ÏIEEWS- ES AIIÏEIilWIEllLAl) VOOR 81 EK ES HSTHEIEJ. I ff! Ho. 20. Woensdag 9 Maart 1910. 65e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton, Blanca’s geheim. over Ik wil u ook niet Beatrice Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 8 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. nu is Het grootste deel de rolschaats be- dressuur te zien was - blik toe, dien deze echter koeltjes opnam. Hij haalde de schouders op en zei «Je weet immers volstrekt niet, of die herinneringen aan het verledene mevrouw de gravin wel aangenaam zijn». Telkens weer dat «gravin Waarom noemde hij haar niet bij haar voornaam? Waarom liet hij haar telkens dat verschil in stand gevoelen? Bertha stond op om afscheid te nemen. Beatrice sprak nog van blijven, maar haar besluit stond vast. Charles mengde zich daar niet in. «Wil je, dat Charles een rijtuig voor je bestelt? Of wil je te voet gaan?« vroeg Beatrice. «Gravin Norton gaat te voet!« sprak Charles onver wacht. «Het is een mooie avond, ik zal haar wel naar huis geleiden!» Zij beefde, toen zij die woorden hoorde. Weldra was ze gekleed en weder verliet zij met hem het huis, evenals vroeger wel gebeurd was. Haar hand rustte op zijn arm, dat maakte haar reeds gelukkig. »Ach,« sprak ze, «wat is hier alles weinig veranderd! Die straten hier in New-York, die bekende gezichten en gij! Het is, of ik gisteren Sandypoint heb ver laten, en of je me nu eens meeneemt om rond te kijken!» Hij keek haar eens van ter zijde aan. «Sandypoint», herhaalde hij. «Bertha, weet je nog, wat ik je toen gezegd heb? Heb je nooit gewenscht, dat ik toen maar alleen naar New-York teruggekeerd ware?» «Neen, dat heb ik nooit gewenscht!» antwoordde zij openhartig. «Nooit heb ik verwijten gericht, dan tot mezelve. Aan mezelve heb ik het ongeluk van mijn leven te wijten. Ik heb er voor geboet, maar ik heb het overleefd!» ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. pen en alles is gereed voor Dan ook scholen. Nog bestaan er groote plannen voor de overzijde van het IJ, in de z.g. Vogelwijks- landen. Daar komt plantsoen, daar is aange vraagd door een vereeniging, om met behulp van rijksgelden een rij woningen te bouwen. Daar wil de gezondheidscommissie voor het woningtoezicht liefst niet zulke hooge huizen gebouwd zien; hoogstens twee, nog liever een verdieping. (In Friesland zou men zeggen: hui zen van drie en twee verdiepingen). Die commissie heeft ook een verslag 1909 uitgebracht, waaruit blijkt hoeveel hon derden woningen alleen in dat jaar onbewoon baar verklaard werden. Doch basta daarover, schrijven over de «Prins Willem II», die hope loos lang weg blijft en dus wel verdwenen zal zijn met 53 menschenlevens. Hoe lang die boot nu reeds over tijd is, blijke hieruit, Bewerkt door AM0. HOOFDSTUK XXXVII. 52). Vervolg. «Van wien hoorde je het?« vroeg Bertha. «Van kapitein Hammond je herinnert je Ham mond nog wel?« vroeg Beatrice kleurende. «Hij schreef net ons en Zij bleef steken. «Zeg op! Wat schreef hij verder?* drong Bertha aan. «Dat er onmiddellijk na het huwelijk een scheiding volgde. Natuurlijk wilden wij het niet gelooven*. «En toch is het de waarheidverklaarde Bertha zacht. Beatrice keek haar met groote oogen aan. «Is het de waarheid, Bertha? Is het mogelijk? Scheidde je op den huwelijksdag?* •P'®. vJaag greep Bertha in de ziel, maar ze bleef uiterlijk kalm en antwoordde met een zucht: «Ja, op den huwelijksdag scheidden wij om eerst door den dood weer vereenigd te worden. Ik zal je alles vertellen, maar vandaag niet. Er zijn twee jaren over heengegaan, maar ik kan er nooit over spreken, zonder mezelven verwijten te doen. Ik dank God, dat vvij in vrede van elkaar gescheiden zijn, maar ik zal oef mezelven nooit kunnen vergeven!» Er volgde een lange, pijnlijke stilte. «Sedert wanneer ben je in New-York?« vroeg Bea trice eindelijk, en dit bracht het gesprek weer op gang. Bertha vertelde van haar rusteloosheid sedert den dood van haar echtgenoot, van haar bezoek aan haar vader, Carré voor ’t laatst Carré heeft ons weer verlaten. Zooals hij reeds jaren gewoon is, bleef hij hier slechts dertig dagen. Verleden Woensdag was circus in werkelijkheid circus Carré, d. w. z. dat er in ’t gebouw paarden- en deze vertoond werd door den echten troep van den echten Carré. Donderdag was Frits van Haarlem weer in ’t gebouw met zijne specialiteiten. Natuurlijk weer een drom menschen op alle rangen, wat aan de groote zaal zoo’n warm gezellig voor komen geeft. Of er genoten werd? Natuur lijk! Dat is men bij Frits van Haarlem zoo ge woon. Vraag me nu niet een gedetailleerd verslag van wat er vertoond werd. Steeds wordt er voor wat nieuws gezorgd en elke halve maand is er weer een ander programma. En toch ’t gaat met die dingen als met variation op een bekend thema op de piano. De concurrent van Frits van Haarlem blijft steeds Nöggerath met zijn Flora. Laten we opmerken, dat hij ook in Den Haag een Flora heeft, dat in de Wagenstraat aldaar de con current is van Scala, in diezelfde straat. Doch we maken thans geen reisje naar de hofstad en blijven in de hoofdstad. De laatste paar weken genoten de menschen in Flora vooral van een korte revue: Amsterdam op van haar verlangen om hier in New-York iets te ver nemen omtrent oom en tante Stuart en van haar toe vallige ontmoeting met Charles. «Hij zal wel verwonderd geweest zijn, toen hij je daar zoo onverwacht voor zijn oogen zag staan!» «Volstrekt niet!« zei Bertha. «Hij wist dat ik hier was. Hij had het in de vreemdelingenlijst gezien». «En hij heeft er ons niets van gezegd! Dat is afschu welijk», riep Beatrice verontwaardigd. «Ik geloof niet, dat hem daarover een ver wijt kan gedaan worden», meende Bertha. «Ik moet oogsten wat ik gezaaid heb. Niet alle menschen zijn in hunne liefde zoo onbaatzuchtig als jij! Maar jij bent tenminste gelukkig, niet waar Beatrice? Is kapitein Hammond daar ook niet een beetje de oorzaak van?» Beatrice kleurde. «Nu, ja, waarom zou ik het verzwijgen? Met Kerstmis gaan wij trouwen!» «Beatrice!* «Hij deed reeds aan zoek voor het ongeluk ons trof. Toen kon er natuurlijk geen sprake van zijn. Maar nu zijn de omstandigheden veranderd en de zijne ook!» Bertha omhelsde haar. Allen hadden karakter ge toond in dagen van nood en ongeluk, allen hadden hun vrienden ter zijde gestaan zij alleen had hen verlaten. «Wij vestigen ons in Schotland*, vertelde Beatrice verder. «Mama blijft natuurlijk bij Charles, en Stella komt bij haar mijn plaats innemen. Denk je ook niet dat ze een goede zuster zal zijn?« Nog voordat Bertha kon antwoorden, trad Charles binnen. Zijn gelaat had een roode kleur, was dat van de frissche lucht of van iets anders? Het begon intusschen donker te worden- aan de Admir. De Ruyterweg, twee nieuwe R.K. kerken, enz. En er is nog zooveel werk in uitzicht, ver bouwingen op groote schaal en nieuwbouw. Alleen reeds de gemeente Amsterdam zal dit jaar voor wel een millioen gulden nieuw bouw uitbesteden. Reeds is men bezig met het hootdbureau van politie. Dit gebouw be vindt zich aan den O. Zijds Achterburgwal, tusschen de beide Spinhuisstegen. Deze laatste naam zegt veel. Het gebouw is zeer oud en dus ook hecht gebouwd. Ik ben eens naar het afbreken gaan kijken: een binnenmuur van minstens 3-steens dikte. De naam der aan grenzende stegen wijst duidelijk aan, dat hier het oude spinhuis stond. En wat eertijds een spinhuis was, zal ik u niet behoeven te zeg gen; men zat daar evenmin voor z’n pleizier als thans in een gevangenis. Of na afbraak de opbouw zal kunnen be ginnen? Ja, geef daar eens antwoord op; dat zal de tijd moeten leeren. Maar natuurlijk moest er zoolang voor een tijdelijk hoofdbu reau gezorgd worden en dit bevindt zich in een heel ander stadsgedeelte, nl. aan de Stad houderskade, hoek N. Berchemstraat, dus in de Schilderswijk. Verder wil de stad een derde ambachtsschool bouwen en wel op een nieuw terrein aan de Indische buurt, waar de stad reeds jaren ge leden de lage grond door zandophooging voor huizenbouw in orde bracht. nog een viertal voorbereidende rolletjes en ’t refrein, waarin deze woorden voorkwamen, werd al dadelijk door ’t publiek meegezongen of meegebruld. Nu, Amsterdam komt werkelijk hoe langer hoe meer op rolletjes en ’t schijnt dat onze stedelijke regeering nog geen termen heeft gevonden om die rolschaatsers van onze drukste asphaltstraten, vooral van de Kalver- straat, te weren. Te Scheveningen schijnt men voor den aan staanden zomer ook op veel rolschaatsers te rekenen. Althans wordt op den zeeboulevard een asphaltbaan gemaakt. Te Rotterdam wordt ook druk aan deze sport gedaan, maar Rotterdam heeft niet zooveel asphaltstraten als de hoofdstad en de hofstad. En als al die sportsmen in de Rot- terdamsche Hoogstraat moeten rijden, zal ’t voor de wandelaars daar wel wat te lastig worden. De winkeliers van die straat zullen, evengoed als die in onze Kalverstraat, wel gaarne zien, dat daar de rolschaats geweerd wordt. Want kan men de wandelaars ver- deelen in zeer veel kijkers en weinig koopers, terwijl de kijkers nog koopers kunnen worden, de rolschaatsers zijn geen kijkers en ook geen koopers. Naar ik verneem, schijnt de Rotterdamsche politie reeds klachten van ’t wandelend publiek te verzamelen, om later termen te hebben tot ingrijpen. Dus, de rolschaatssport neemt toe. Meldde ik reeds, hier twee rolschaatszalen zijn, in café Oost-Indië en in de groote zaal van ’t Paleis voor Volksvlijt, thans adverteert ook ’t Tol huis (over ’t IJ), dat men daar rolschaatsen kan en wel tegen den halven prijs van ’t Paleis. En verder schijnt ’t nu zeker te zijn, dat op ’t terrein tusschen de ruïne van deb Park schouwburg en ’t Wertheimpark een groot sportgebouw zal komen van gelijke oppervlakte als het oude Beursterrein, van den vloer zal voor stemd zijn. Men ziet er dus nog wel licht in. Waar nog niet veel licht in te zien is, dat is in de werkstaking. Ik bedoel natuurlijk niet de nieuwe staking in de bekende fabriek van bronswerken van Becht en Dyserink, op de Stadhouderskade, waar ongeveer 70 man aan ’t staken zijn. Neen, ik bedoel de staking in de bouwvakken. Men hoort er niets van, hoe stak de lamp aan en maakte nog eenige kleine toebe reidselen voor den avondmaaltijd. «Heb je ’t haar gezegd?» vroeg zij zacht, doch Bertha kon het toch verstaan. »Ja«, antwoordde bij eveneens zacht, «ik heb het gezegd*. «En wat antwoordde ze?» «Zij antwoordde even openhartig als altijd. Morgen komt ze hier om afscheid te nemen!» Het gezelschap ging aan tafel. Bertha was echter niet op haar gemak. De klove, die tusschen haar en Charles gaapte, scheen haar zoo groot, dat die nooit zou kunnen gedempt worden. Zwijgend zat zij daar en haar rouwkleeding deed haar schoonheid op dat oogenblik zeer voordeelig uitkomen. «Bertha, wat ben je mooi geworden», sprak Beatrice onwillekeurig. «Niet waar, Charles?» «Beatrice!* riep Bertha verwijtend, terwijl ze tot achter de ooren bloosde. Charles keek haar over de tafel eens aan op de manier van iemand, die een vreemd voorwerp eens nauwkeurig bekijkt, en zei toen koel «Ik meende, dat gravin Norton onmogelijk nog schoo ner kon worden, maar ik beken mijn dwaling. Aan gezien het ons mannen echter slechts zelden geoor loofd is onze gedachten op dit punt uit te spreken, is het maar beter, dat ik zwijg!» Toen de maaltijd was afgeloopen, drong Beatrice bij Bertha aan, dat ze een lied zou zingen. Zij voldeed aan het verzoek en nam plaats voor de piano, die de familie Stuart in huur had. «Je stem is ook mooier geworden», merkte Beatrice na eenige liederen op. «Zing nu die Duitsche liederen nog eens, die Charles zoo gaarne hoorde, wil je?» en ter zijde wierp zij haar broeder een dartel plagenden veel armoede de stakers lijden, hoe gering de wekelijksche uitkeering is en of de weerstands- kas nog lang in staat zal zijn de uitkeering vol te houden. Ik vermoed, dat die uitkeering niet bijster groot is. Maar zeker is, dat an dere vaklieden, die noodgedwongen ook wer keloos moeten blijven, danig het land hebben aan hunne anarchistische vakgenooten. F.n de patroons, die de staking ook in hunne beurzen kunnen bemerken, wijken geen haar breed. Zij houden streng vol, hetgeen uit ’t volgende moge blijken. Zooals ik vroeger reeds berichtte, is Hirsch en Cie., op het Leidsche plein, voornemens de zaak werkelijk enorm uit te breiden, zoowel aan ’t Leid sche plein als aan de zijde van de Wetering schans. Om meer ruimte voor de zaak te maken, wordt een deel van 't water der We teringschans gedempt, waardoor ’t Leidsche plein een heel stuk grooter wordt. Nu zou die demping plus bestrating en ’t aanbrengen van plantsoen reeds lang geschied zijn als er geen riool noodig was. Maar onder 't Leid sche plein loopt een zeer ruim riool; je kunt er bijna rechtop doorheen wandelen. Dit riool moet dus verlengd worden tot zoo- ve* de demping gaat. En natuurlijk, het is in Amsterdam, moest er eerst zwaar geheid worden; zwaar geheid, opdat ’t riool een ste- vigen grondslag hebbe. Het heien is afgeloo- den metselaar. Doch tevergeefs staat er de machine, die ’t water er uit moet houden; er wordt toch niet gemetseld. Ja, voor een paar weken werden drie metselaars aangenomen, een vader en twee zoons, niet behoorende tot de anarchis ten en ook niet tot de georganiseerden. ’s Avonds werden ze per atax thuis gebracht; een politie agent reed mee. Slechts enkele dagen ging het zoo door. Toen vonden de patroons dat, bij strenge doorvoering van hun principe, zoo niet gewerkt mocht worden en de drie met selaars werden heengezonden. Jammer, hebben we reeds gezegd, dat er juist staking is, terwijl er toch zooveel werk en nog veel meer in uitzicht. Een paar jaren lang was het in den zomer lang zoo druk niet in het bouwvak als thans in den winter. Op meerdere plaatsen is er nieuw werk, waar van het meeste thans stil ligt. Nieuw werk in de oude stad, en achter het Concertgebouw, en in buurt IJ IJ, en achter het Wilhelmina- gasthuis, en juist over de grens der gemeente B.O. 'I i. r

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1