond zouden fabrieken komen. Maar
de fabrieken komen niet zoo vlug als B. en W.
verwachtten, en daarom heeft men de plannen
weer veranderd. Nu moeten er meer huizen,
scholen, geboomte, sportterrein komen. En als
dit alles er komt, dan zijn de gemeentelijke
stoomponten (verleden Donderdag brak door
den sterken wind de stalen kabel van de ket-
tingboot) niet in staat voor voldoende verbin
ding te zorgen. Dan moet er een vaste ver
binding komen, een brug of een tunnel. Het
geen heel wat geld zal kosten. Een groot
bezwaar tegen deze brug is, dat de grootste
helft der zeeschepen ten oosten van die brug
hare kaden hebben. Men zou misschien het
voorbeeld van Rotterdam moeten volgen; een
vaste brug over ’t IJ en eventjes verder een
draaibrug over een 10 meter diep nieuw kanaal.
Plannen bestaan er ook bij particulieren.
De rolschaatsenbaan in de stad, ze is er. Nu
hebben we dus de baan in café Oost-Indië
(Watergraafsmeer) en de mooie baan in de
groote zaal van het Paleis voor Volksvlijt.
Zooals ik reeds eerder schreef hebben ook
winkeliers groote plannen. Het is allemaal:
Reusachtige uitbreiding.
Maar of die reuzenuitbreidingen wel alle zul
len rendeeren, er wel alle zullen komen? Men
kan ook te grootsch doen, zelfs voor een stad
als Amsterdam. En dan schrikt men terug,
als men een waarschuwend voorbeeld ziet.
Ik wil niet bepaald zeggen wat dit voor
beeld is; maar ieder, die de Kalverstraat kent,
weet ook, dat Bonneterie een reuzengebouw
is, verleden jaar vergroot en verbouwd naar
HOOFDSTUK XXXV.
50). Vervolg.
Lady Carley schudde het grijze hoofd en zei
♦Mijn kind, het leven is wel schoon, maar als het
leed te diep wortelt, dan is de dood een verlossing.
Voor hem is nog slechts geluk te wachten in de
eeuwigheid, die hij weldra zal binnengaan».
..Lie woorden bleven Bertha dien nacht in den droom
bij. Zij sliep echter vast en de zon stond reeds aan
den hemel, toen zij ontwaakte.
♦Leeft hij nog?» was haar eerste gedachte. Zij
kleedde zich en schelde.
Blanca trad binnen.
♦Ik weet, welke vraag je niet durft uitspreken, arm
kind,« sprak ze en kuste haar. ♦Wees gerust, de slaap
heeft hem versterkt. Hij wacht je.«
Bertha snelde naar beneden. Zij vond graaf Norton
half opgericht tusschen de kussens, die hem onder
steunden. Zijn trekken waren zoo bleek, zoo lijkachlig,
dat zij een oogenblik verstomd stond. Had hij werke
lijk geslapen? Zijn gelaat stond zoo vermoeid. Hij
was de eerste die sprak.
♦Bertha, hoe vreedzaam is het romdom me, nu je
hij me bent 1 Maar ik wil niet over me zei ven spre
ken, zooals gisteren. Je moet me nu je levensloop
vertellen alles, alles wat je geleden hebt door mijn
verkeerde handelwijze.»
bijeenrekenend, zult ge
dat we nog zeer ver
Damvraag-oplossing verwijderd zijn.
De stad met de plannen!
Woensdag werd ook kort en goed beslo
ten, om de onooglijke buurt achter den Jo-
denbreestraat, dus Batavierstraat, Markeneiland,
Uilenburgerstraat, Valkenburgerstraat en wat
daarbij behoort, te onteigenen.
Een reuzenidee!
En dus een daad, zult ge zeggen.
Pardon, uitsluitend een plan. Men was er
zoo haastig mee, om te kunnen voorkomen,
dat verschillende eigenaars van te onteigenen
perceelen nog te veel aan ’t verbouwen gaan,
wat voor de onteigenares slechts een schade
post zou beteekenen.
Natuurlijk moet de rijksregeering eerst wet
telijk de onteigening goedkeuren en een ter
mijn vaststellen, binnen welke de onteigening
een feit moet worden. En dan is ’t nog
niets anders dan een plan.
De stad met de plannen!
Reeds lang bestaat het plan, de veel te
nauwe Vijzelstraat te verbreeden tot twintig
meter, door de huizen aan den westkant dezer
straat een eind achteruit te zetten.
Ook een duur plan, vooral voor de winke
liers in de betreffende perceelen. Vele win
keliers zouden van hun grond niets overhouden,
of enkel zooveel, dat bebouwen de moeite niet
waard zou zijn. Duur voor de gemeente,
die een groot schoolgebouw aan den Wete
ringschans zou moeten amoveeren.
En als het plan doorging tot onteigening
van de onooglijke buurten, die ik zooeven
noemde, zou men in de eerste plaats de beide
Hoogstraten moeten verbreeden. Hetgeen ook
aardig in de papieren zou loopen en heel wat
lapjes van duizend zou kosten.
De gemeente heeft ook groote plannen met
de overzijde van het IJ.
om een plan te maken. Men wil het hui-
zenblok-Van Eyck onteigenen. De rijksregee
ring heeft daartoe bij een wet reeds machtiging
Dit blok bevat al de huizen tus-
Vijgendam, Warmoesstraat en
wordt kortweg blok-Van-Eyck
het wissel- en effectenkantoor
de firma Van Eyck.
Verder zullen volgens ’t aangenomen >plan«
Burg, en Weth. onderzoeken of er mogelijk
heid bestaat, dat de Koningin Haar paleis zou
willen afstaan aan de stad Amsterdam, en zoo
ja, of ’t dan voor Stadhuis geschikt zou zijn.
Bovendien zullen B. en W. nagaan, of er
op ’t terrein, vrijgekomen door afbraak van ’t
bovengenoemde blok en van ’t leelijke Com-
mandantshuis, ook een (stedelijk) regeeringsge-
bouw kan staan.
Zooals ge ziet, zijn we dus eigenlijk nu nog
verder van huis dan toen, ongeveer een jaar
geleden, een drietal ontwerpen van architec
ten bekroond en een vierde door de stad aan
gekocht werd.
Een gewichtig feit is ook, dat de regeering
door den laten (en toch misschien nog te vroe
gen) verkoop van ’t Oude-Beursterrein vele
plannen onmogelijk gemaakt of liever
moord hééft.
Nog mag ik opmerken dat onteigenen duur
werk is en dat ’t dus (al moge A’dam volgens
raadslid Boissevain rijk genoeg zijn,) van ge
zonden koopmansgeest zou getuigen, indien
men trachtte, de grond zoo duur mogelijk te
verkoopen,
Er was immers al een aanbod bij B. en W. in
gekomen van een combinatie, waarvan de be
heerder van 't hotel café Poolsch Koffiehuis de
ziel zou zijn.
Een te stichten eigen gemeentegebouw op
een plaats, waar de gemeentegrond het aller
duurst is, zou integendeel een hoop geld kos
ten. Want tegenover het Paleis kan men
geen prulgebouw plaatsen.
Een niet uit ’t oog te verliezen feit is, dat
dagelijks voorbij den Vijgendam (dus lijn 1 en
13 op den Dam niet medegerekend) 1800
tramwagens passeeren. Zegge achttien maal
honderd. Voeg hierbij al de andere passage
en dan begrijpt ge, dat er voor zoo’n drukke
beweging ruimte moet zijn.
Er is nog meer. Als ’t Paleis paleis blijft en
er dus 51 weken des jaars als een lijk uitziet,
en als daartegenover een gebouw van de ge-
Amsterdam zou men wel de stad met de
plannen kunnen noemen. Want hoevele groote
toekomstplannen bestaan er niet, zoowel bij
de stedelijke regeering als bij particulieren.
Als al die goede voornemens eens verwezen
lijkt werden. Maar tusschen woorden en
daden bestaat zoo’n groot verschil. En al
worden de plannen verwezenlijkt, dan verloopt
er nog zoo’n grooten tijd tusschen. In mijn
vorigen vergeleek ik het Dam Raadhuis
Paleis-vraagstuk bij den ouden Kretenzer dool
hof. Goed geteld waren er een zestal desbe
treffende plannen. Ik vreesde, dat dit zestal
nog kindertjes kon krijgen.
Schijnbaar is die vrees in de Raadszitting
van j.l. Woensdag gelogenstraft. Het voor
stel van Burg, en Weth. werd zelfs zonder
stemming aangenomen, nadat verschillende
raadsleden hunne diverse voorstellen hadden
ingetrokken. Dus nu bestaat er nog maar één
Damplan, zult ge zeggen en daarbij misschien
denken: Die Amsterdamsche briefschrijver is
niet erg op de hoogte!
Pardon, geachte lezer (es), ik was niet zoo
ver mis.
Het goedgekeurde voorstel van Burg, en
Weth. behelst eigenlijk alleen maar het plan
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.