KIOI! 8HK ES WMFA DE OUDE BOSCHWACHTER. i No. 28. Woensdag 6 April 1810. 65e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton, Amsterdamsche Brieven. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. kan Maar thans moest hij als en Weth., toch voorloo- Elk kind in het dorp kent den ouden Alverson. Boven in zijn grijs huisje woont hij, tegen de helling van den berg tusscheu twee reusachtige rotsblokken en bloeiende heide. op zij" zware klompen, met den dikken stok in de hand, door het bosch hompelt, is het, alsof er de takken van dennen en eiken een gefluister gaat: Kijk, daar gaat vader Alverson! Die heeft ons geplant, toen hij nog jong en krachtig was. Met hem zijn we groot en oud geworden! En de slanke takken buigen zich naar beneden en kijken ritselend en fluisterend den ouden boschwachter na. Die gaat door zijn bosch niet als een gewoon sterveling. Diep en vast zijn hem deze stammen en wortels aan het hart gegroeid en met zijn echten zin voor het leven der natuur, dicht en droomt zijn oude, knoestige ziel lieflijme sprookjes en beelden uit zijn jeugd in den schaduwrijken tempel van boomen. Des avonds, als de schaduwen vallen en sierlijke reeen de wijde zoeken, die nat is van den dauw, zit vader Alverson voor zijn huisje op de vermolmde hon en bank. In het netjes onderhouden tuintje geuren een paar late zomerbloemen. Uit het lage woonvertrek Klinkt een klepperend gedruisch en de blauwachtige rook, welke uit zijn kleinen schoorsteen in de stille avondlucht opstijgt, verraadt een knappend houtvuur in de bedompte keuken. Moeder Merkens dekt de tafel voor het avondeten. Twee blauwe schotels haalde ze en een groeten blauwen pot en twee borden met messen er l ij. De kleine, sierlijke vrouw past al heel weinig in de eenvoudige omgeving. Haar verstandige oogen, die door een bril worden beschermd, haar witte muts met het breede lint onder de kin, de zijden, gebloemde schort moeder Merkens moet eens betere dagen hebben gekend, vroolijker tooneelen dan dit stille leven in ’t huis van den boschwachter. Op het fijn besneden, nog altijd bevallig gelaat staat meer geschreven dan een eenvoudige Zweedsche dorpsge schiedenis. Thans komt ze uit de huisdeur en kijkt naar Alver son uit. Die zit peinzend tegen den muur van zijn huisje en blaast uit het korte pijpje een paar zware rookwolken de heldere herfstlucht in. Hij bemerkt zijn oude gezellin in ’t geheel niet. Zijn gedachten zijn ver teruggegaan, een langen weg, tot de dagen zijner jeugd. Daar ziet hij een knaap met zwarte lokken, die aan de hand van den houtvester door het bosch dwaalt, zich verheugt over bloemen en reeën en niet naar den dag van morgen vraagt. En beneden op de lachende voorjaarsweide zit een bekoorlijk meisje met zachte kinderoogen. Zij roept hem tegemoet: Jij hebt bij het visschen meegeholpen, hé? Ik mag vanavond met de boot mee naar zee, sliep uit! En guitig maakte ze tegen den verlegen jongen een langen neus. Hij gaat reeds op school en leert, wat voor het leven op het land noodig is. En het duurt niet lang, of de kleine Siegrid komt ook bij den dorpsschoolmeester en leert veel dingen, die iemand noodig heeft, maar nog veel meer, die nooit worden gebruikt, als men een volwassen inensch is geworden. En beide kinderen ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. groeien op in wind en zon. Zijn ze vrienden? Als Knud het slanke meisje met droomende oogen aanziet, gevoelt hij meer dan vriend schap voor de speelmakker van zijn jeugd. Beminnen ze elkaar Als Siegrid met een trotsch knikje den groet van den knaap beantwoordt, ligt er meer trots dan toegenegenheid in den glimlach. En het lot deed hun wegen uiteenloopen. Het kleine, romantische rotseiland werd in de groote wereld bekend. Weldra overstroomde een vloed van vreemdelingen de stille boschpaden en de klippen aan de glinsterende zee. Ook het eenzame dorp werd ver overd en Siegrid leerde met groote verbaasde oogen vreemde menschen en gebruiken kennen. Vanwaar kwamen al deze menschen, die vol vormen en complimenten in nieuw-modische kleeren rondliepen en over dingen spraken, die het kleine dorpsmeisje nooit had gekend? Vanwaar? Zou men de wereld daar buiten ook leeren kennen Zou men daar gelukkig kunnen zijn? Toen Siegrid Svensen den jongen dokter, die bij haar vader in pension was, op een zachten zomeravond daarnaar vroeg, keek hij hetschoone Zwedenkind lang peinzend aan. Het volgende voorjaar haalde hij haar als zijn vrouw naar Berlijn in de groote wereld. Nu werd het stil voor Knud Alverson op Eershalm. Als hij door zijn bosch liep zijn vader was gestorven en hij was nu boschwachter hoorde hij niet meer Siegrid’s vroolyk lachen, zag hij nooit meer haar bont Zweedsch schortje in de gouden zonnestralen schitte ren. Barst nadat een ander haar hem ontnomen had, begreep hij, wat ze voor hem was geweest geluk, liefde, geboorteplaats alles. Een ware vriendschap tusschen man en meisje wordt steeds liefde, dat had hij eens in een mooi boek gelezen en niet begrepen. daar maling aan, liet zich niet intimideeren en stemde met groote meerderheid voor de Raads commissie, buiten B. en W. om. Mr. Van Gich werd tot voorzitter dier commissie gekozen. Ziezoo, nu eenige weken geduld, en we zul len zien, wat waar cf onwaar is. De heer Delprat heeft Vrijdag zijn ontslag als wethouder bij den Raad ingediend. Hij blijft lid van den Raad. De heer Delprat vervulde zijn ambt slechts twee jaren. Intusschen heeft directeur Ressing even goed zitting genomen in de zeer groote com missie voor de feesten tijdens ’t aanstaande bezoek van ’t Koninklijk gezin. We weten nog niet precies den datum, maar over een maand zullen we wel midden in de Julianafeesten zitten. Ik zeg ditmaal Julianafeesten, want de groo te omvang, die deze keer de feesten zullen nemen, wordt natuurlijk veroorzaakt door de eerste komst van de Koninklijke baby in de hoofdstad des rijks. Wat er zooal voor feesten zullen zijn? Och, eigenlijk van alles. Vele buurten zullen prach tig versierd zijn. Vooral de schilderswijk zal haar best doen. Verder aubades van buurten en ock een aubade door kinderen van twee honderd scholen. Natuurlijk doen ook de Mid denstanders mee. Het zal weer een echte Oranjeweek worden. Jammer, dat de groote staking, die reeds in November begon, nog steeds scherper ver houdingen aanneemt. Als die nu eerst eens voorbij was! Dan zou er in vele honderden ge zinnen weer vreugde kunnen komen. Vreugde? Het zal lang duren, voor allen de staking uit de leden is gegaan. Naar men zegt, ontvangen de meeste stakers vijf gld. per week. Doch wat is vijf pop voor menschen, die zonder staking meer dan twintig gld. per week zouden verdienen? Ge begrijpt den toestand. Met de huishuur achterop en welke huis baas zal ’t wagen de nalatige huurders er uit te laten zetten. Bij den bakker enz. zit men ook in ’t krijt. Oome Jan vaart er wel bij. En zoo voort. Met één woord: algemeene verar ming en uitputting der gezinnen. Al is nu de staking geëindigd, hoeveel maan den zullen er dan nog verloopen, vóór men weer zoo’n beetje is bijgekomen? Verleden week heb ik nog even de vlugheid Onze nieuwe burgemeester zit al dadelijk in een warm zaakje. Het is waar, het is iets, dat vóór zijn in-functie-treding geschiedde, zoodat hem daarover geen lof of blaam toebedeeld worden. Voorzitter van Burg, pig partij kiezen. Ge begrijpt, welke zaak ik bedoel. Laat ik ze kortweg noemen: de zaak—dr. De Gelder. Deze bekwame electro-ingenieur was onder directeur van de gemeentelijke electriciteits- werken (G. E. W.), kreeg drukte met den directeur Ressing en dit gaf een onaangename verhouding, die zeker tot schade van ’t groote electrisch bedrijf zou kunnen zijn. Het Dage- lijksch bestuur noodigde den heer De Gelder (die ook te Gouda de centrale in orde brengt) uit, om eervol ontslag te vragen en wel binnen 3 dagen. Anders zou ’t hem gegeven worden en de heer Delprat, wnd. burgemeester, gaf tevens te kennen, dat dr. De Gelder in 't laatste geval geen aanbevelingsbrief van B, en W. zou ontvangen voor zijn sollicitatiën. Dr. de Gelder, die niet gehoord werd door B. en W., vroeg geen ontslag en kreeg ’t dus. Toen kwamen er van dr. de Gelder eenige ernstige aanklachten tegen den directeur, die wel niet van diefstal ten behoeve van eigen beurs be schuldigd werd, maar wiens handelingen toch lang niet »all right*zouden zijn, als dr. de Gel- der’s beschuldigingen, die over 8 jaren loopen, geheel of ook maar gedeeltelijk waar zijn. Verleden Woensdag was ’t, als gewoonlijk, Raadszitting. Burgemeester Roëll, jeugdig toonende tegenover de 45, waarvan er velen zoowel Vening Meineszals Van Leeuwen zagen presideeren, leidde de vergadering, die onge veer voltallig was. De tribunes waren vol, boordevol. De pers tribune is natuurlijk altijd vol. Mr. Van Gich verdedigde een voorstel, uit den boezem van den Raad voortgekomen, om buiten ’t Dage- lijksch bestuur om een Raadscommissie te be noemen, die alles, dus ook de waarde der be schuldigingen van den ontslagen onder-direc- teur, zou moeten onderzoeken. Wethouder Del prat was hier tegen en de heeren Fabius en Worst trachtten nog even de belangen van de wethouders te dienen. Delprat sprak zelfs ’t onaannemelijk uit en stelde dus zoo ongeveer de portefeuille-kwestie. Maar de Raad had heeft; en dan als recidivist zal hij voor 't jongste gevalletje ook wel behoorlijk toebe dacht worden. Van den politiehond gesproken, een soort Hollandschen herdershond, deze is flink van postuur, kijkt schrander uit de schitterende oogen, doch moet in grootte ver onderdoen voor doggen en Newfoundlanders. De inspecteur liet hem voor de aardigheid een zakdoek ruiken. Deze zakdoek werd heime lijk verstopt. Maar de hond rustte niet vóór hij hem gevonden en weer bij z’n baas ge bracht had. De inbreker moet wel verbouwereerd geweest zijn door de heftige aanvallen van den hond; anders had bij toch zeker van zijn dolk of re volver gebruik gemaakt, om ’t beest kwijt te worden. Tot slot: De koninklijke uitgang van ’t Centraalstation wordt reeds in orde gemaakt voor ’t te verwachten Hooge bezoek. GEEN SLECHTE GEVANGENIS. In Januari van dit jaar moest in zekere provinci ale gevangenis in Frankrijk de eerste gevangene on dergebracht worden. De man was wegens oplich terijen tot 6 maanden gevangenisstraf veroordeeld. Nu wilde het zonderlinge geval, dat men op de begrooting voor de gevangenis, die f 45000 gekost had, vergeten had posten uit te trekken voor bewaarders en voedsel voor de gevangenen. Wat te doen? Ten slotte droeg men een gehuwden politieagent op den gevangene te voeden en te bewaken. De politiedienaar trok met zijn familie en den gevangene in de groote, nieuwe gevangenis. Spoedig kwam echter de kostheer tot de ontdekking, dat de gevangene hem veel te duur in den kost kwam, en hij gaf dezen te verstaan, dat hem bij eventueele vlucht geen moeielijkheden in den weg zouden worden gelegd. De gevangene had hierin ech ter niet den minsten trek en antwoordde: »Ik denk er niet aan te ontvluchten, het eten is vol doende, het leven zeer behaaglijk; ik zal zoo lang mo gelijk blijven*. De politieagent ging zich bij den commissaris bekla gen, zonder gevolg. Men liet den gevangene ten slotte vrij rondwandelen, liet alle deuren voor hem open staan, gaf hem permissie om in de vrije natuur te gaan wandelen, alles in de hoop, dat de man niet zou terug komen. Hij ging echter gaarne dagelijks zijn wandeling ma ken, maar was tegen etenstijd steeds weer terug. Eens verdwaalde de gevangene in de stad. Tegen drie uur kwam hij hongerig bij de gevangenis aan, hij belde, doch de poort werd niet voor hem open gedaan. «Maak dat je wegkomt,* schreeuwde de politieagent. Maar de gevangene ging niet weg en om zes uur liet men hem eindelijk weer binnen. Nu denken de autoriteiten er over om hem een bank biljet toe te stoppen met de uitnoodiging zich asjeblieft ergens anders te laten opsluiten. Thans begreep hij den zin dier woorden, maar het was te laat. Er kwamen brieven in de eenzame boschwachters- woning van de jonge doktersvrouw op zachtblauw papier, dat altijd een zoeten lavendelgeur verspreidde. Dan ging Knud op de kleine bank onder den vlier struik zitten en bestudeerde de steile letters. Een zalig genot sprak uit de eerste brieven, bewondering voor al de heerlijkheden, hartstochtelijk geluk den vriend ontbeerde ze niet. Maar later, heel langzaam, zachtjes klinkend, mengde zich een weemoedige grond toon in de jubelende harmonieën, een klagend verlan gen, dat door al het geluk heen trok als een zachte, slepende melodie heimwee. De eenvoudige bosch- waehter antwoordde op deze brieven in zijn kinderlijke taal, zoo goed hij dat kon. Met bedroefd hart troostte hij de jonge vrouw, wier gansche moderne werkkiing zoo ver lag van zijn oprecht en eerlijk gevoelen. Tot eindelijk het verzoek kwam om met het schrijven op te houden; de dokter had van de correspondentie ver nomen hij was zeer jaloersch betrekkingen, welke op den duur toch niet aangehouden konden worden, werden beter direct afgebroken en dat was de laatste brief geweest, dien Knud voor langen, zeer langen tijd uit Berlijn ontving. In trage eenvormigheid gingen de jaren voorbij. Hij beplantte zijn bosch, leerde de taal der vogels verstaan en werd een droomer en denker. Aan trouwen dacht hij niet, tiegrid was heengegaan en daarmee was dit vraagstuk voor hem voor goed van de baan. Met de vogels en bloemen maakte hij zomer, met de boomen en nevels ging hij in den herfst. Weer kwam de winter. De sneeuwvlokken dwar relden om de klippen en bedekten de velden met een zacht en schitterend wit kleed. Daar stapte de oude mijner onderdanen kunnen, ja moeten beproe ven. Ik zou juist van ’t Spui over de brug van ’t Rokin promeneeren toen ik midden in de herrie verdwaald raakte. Wat er aan de hand was? Stakers, en wat zich daar bij aansluit, ge begrijpt, er zijn altijd menschen, die van heibel houden, hadden zich op den Dam vereenigd en trokken langs ’t Rokin zuidwaarts. Eensklaps komen in woeste vaart bereden agenten aan galop- peeren van uit ’t Spui, die, geholpen door de politie te voet, met getrokken sabel den optocht uiteenjoegen. Ge begrijpt, dan wil men als particulier, die niets met de staking uitstaande heeft en weinig lust heeft klappen op te loopen, wel beenen maken. Op ’t Sophiaplein vereenigde zich wel een deel der stakers en de politie had er veel moeite. Ja, zelfs in buurt IJ IJ kwam ’t nog eens tot een treffen. De heeren manifestanten wilden blijkbaar den voorzitter der patroonsvereeniging met een be zoek vereeren en de politie scheen dit minder nuttig te oordeelen, vermoedende dat ’t bezoek door den patroon als ongevraagd en onge- wenscht zou beschouwd worden. En daarmee was ’t standje uit. Dezer dagen zag ik den politiehond met z’n baas, die verleden week met zooveel suc ces tegen een brutalen inbreker optrad. Ge hebt in de bladen gelezen van een in braak in een perceel op den N. Z. Voorburg wal, dicht bij den Nieuwendijk. Daar werd door een inspecteur der Gecontracteerde par ticuliere Nachtveiligheidsdienst met de krach tige hulp van zijn goed afgericbten politiehond een vent gesnapt, die in een magazijn reeds urenlang op zijn manier werkzaam was. De brandkast bleek echter zoo solide, dat zelfs een arbeid van uren van den toch wel deskundi gen inbreker te vergeefsch was. In een op de kast door hem aangebracht opschrift toon de de boef z’n spijt over de soliditeit van deze brandkast. Dit stelde den man zóó teleur, dat hij zelfs vergat het gewone cadeautje van inbrekers op den vloer te deponeeren. Ik veronderstel, dat de mm, als hij eens in bonis komt, zich dadelijk zoo’n brandkast aan schaft. Maar voorloopig is ’t nog niet zoover. Voor eerst blijkt, dat de man nog een jaartje te goed Mijws- bj immww i. ,r”' i i i i i—

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1