MMS- H AIIVERfflTBLAD VOOR SMTk EJ OHM! RAMPEN. De Zondagsjager. Zaterdag 9 April 1910. 95e Jaargang. No. 29. Uitgever: B, FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. land de oogst Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. laatste jaren We noemen Kwestie van veiligheid. Gedurende een gevecht merkte de kolonel van een lersch regiment op, dat een der mannen hem buiten gewoon trouw ter zijde bleef, en hij zei ten slotte: Wel, brave kerel, jij staat me ferm bij, hoor! Jawel, overste, antwoordde Pat, m’n moeder zei ook tegen me: »Je blijft bij den kolonel, Patrick, m’n jongen, dan kan je d’r van op aan, dat je d’r goed af komt. Kolonels worden nooit gewond. Welvoldaan spiegelde hij zich al voortloopende in de vensterruiten der winkels; een flinke jager kreeg hij te zien en in de beste luim ontmoette hij zijn vriend Laurens, stipt op den afgesproken tjjd. De stemming van mevrouw Singel was den geheelen morgen door, zeer slecht; steeds zat zij te wrokken over haar man. Maar toen ze ’s middags alleen aan tafel plaats nam toen kwam er een ander gevoel in haar hart; zij kwam zich zelf zoo alleen en verlaten voor, en eensklaps kwam ze tot de ontdekking, hoezeer ze gewoon was geraakt aan de tegenwoordigheid van haar man. Wat zou er zonder hem van mij worden? Deze ge dachte schoot haar door het hoofd en eensklaps scheen het haar, alsof ze hem nooit zou weerzien. In verbeelding zag ze het mooie helbruine jachtbuis reeds vol gaten en met bloed bevlekt. Line kwam juist met den dienbak binnen, toen me vrouw Singel luid steunde bij dit vreeselijke visioen. Maar mijn God, lieve Mevrouw, waarom huilt u zoo? Is er een ongeluk gebeurd? Ja, ja, Line, steunde mevrouw Singel, er is stellig een ongeluk gebeurd ik heb het gezien, ik heb hem gezien, met bloed bedekt. Maar wat denkt mevrouw dan toch! Waarom maakt u zich zoo ongerust? Dat is toch niet verstandig. Maar verstandig of niet, de onrust van mevrouw Singel werd steeds grooter; de dag kroop voorbij, en toen de schemering eindelijk inviel, had mevrouw Sin gel nog slechts één gedachte: als hij maar terug komt, dan zal ik hem alles, alles vergeven. Naar het station gaan, was haar onmogelijk en ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. achter zich gesloten had, ging ze voort: Je hebt dus werkelijk aan den dag gedacht? Morgen, ja morgen is het zoo ver. Hij zocht naar woorden deze noodzakelijke uiteenzetting had hem reeds ’s middags aan tafel den eetlust vergald, want Emma had zoo hare eigen begrippen en nu raadde ze alles en billijkte het ook. Ja, het is morgen twintig jaar geleden, dat wij ge trouwd zijn. Jij hebt aan dien dag gedacht, en nu wil je mij, ter eere van dit feest iets geven of beter gezegd, verschillende dingen, zoo schijnt het me toe. Ja jawel maar je vergist je toch ik bedoel. Mijnheer Singel zonk in zijn leunstoel terug. Nu moest het onweer maar losbarsten, hij kon er niets meer aan doen, gaf zich maar gewonnen, en dat Emma nu nog aan eene voor haar bestemde verrassing dacht, maakte de zaak nog erger. Netjes, als mevrouw Singel was, sneed ze de touw tjes niet door, maar knoopte ze zorgvuldig los, en toen ze eindelijk het eerste papier verwijderde, stond ze stom van verbazing. Een helbruin jagersbuis, dito broek, lederen slobkousen, en een slappe, kleine vilten hoed, lagen voor haar. Met sidderende handen opende zij het tweede, groo- tere pak; een geweer en een weitasch kwamen te voorschijn. Met een ruk wendde mevrouw Singel zich naar de deur en riepLine! Waarom roep je het meisje? Line! riep mevrouw Singel nog eens, loop snel den loopjongen achterna hij heeft zich vergist - het pak is niet voor ons. Toch wel! toch wel! protesteerde mijnheer. Wat moet dat dan toch wel beteekenen? Ja, zie eens Emma, begon mijnheer Singel heel zachtjes: de goede Laurens heeft mij overgehaald om morgen met hem op de jacht te gaan. Wij zullen met den eersten trein vertrekkenen komen tegen den avond weer terug. Laurens vindt, dat jullie zijne vrouw en jij je mannen en de buit dan aan het station in ontvangst kunt nemen. Mevrouw Singel lachte hoonend: En ik heb me nog al verbeeld, dat mijn man aan mij had gedacht en mij een feestdag wilde bereiden. Maar lieve kind, lieve Emma ik heb er immers ook wel aan gedacht ik zal je patrijzen en snippen, waar je zooveel van houdt, ja, misschien zelfs een fazant, meebrengen. Jij! Eu in dit eene woord werd aan mijnheer Singel door zijne vrouw iedere bewaamheid als jager ontzegd. Nu, ik heb toch op de laatste kermis de zwevende kogel getroffen. En ik zeg je en durf er wel om wedden ook, dat je nog geen musch zult raken. Na deze voorspelling verdween mevrouw Singel uit de kamer, niet zonder dat de deur heftig werd dicht gesmeten; den verderen avond bracht het echtpaar als altijd door, met dit onderscheid, dat mevrouw Emma zeer afgemeten was en slechts éénlettergrepige woorden gebruikte. Nu was de scène, die de heer des huizes zoozeer gevreesd had, toch eindelijk voorbij; maar desniettegen staande had hij nog een erg onrustig gevoel; want hij kende zijne vrouw en begreep wel, dat het onweer eerst los zou barsten, wanneer hij met eene ledige tasch terug kwam. In alle vroegte en zonder ontbeten te hebben, want hij had dit niet aan zijne vrouw durven vragen, vertrok mynheer Singel. Mijnheer en Mevrouw Singel zaten na het avondeten samen op hun balkon en verkwikten zich in de frissche lucht. Eenige ranken wilde wingerd en een paar pot ten met armoedige waterkers en roode tuinboonen stemden mevrouw Singel iederen avond opnieuw tot dankbaarheid en vreugde over deze weelderige, groene, bloeiende pracht, en telkens opnieuw zat ze in doods angst, dat haar man met zyn stoel de prachtige planten zou vernielen. In de meeste gevallen deelde de heer Singel de vreugde en de interessen van zijne vrouw, heden avond was hij evenwel zichtbaar verstrooid, en zag zoo strak over de balustrade naar de straat, dat mevrouw Singel vroeg: Verwacht je iemand? Neen, d. w. z. ja Op hetzelfde oogenblik werd er geheld. In de voor kamer hoorde men het geluid van stemmen, en spoedig daarop verscheen het klein dienstmeisje met verschei den pakjes. Mevrouw Singel’s oogen straalden. O, mijn lieve man, mijn beste Anton! Heb je er aan gedacht? Wat, hoe, waar zou ik aan gedacht moeten hebben? vroeg mijnheer Singel, heeiemaal in de war. Maar mevrouw Emma wendde zich tot het meisje. Het is goed Line, ga maaren toen deze de deur gen er van nog dragen en nog zullen moeten dragen. Ook is ’t waar, dat er in de groote ongelukken gebeurd zijn, slechts de aardbevingen en uitbarstingen te Valparaiso; op Martinique, waar de Mont- Pelée zulk treurig werk verrichtte; te San Francisco, dat door aardbevingen en daardoor veroorzaakten brand bijna geheel verwoest werd; in Zuid-Italië, waar de twee steden Mes sina en Reggio verwoest werden en tiendui zenden menschen omkwamen. Soms blijft ’t menschdom jaren achtereen van zulke zware rampen bevrijd, soms volgt de ééne ramp de andere. Maar zoo gaat het in ’t leven van den en kelen mensch, in die der geheele maatschappij; er zijn tijden, perioden van geluk en smart, van voor- en tegenspoed, zonder dat men re den heeft daarvoor bepaalde oorzaken op te sporen. En ook in de geschiedenis der volkeren gaat ’t zoo. Men heeft tijden, dat de eene oorlog de andere volgt. En dan weer komen er pe rioden van vrede. Nu eens moeten we in on zen geest de dubbele deuren van den Janus tempel steeds open houden, dan weer kunnen ze langen tijd achtereen gesloten blijven. Men zou kunnen vragen: Zijn thans de ram pen talrijker en ernstiger dan in vroegere tijden; of omgekeerd; of blijft men gelijk? Daarop is moeilijk een goed antwoord te geven. Vooreerst mogen we herinneren aan ’t steeds waar blijvend gezegde: Lest heugt best. Verder moet men in aanmerking nemen, dat de historie niet alle rampen van ’t verleden vermeldt en ook, dat de kronieken niet steeds te vertrouwen zijn. Als ’t thans, met onze groote hulpmiddelen en vlugge publiciteit, nog soms onmogelijk is de zuivere waarheid te ver krijgen, hoe moet ’t dan wel zijn met de ge beurtenissen in lang vervlogen eeuwen, toen bijgeloof en verbeelding, gebrek aan publici teit, overdrijving door de overlevering en nog meer oorzaken aanwezig waren, om de waar heid geweld aan te doen, Zuivere waarheid is zelfs tegenwoordig bij ’t thans levend, ontwik keld geslacht van zaken, die nu geschieden, niet zoo gemakkelijk te verkrijgen. Willen we onze meening gedeeltelijk zeggen, dan zullen we op twee zaken de aandacht moeten vestigen. Doordien er thans zooveel Reeds sinds onheuglijke tijden bestaat bij velen de meening, dat kometen ongeluk be zorgen. Ook thans is dat geloof of bijgeloof nog niet geheel verdwenen, zooals ook overigens, on danks de steeds vooruitgaande beschaving, in sommige streken nog op andere wijze de spo ren van bijgeloof zijn te ontdekken. En dat niet alleen in de minst beschaafde streken, in de harten der zeer eenvoudigen. In de geschiedenis noemt men de jaren waarin de kometen verschenen en weer ver dwenen; men leest van de ontzetting, de vrees, die de groote massa voelde bij ’t zien van die staartsterren, die wondervolle verschijningen tusschen de sterrebeelden, die voor ieder oude bekenden waren. En steeds wordt er door de historie uitdrukkelijk bij vermeld, dat in die ko- metenjaren groote rampen het menschdom troffen. Natuurlijk, het kon niet anders, dat was de schuld van die vervaarlijke sterren met hare staarten, die zich zoo geheimzinnig een eigenaardigen weg kozen door ’t wereldruim. Ook dit jaar zien we de vreemde verschij ning, of liever verschijningen, want we hebben dit jaar minstens twee kometen te zien. En weer willen sommigen verband zoeken tusschen die dubbele verschijningen en de zware rampen, die in de laatste jaren het menschdom troffen. Want bijzonder groot en veelvuldig zijn die rampen. Denk maar aan de verschillende aardbevin gen, uitbarstingen van vulkanen, overstroomin- gen, enz. Het zal echter zelfs voor die bijgeloovigen wel wat al te kras zijn, ze alle aan de staart sterren van dit jaar toe te schrijven. Doch laat ons de kometen er buiten hou den en dit bijgeloof schikken bij dat, hetwelk bijv, in nachtelijk ravengekras de zekere voor bode ziet van een ontijdig sterfgeval. Voor dit laatste heeft men overigens in Fries land zoo’n mooi woord: voortiermerij. We spellen het maar, zooals ’t gewoonlijk wordt uitg esproken. Dit jaar dan is niet vrij van rampen, w aar- van ons het best de lastige overstroomingen in ons land en elders heugen, omdat we er nog niet geheel van bevrijd zijn en de gevol- meer menschen op de wereld wonen,is er kans, dat bij natuurrampen veel meer menschenle- vens te betreuren zijn; de rampen, die de men schen zich zelf op den hals halen, zullen zoo veel te erger zijn. Maar daar tegenover staat, dat de menschen en door dat de tijd gelegen heid geeft tot meerder en beter verweer, èn door de steeds grooter ontwikkeling en ’t uit vinden van nieuwe middelen, de rampen steeds meer kunnen voorkomen ot beperkt worden. Beide punten zijn gemakkelijk te verde digen. Er zijn veel meer menschen dan vroeger en in streken, waar vroeger bijna niemand woonde, vindt men nu een dichte bevolking. Wanneer bijv, de aardbeving van San Francisco voor drie- kwarteeuw had plaats gehad, zou men ze nau welijks opgemerkt hebben, omdat San Fran cisco toen nog niet bestond. Wie weet ook, hoeveel rampen van gewel dige kracht er vroeger plaats hadden, waarvan we geheel onkundig zijn, of omdat ze geschied den op plaatsen, waar toch haast geen men schen woonden, of omdat men op die plaatsen zoo niet aan kroniekschrijverij deed en ’t be waren van de verhalen van wat er gebeurde aan den volksmond overliet, den volksmond, die zoo gemakkelijk en steeds verder van de waarheid verwijderd raakt. Men leest in de geschiedenis van Friesland en Nederland van zoovele overstroomingen, dat men gemiddeld op elke vijf jaren een wa tervloed mag stellen. Eens kwamen er bij zoo’n watervloed alleen in Friesland 30 duizend men schen om het leven. Men zou zoo zeggen: Wanneer thans zoo’n watervloed kwam, zouden er veel meer men schen moeten omkomen, omdat er thans veel meer menschen wonen. Dit is waar. Maar er staat tegenover, dat de menschen zich in ons land zooveel beter daartegen gewapend hebben, dat een watervloed, zooals die vroeger zoo dikwijls kwam, thans bijna ondenkbaar is. Ge zult zeggen: Maar de overstroomingen van de laatste maanden dan? Och, waarde vriend, ze waren lastig, maar kostten ze ook tienduizenden, of duizenden of zelfs tientallen van menschenlevens? En dan, de zee, daar zijn we bijna geheel niet bevreesd meer voor. Vergelijk de zwakke dijkjes van vroeger met de zeer zware en sterke dijken van thans. Hoeveel is er alleen in de laatste dertig jaren niet verbeterd! Als voor eenige eeuwen in een land de oogst mislukte, door overstrooming, droogte, hagel slag, oorlog, of waardoor dan ook, dan waren de bewoners aan hongersnood ten prooi. Soms heerschte de hongersnood niet slechts in één gewest, in één landje, maar in een half wereld deel. Daar was weinig of niets tegen te doen; want de handel wist niet in den nood te voor zien, omdat er bijna geen handel was en ook, omdat men zich in de wereld niet op de massa productie, ook van bouwproducten, toelegde. En thans een mislukte oogst geeft ar moede, maar behoeft geen hongersnood te geven. Hongersnood met al de natuurlijke gevol gen: verzwakking, zware ziekten, waartegen geen geneesmiddelen bestonden, geen genees- heeren waakten. Hier noemen we weer een hoofdpunt. In oude tijden gebeurde ’t, dat de zwarte dood of de pest de bevolking van een geheele streek halveerde of tierceerde. De geneeskunde was nog zeer gebrekkig en aan hygiëne deed men niet. Thans, terwijl toch de bevolking zooveel dichter is, doet men alles om de menschen gezond te houden en, mocht een epidemie uit breken, deze in haar geboorte te smoren. Denk u eens in ’t verkeerswezen van vroe ger en thans. Nu is ’t verkeer niet alleen vermeerderd naar dat de bevolking toenam, maar bovendien nog zeer verveelvoudigd. Dus meer kans op ongelukken? Och, men heeft thans zooveel gedaan voor de veiligheid van den reiziger. Vergelijk maar eens »de Halve Maen« van voor drie eeuwen met onze mo derne snelstoomers. Zoo zouden we nog lang kunnen doorgaan. Maar genoeg; we willen ten slotte aanstippen: Rampen zullen er altijd blijven; de kunst zal nog steeds nu en dan door de natuur over troffen of verrast worden, En ook de men schen zelf zullen wel nooit zoo volmaakt wor den, dat ze zich geen eigen-schuld-rampen meer te wijten zullen hebben.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1