KIEUWS- EN ADTOENTOUD
Vooruitgang in Indië.
HET GEBROKEN BEEN.
I
I
VOOR SfflEK i «I
“B
I
65e Jaargang.
Zaterdag 26 Maart 1910.
No. 26.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tjjde aangenomen.
mannen in het huis gedra-
boven in een mooie, ruime
Spoedig daarop opende hij de oogen.
hij op de doorreis hier gekomen om een bezoek te
brengen.
O, meende hij, ik kan werkelijk even goed te voet
naar het station gaan. Werkelijk.
Neen, neen! De wagen is immers klaar. Buitendien
rijden tante Anna en ik toch naar de stad, om bood
schappen te doen en dan brengen wij u naar het
station.
George had altijd een vooroordeel tegen automobielen
gehad. Ten eerste waren hem de zitplaatsen te on
gemakkelijk en dan voelde hij zich steeds onbehagelijk
als hij hulpeloos aan zoo’n machine was overgegeven.
Het zal mij goed doen, als ik het eindje naar het
station loop, zeide hij.
Neen, neen, kom maar mee, daar rijdt de wagen
reeds voor.
Een paar minuten later zaten zij in de auto, de
beide dames achterin, George voorin bij den chauffeur.
Snel suisden zij weg, toen plotseling bij een bocht
in den weg, waar een boerenhuis stond, een luid ge
kraak weerklonk.
Een andere automobiel, waarvan de chauffeur het
signaal niet gehoord had, was op hun machine ingereden.
George was natuurlijk de eenige gewonde. Hij had
altijd pech. Zij boog zich over hem heen, toen hij
bewusteloos op den grond lag en zij ’t bloed zag, dat uit
een hoofdwonde stroomde. De chauffeur, die eenige
meters ver weggeslingerd was, doch zich niet bezeerd
had, was intusschen naar den dokter geloopen.
Deze kwam onmiddellijk.
Een kwade wond, meende hij.
George werd door twee
gen. Zij brachten hem naar
kamer.
Nu moet ik echter weg, zeide hij met eenige ver
legenheid. Zijn beide groote handen hingen onbeholpen
aan beide kanten van zijn lichaam. Hij was sterk en
groot en linksch, zij teer en lief en bevallig.
Maar u bent toch immers pas aangekomen, meende
zij. Maar, voegde ze er aan toe, daar zij vreesde haar
wensch dat hij nog blijven zou, te duidelijk te kennen
te geven, u hebt stellig nog veel te doen.
Zeker, ja eenige belangrrjke aangelegenheden
Hij aarzelde, toen stootte hij uit: Ik wilde, dat ik
blijven kon.
Zonder twijfel was het hem ernst. Het jonge meisje
glimlachte.
Dat geloof ik niet, antwoordde zij. U brandt van
verlangen, hier weg te komen.
Dat scheen hem in de war te brengen.
Zij wist, dat zij dat, wat ze zei, zelf niet geloofde en
had een onbestemd gevoel, dat zij hem tot tegenspraak
wilde uitlokken.
Ziet u, zei hij verlegen, ik kan werkelijk niet langer
blijven, en daarbij stak hij de hand naar haar uit. Het
ga u goed!
Oho! riep zij. Zoo vlug gaat het toch niet! Ik breng
U met de auto naar het station.
Zij interesseerde zich sterk voor hem, en hij voelde
eveneens veel belangstelling voor haar, doch hij kon
dit niet goed tot uiting brengen want voor hofmaker
deugde hij niet. Zij waren reeds dikwijls bij verschil
lende gelegenheden samen geweest, vandaag nu was
Toch, ondanks mogelijke, in de toekomst
te duchten gevaren, moeten wij onvervaard
voortgaan op den weg, die leidt naar steeds
meer vooruitgang van Indië. Het Grooter-
Nederland daar in de tropen, dat zich als een
krans van parelen slingert om den evenaar, is,
ook ten voordeele van Nederland, maar ook
en vooral niet minder ten voordeele van den
Javaan en den Maleiër, belangrijk vooruitge
gaan.
Voor eenige jaren sprak men van de inzin
king van Java, thans heeft men, juist omge
keerd, Indische idealen.
De tijd van uitbuiting is natuurlijk reeds lang
voorbij.
Hierbij doelen we niet op de eeuwen der
Oostindische Compagnie, welker mannen Indië
en den Indiër slechts gebruikten als een bron
om zich zelf te verrijken, op welke wijze, dat
kwam er niet op aan.
Neen, we doelen op de tientallen jaren der
19e eeuw, waarin ’t cultuurstelsel den inlander
voor onmogelijk lage loonen dwong om koffie
te verbouwen ten behoeve van de veilingen
in ons land en ter vorming van het batig saldo.
Die tijden, waarin we onze spoorwegen in
Nederland bouwden van die batige saldo’s, zijn
voorbij en komen nooit weer terug.
Thans zinspeelt men zelfs verre van ondui
delijk op den plicht der tegenwoordige Ne
derlanders, om dat geld der batige saldo’s van
onze grootvaders aan den Javaan terug te ge
ven. Een idealistische eisch, die wel mooi in
theorie is, maar practisch en tactisch wel on
mogelijk uitvoerbaar zal blijven.
We weten, dat op ons Indisch beheer veel
malen gesmaald wordt en dat bijv, een Am-
sterdamsch Haagsch variété (Flora) langen
tijd succes bij de menschen van ’t schellinkje
en ook der andere rangen trachtte te behalen
door den Indischen soldaat als een moorde
naar van den Maleier voor te stellen in de
bioscope, maar we meenen te mogen beweren:
Nederland heeft ’t eerlijk recht om zich, nu’t
eenmaal zoolang in Indië als de heerscher
bekend is, ook thans nog, natuurlijk zoo hu
maan, zoo rechtvaardig mogelijk, als heerscher
te handhaven en alles te doen, ten einde die
heerschappij beslist algemeen, daadwerkelijk
en billijk te doen zijn.
Jaren hebben we gesukkeld op Atjeh, doch
eux nemen, als ’t zulke dingen schrijft.
Maar toch, in China en de Chineezen, die in
Insulinde wonen, schuilt misschien een toe
komstig gevaar voor ons Koloniaal bezit. Want,
terwijl er zoo weinig Japanners in de Oost
wonen, loopt het aantal daar thuis behoorende
Chineezen in de honderdduizenden. Woonden
er nu ook maar een heel of een half millioentje
Nederlanders, maar ons aantal is nauwelijks
een tiende deel van dat der Indische Chineezen.
En gelijk de weinige duizenden Arabieren, die
in Oost-Indié wonen, betrekkelijk veel betee-
kenen door hun invloed op de Mahomedaan-
sche Indiërs, zoo hebben de Chineezen veel
invloed door hun geld. Jan Chinaman werkt
voor weinig geld in de tinmijnen van Banka
en Billiton en op de tabaks- en petroleumter-
reinen van Sumatra, maar hij is ook de man
van de negotie, zoowel in ’t groot als in ’t
klein, voor geheel Oost-Indië. Onder de In
dische Chineezen zijn machtige geldmannen,
reeders en fabrikanten. En bovendien, de taaie
Chinees hecht zich aan zijn rasgenooten en
spekt zijn beurs en ziet tevens met een scheef
oog naar het groote Hemelsche rijk, waar
400 millioen stamgenooten wonen. En ’t He
melsche rijk ontwaakt en denkt aan, waakt
over zijn zonen in het buitenland; zelfs al
hebben ze van ouder tot ouder steeds in 't
vreemde land gewoond, zooals dit met de
meeste Indische Chineezen het geval is. En
eigenaardig is dat onze Indische Chineezen, al
wonen hunne voorouders ook eeuwen lang in
Indië, toch altijd Chineezen blijven. In dit laat
ste opzicht zijn ze te vergelijken met de Isra
ëlieten, die, al zijn ze ook negentien eeuwen
uit hun vaderland verdrpven, toch steeds een
apart volk blijven.
Zelfs in de grootste Indische steden als Soe-
rabaja, Batavia en Semarang, waar natuurlijk
de meeste Nederlanders en blanken wonen,
is ’t getal Chineezen grooter dan dat der
blanken.
Hoe lang zal ’t nog duren, dat China onver
biddelijk met den eisch komt: Chineezen
moeten in Indië, evengoed als de Japanners,
dezelfde rechtspositie als de Europeanen be
zitten.
Een ander geel gevaar schuilt nog in de
scholen voor èn door Chineezen, gesteund door
de regeering van China.
Wat is er? Waar ben ik? 0, zoo?
Hij glimlachte.
Ik ben tamelijk taai, niet waar, dokter?
U zult spoedig weer beter zijn, zeide de dokter,
alleen moet ik de wond een beetje naaien.
Zoo vlug mogelijk dan, als ’t u blieft.
Intusschen stond een angstige jonge dame op de
gang vóór zijn deur.
De dokter kwam uit de kamer.
Nu dokter, hoe
De man der wetenschap glimlachte.
Hij zal er gauw weer bovenop zijn, zeide hij. Wees
maar gerust. Ik dacht eerst dat het een breuk was,
maar het is slechts een diepe vleeschwond. Ik zal
straks de wond dichtnaaien. Waarschijnlijk kan hij
morgen reeds weer opstaan, met een verband natuur
lijk.
Zoo spoedig reeds?
Hoogstwaarschijnlijk. Maar mag ik nu om een wei
nig heet water verzoeken?
Zij snelde weg om het verlangde te halen, terwijl
de dokter in den gang op en neer ging. Toen zij
terugkwam, zeide zij bezorgd:
Bent u er geheel zeker van dokter, dat hij zijn been
niet gebroken heeft?
Hoe? Ja. natuurlijk.
Ik geloof nl. vast dat het toch het geval is. Toen
ze hem hier in huis droegen, kwam het mij zoo voor.
Zij raakte zijn arm aan.
Kom als ’t u belieft een oogenblik in deze kamer,
zeide zij, ik zou u graag iets willen zeggen.
Den volgenden morgen werd er aan George’s deur
geklopt
Mag ik binnen komen?
Als ’t u blieft.
Zou ’t niet eenigszins optimistisch zijn van
vooruitgang in Oost-Indië te spreken, terwijl
vooral in de laatste jaren een onbestemde
vrees voor een naderend gevaar opkomt? Die
vrees is de vrees voor een heerschzuchtig, ont
wakend en zich moderniseerend Oosten. Japan
is gebleken in staat te zijn een groote Euro-
peesche mogendheid een nederlaag te bezor
gen en weg te dringen uit een aanzienlijk ge
bied. Door de inlijving van Formosa, het
mooie Chineesche eiland, waarvan oud-Neder-
land zulke belangrijke herinneringen bewaart,
is Japan eigenlijk zoo ongeveer onze buurman
geworden.
De eerzuchtige, hooghartige heerschers van
't land der Rijzende Zon zijn nog niet voldaan,
willen hun rijk nog verder uitbreiden. En
sommige Japanners hebben reeds gezegd: Wij
moeten geen vastelandsmogendheid worden,
maar een eilandenstaat blijven; onze toekomst
ligt op het water; wij moeten ons rijk als
eilandenrijk uitbreiden en de oogen richten
naar het Zuiden.
Dus naar ons Insulinde! Want naar de
Philippijnen, sedert deze in ’t bezit van de mach
tige Amerikanen zijn, zullen de Japs wel niet
zoo gemakkelijk hunne handen uitsteken.
Nu is er één geluk: in Nederlandsch Oost-
Indië wonen maar heel weinig Japanners. Wel
hebben deze, sedert eenige jaren dezelfde
rechtspositie gekregen als de blanken, maar
hun zeer gering aantal maakt, dat de Japan-
sche regeering niet spoedig met Nederland
een conflict kan zoeken.
Iets anders is ’t echter en kan ’t vooral
worden met China. De »Deutsche Wochen-
zeitung tür die Niederlande und Belgiën» heeft
onlangs reeds op een bestaand geschil over de
Indische Chineezen tusschen China en Neder
land gewezen. Natuurlijk doet dit Duitschge-
zinde blad, dat ijvert voor Duitschen invloed
in Nederland, zulks met de volgende intentie:
Gij, Nederlanders, kunt u zelven niet meer be
schermen, gij moet u bij ’t machtige Duitsch-
land aansluiten om uw koloniaal bezit en ook
uw eigen zelfstandigheid te bewaren.
Dus, men kan dit blad niet geheel au séri-
Geluk. Vriendelijke dame. »Maar, arme man, als
je reeds zooveel jaren naar werk uitgekeken hebt,
hoe komt het dan, dat je het nooit gevonden hebt?»
Bedelaar (vertrouwelijk). »Geluk, beste juffrouw,
zuiver geluk, anders niet.«
Daar lag hij in bed en zag er even zoo onbeholpen
uit als altijd. Het bloed steeg hem naar ’t gezicht,
of tenminste in dat gedeelte, dat onder het hoofdver-
band uitkwam.
Het spijt mij zoo, dat u dit overkomen is.
Hij bewoog zijn hoofd.
Mijn hoofd is nog het minste van het geval. Als
het dat alleen was, dan kon ik wel weg. Maar de
dokter zegt mij, dat er een been gebroken is. Hij heeft
het verbonden. En nu voelt het heelemaal stijf aan.
Ja, dat heb ik al gehoord. Nu, er is niets aan te
doen, dat moeten we dragen. Als ik bedenk dat ik
aan alles schuld heb, omdat ik er zoo op gestaan heb,
dat u in de automobiel meegiugt Bent u nog erg
boos, vroeg zij vleiend, dat u gedwongen bent nog
hier te blijven?
Natuurlijk! bromde hij, blijkbaar onwillig.
Wilt u mij alles voor u laten doen als schadeloos
stelling?
Dat is zeer vriendelijk van u. Hij zag haar dankbaar
aan. Een nieuw gevoel doorstroomde hem. Thans,
nu hij werkelijk hulpeloos was, voelde hij zich verlicht.
Zijn linkschheid verdween zichtbaar.
Het is verschrikkelijk voor mij, u zoozeer in onge
legenheid te moeten brengen, zeide hij.
In ongelegenheidAlsof ik niet van alles de
schuld ben. Ik smeek u, laat mij alles voor u doen.
Wilt u?
Maar, dat zou te lang duren. Neen, als ’t u blieft,
hier is stellig een ziekenhuis in de buurt?
Zij ging zitten op den naast zijn bed staand en
stoel en zag hem ernstig aan.
U wilt dus oprecht en eerlijk, naar het zieken
huis
Ik wil geen last in uw huis veroorzaken, antwoord
de hij ontwijkend.
En, afgescheiden daarvan, wilt u liever...
Hij glimlachte en reikte haar de hand.
in de laatste jaren is met energie opgetreden
en heeft, om maar één na am te noemen, een
man als Van Heutsz, een self-made-man, die
energie ook in andere deelen van Indië be
toond, van die geestkracht doen blijken in ’t
bestuur over geheel Insulinde.
Thans zijn we zoover, dat we kunnen zeg
gen: geheel Nederlandsch Indië behoort niet in
naam, maar inderdaad aan Nederland.
Stel u eens voor, dat we gewankeld hadden.
Ondanks verdragen en beloften zouden andere
landen hun gezag in Insulinde gevestigd heb
ben. Indië wordt steeds meer een eilanden
wereld, die de aandacht der geheele wereld
trekt. Groote uitvoer van uit Java naar alle
deelen der wereld. Groote, zeer groote on
dernemingen in tabak, petroleum en rubber,
(thans vooral ook rubber!) in Deli en andere
gewesten. En die ondernemingen zijn lang
niet alle Nederlandsche, werken niet uitsluitend
met Nederlandsch kapitaal.
Dat is belang der blanken, zult ge zeggen.
Maar ook voor den inlander wordt gewerkt
ter bereiking van het doel: Een bloeiend
Nederlandsch Indië, ter opheffing van den in
lander en natuurlijk ook tot bereiking van den
bloei van Grooter-Nederland.
Dat er steeds meer gedaan wordt tot op
heffing van den Javaan en den Maleier, blijkt
ook steeds duidelijker uit den vooruitgang van
’t onderwijs in Indië, uit de vorming der Indi
sche stedelijke besturen.
Ja, heel den geest, die thans in Nederland
sche en Indische regeeringskringen heerscht,
duidt op de goede voornemens. We hebben
ons eerst sterk gemaakt als bestuurders en
kunnen daardoor des te vrijer werken aan de op
heffing van den Javaan, de overige Maleiers, de
haltbloede en ook de Indische Nederlanders.
De brief van kleine Anna. »Lie?e pa, we zijn allen
heel gezond. Kleine Jan is al veel gegroeid en is
ook veel verstandiger dan vroeger. Hopende van u
hetzelfde te vernemen, blijf ik, üwe liefhebbende
dochter Johanna.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2‘/« cent. Groote letters naar
plaatsruimte.