VOOR SM ES MSTEEÏEJ.
Een Haarlok.
Zaterdag 23 April 1910.
65© Jaargang.
Het reisseizoen.
11
No. 33.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uit de Raadszaal.
Feuilleton.
-
agen, die in tooneelspelerskringen
zou hen zoo
geregeld
van
en toch
konijntjes,
de zonnige
1, van haar geluk
.ier een plaats gaf!
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
jeestige bekoorlijkheid
►at natuurlijke talent
het fijne blijspel.
’t haast
Er is wel
gereisd
zoo
zoo
de beurzen ongelijk gevuld.
'P verstandige wijze zijn plande
Nog slechts korten tijd zijn we van den
winter verlost, den winter, die niets winter
achtigs over zich had, die ons watersnood
bracht, vooral ons arm Friesland; de lente doet
nog slechts met loome schreden zijn eerste
tocht door onze streken; de eerste blaadjes ko
men nauwelijks te voorschijn; het altijd weer
opnieuw zoo bekoorlijk schoone van de ontwa
king der natuur uit haar winterslaap is nog
lang niet volop te genieten; vooral niet in onze
noordelijke provinciën, die steeds eert paar we
ken bij ’t zuiden des lands ten achter staan;
we hebben pas een te vroege Paschen achter
den rug en Pinksteren is nog verre; de groote
vacantiën zijn nog lang niet in aantocht; en
nu wilt ge reeds over ’t reissaison spreken?
Pardon, waarde lezers, we wagen het er op.
O zeker, we weten wel, dat het eigenlijke reis
saison nog lang niet is gearriveerd, dat is
hoofdzakelijk beperkt tusschen half Juli en
einde Augustus. Maar och, ook daarna, maar
vooral daarvoor wordt gereisd voor pleizier. En
we mogen beweren, dat iemand, die een plei-
zieruitstapje wil maken of verpoozing zoeken
na de drukke beslommeringen van zijn taak,
het verstandigst doet met voor dat uitstapje ’t
pas genoemde drukste tijdperk te mijden. Als
hij ten minste kan. Want zeer velen moeten
hun pleizierreisjes regelen naar den tijd van
eigen vacantie of van dieder huisgenooten,
vrienden of familieleden.
We weten het, er zijn ook velen, die hou
den van beweging om zich heen; die liefst aan
’t strand te Scheveningen of Zandvoort zijn
als dit zwart ziet van de menschenmenigte; die
volle booten en treinen zeer amusant vinden
en het allergezelligst vinden als er veel gewoel,
drukke vreugde en groot geroezemoes van stem
men is. Menschen, die het ’t prettigst vinden in
koffiehuizen, waar elke plaats bijna bezet is,
die op straat ’t drukste gewoel verkiezen en
om den dood niet in de eenzaamheid de zee,
de heide, 't bosch of het meer beschouwen.
Menschen, die houden van bruiloftsstemming,
en hoeveel tranen kan men met dit goudstuk drogen,
hoeveel ellende er mee verzachten! Ik ken een gezin,
dat door dit geld uit een dringenden nood gered kan
worden.
Met een bevalligheid zonder gelijken, nam de kunste
nares een schaar, gaf die Seydelmann en zei, terwijl
zij heur mooi lang haar losmaakte: Knip de zegenbren-
gende lok er zelf maar af.
Seydelmann deed het en ijlde er mee naar Stehely.
Daar overhandigde hij vonThalheim de lok en ontving
den. louis d’or, dien hij, wij weten dat reeds, den
volgenden dag de familie Zeidler ter hand stelde.
Een jaar na deze gebeurtenis het was in No
vember 1836 bevonden zich juffrouw von Hagen
en Seydelmann in hunne kleedkamers in het Berliner
Hoftheater, toen plotseling de deur van de kamer van
Charlotte von Hagen krachtig werd ingetrapt en zij
zich door twee armen voelde aangegrepen, die haar
wegdroegen.
Help, help, een krankzinnige! schreeuwde de ont
stelde kunstenares.
Doch deze hulpkreet bleef zonder effect en ging in
de enge gangen der coulissen verloren. In minder dan
een oogenblik zag zij zich neergezet worden in den
foyer, waarop haar zwarte ontvoerder als een bezetene
terugijlde en spoedig daarna terugkeerde met een even
lawaaimakenden en tierenden last in zijn armen. Het
was Seydelmann, dien hij droeg en dien men door het
huis hoorde brullen: ben je razend of bezeten door den
duivel! Wat moet dat?
In den foyer aangekomen, plaatste de gore drager
Seydelmann tegenover Charlotte op een stoel. Zij
waren beiden nog slechts half gekleed en keken elkaar
verbluft en vragend aan, terwijl de raadselachtige
ontvoerder zich het zweet van het voorhoofd veegde
met zijn vuil boezeroen. Toen zij den man wat beter
opnamen, zagen zij, dat zij den lampenist Zeidler voor
zich hadden.
Wat moet dat beteekenenP riepen nu beiden als uit
één mond. In plaats van te antwoorden ging Zeidler
naar de zaal, opende een vleugel van de middeldeur
en toonde hen de rood en geel kronkelende vlammen,
trots veler wangunst, trots hofintriges en coulissen
kabaai bleef hij de geboren kunstenaar; zijn originaliteit
en zijn ijver leden er niet onder.
Eens op een avond, toen er in het Koninklijk Theater
een voorstelling was gegeven, waarin Charlotte von Ha
gen en Seydelmann optraden, bevond zich de laatste na
afloop in de Conditorei Stehely. Hij zat in een ven-
sternis en bladerde in een tijdschrift, toen hij aan een
tafeltje naast het zijne twee heeren over het voortref
felijk spel van juffrouw von Hagen hoorde spreken.
Zij waren beiden vol van lof, en de een zeide:
Waarachtig, een hemelsche vrouw, die Charlotte! Ik
zou voor een lok van heur haar terstond een louis
d’or geven.
Nauwelijks had Seydelmann deze woorden gehoord
of hij stond op, begaf zich naar het tafeltje der beide
heeren en zei: Ik houd u aan uw woord, mijnheer.
In een half uur breng ik u een lok van Charlotte von
Hagen.
Aangenaam verrast noodigde de vreemde heer den
tooneelspeler, dien hij herkende, uit, zjjn belofte na
te komen.
Maar het blijft bij den louis d’or,herinnerde Seydelmann.
Natuurlijk. Mijn naam is baron von Thalheim.
Haastig verwijderde zich de acteur, die zich naar
zijn gevierde medespeelster spoedde. Het was al vrij
laat en Charlotte was al op het punt zich naar bed
te begeven. Toen echter Seydelmann werd aangediend,
kleedde zij zich haastig aan en verzocht haar collega
binnen te komen.
Wat voert u nog zoo laat hierheen? riep Charlotte
den kunstenaar tegemoet, toen hij binnentrad.
Ik weet, zei Seydelmann, dat ge altijd bereid bent,
een goed werk te verrichten, daarom zult ge ook niet
boos zijn, als ik u de gelegenheid geef, dat nog heden
te doen.
Ik zal niet alleen niet boos zijn, maar u ook dank
baar wezen, antwoordde de kunstenares met hare
groote beminnelykheid, als ge mijn zwakke krachten
voor de volbrenging van een goed werk noodig hebt.
Seydelmann vertelde, wat er in de Conditorei Stehely
voorgevallen was en eindigde met te zeggen: Een
louis d’or wil men voor één lok van uw haar betalen
(Slot.)
Adres van Jaring de Groot e.a., om een gedeelte
U --J van Gaastmeer naar
Oudega, te verhoogen voor waterkeering
rolders worden be-
aastmeer—Oudega,
VERGADERING van den Raad der Ge
meente Wyrnbritseradeel, op Zaterdag,
den 16 April 1910, des voormiddags
101/» uur.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
In een ellendig dakkamertje van een onaanzienlijk
huis te Berlijn zit om een schotel watersoep en een
bord brood de familie Zeidler.
Zeidler was lampenpoetser in den Hofschouwburg.
Zijn talrijk gezin bestond behalve uit zijn vrouw, uit zes
jongens en vijf meisjes, die allen een eetlust hadden,
welken men in vele gevallen gezegend noemt.
Een deftig heer, in een kostbaren pels gehuld, stijgt
tegen den middag de trappen op naar het kamertje,
Klopt aan en treedt op het vriendelijk binnen, het
kleine, bedompte kamertje binnen, wenscht lachend
den aanwezigen een bon appetit toe, legt een louis
d or op de tafel en verlaat, na een paar woorden te
hebben gewisseld, weder het vertrek. Oprechte zegen-
wenschen en dankbetuigingen vergezellen hem.
Zoo n louis d’or was iets nog nie Dagewesenes in
den huize Zeidler.
De geschiedenis van den louis d’or was deze:
Wij spreken nu tot een geslacht, dat de namen
Charlotte von Hagen en Karl Seydelmann slechts uit
de geschiedenis der tooneelspeelkunst kent. Beide
personen behoorden tot de glansrijkste sterren, die aan
den theaterhemel geschitterd hebben.
Charlotte von Hagen, die in tooneelspelerskringen
nu nog de Duitsche Déjazet genoemd wordt, was een
betooyerende tooneelverschijning met een week, lief-
lykklinkend-stemgeluid en de
van een naïef frisch talent,
eigende zich vooral voor
De naam Karl Seydelmann beteekent voor den nazaat
dien van een der voornaamste tooneelspelers van alle
tijden. Als opvolger van Devrient en voorganger van
Döring staat hij als een waardige derde midden in dat
bondgenootschap. Zjjn leven was veel bewogen, maar
die, behalve de coulissen, reeds het orkest en de voorste
zitplaatsen hadden aangetast. Nu drong ook brandlucht,
een benauwende walm en rook den foyer binnen, en
deze ongeluksboden spraken luid genoeg voor zich:
Wee degenen die niet gered zijn!
Toen die drie elkander de hand reikten, zullen zij
wel gedacht hebben aan den louis d’or, den prjjs voor
een haarlok.
Meer dan een halve eeuw was sinds verloopen. Sey
delmann en Zeidler waren reeds lang dood, maar Char
lotte von Hagen leefde nog. Zij woonde in haar
geboortestad München en nam nog steeds met belang
stelling kennis van alles wat op het theaterleven
betrekking had. Eens op ’n dag toonde men haar een
zeer bijzondere advertentie, geknipt uit een Münchener
blad, die luidde: Voor verzamelaars van zeldzaamhe
den! Billijk te koop: Een rijzweep van Lola Montez,
een ganzenpen, waarmee Birch Pfeiffer haar roman
Grille heeft geschreven, een haarlok van Charlotte von
Hagen van het jaar 1835. Te bevragen bij de admi
nistratie van dit blad. Charlotte von Hagen gaf last
naar den eigenaar dezer zeldzaamheden onderzoek te
doen en vernam toen, dat deze een aan lager wal
geraakte baron, von Thalheim geheeten, was.
Thalheim? zei de oude tooneelspeelster, dat is de
zelfde baron, die indertijd voor een lok van mijn haar
een louis d’or gaf. Als het hem zoo slecht gaat, wil
ik hem mijn lok weer afkoopen«.
En zoo gebeurde het ook. Zij zond den ouden baron
dezelfde som, die hij 55 jaren geleden er voor betaalde,
en mocht het bewustzijn hebben, met deze haarlok
tweemaal nood en ellende verminderd en tranen ge
droogd te hebben.
Toen zij een jaar daarop, den 23en April 1891, stierf,
vond men in hare nalatenschap de haarlok met een
lichtblauw zijden bandje er om, liggen in het Allg.
Theater-Lexikon van Blum, Herlossohn en Marggraf,
bij dezelfde bladzijde waarop men hare biografie aantrof.
Hoeveel zal er in hare gedachten zijn voorbijgegaan
toen zij na 55 jaren deze herinnering aan
dagen van haar schitterende jeu
en haren roem, ter hand nam en
standige ontspanning houden, die dus van die
ontspanning geen inspanning maken, nog an
dere tijden over dan de drukste zes weken en
anders, als ze heusch geen anderen tijd kunnen
vrij maken, dan zijn er nog altijd wel oorden, waar
men de drukste drukte kan ontvlieden; hotels
en café’s, waar men kalm kan zijn, badplaatsen,
waar men rustig kan droomen en z’n geest in
slaap laten wiegen door ’t eeuwigdurend ge
klots der golven; bosschen, waar men, eenzaam
in ’t heerlijk frissche groen verscholen, kan
luisteren naar ’t gekweel van ’t vogelenkoor,
kan zien naar ’t dartele en toch schuchtere
springen der haasjes en konijntjes, naar de
hupsche bewegingen der gevederde zangers in
de takken; waar men geen last heeft van op
den duur vervelende orchesten of kermis-
herrie.
Men kan in verrukkelijke eenzaamheid spe
levaren op onze meren en wateren, waar de
landelijke eenvoud en de eenvoudige bekoor
lijkheid der natuur ons tot verheffende en ver
sterkende kalmte stemmen.
Gelukkig dus, er blijft voor elk wat wils.
De van kalmte houdende mensch kan even
goed, zijn oorden uitkiezen als zijn meer bewe
gelijk aangelegden natuurgenoot.
En wie 't zoo kan regelen, dat hij buiten de
drukste zomermaanden zijn excursie kan plaat
sen, heeft ook nog dit voor: De portemon-
naie vaart er wel bij. In den druksten tijd is
alles duurder en minder genietbaar dan anders.
Ja, we weten ’t, ge zult ons tegenwerpen:
In den druksten tijd treft men juist de goed
koopste reisgelegenheden. Dan is ’t de tijd
van goede en bijzondere vacantiekaarten, van
speciale pleiziertreinen, van voordeelige boot
tochtjes.
Zeker, zeker! Maar och, we weten ’t toch
allemaal, de vervoerkosten brengen er de eigen
lijke duurte niet in. En dan ook: Met die
bijzondere vacantiekaarten is men veroordeeld
in overvolle, soms met slakkengang rijdende
treinen te zitten. En neemt ons niet kwalijk,
dat we iets hebben aan te merken op de woor
den: pleiziertremQn,pleizïer'öooX.en.
Voor een paar dagen eens in kermisstem-
ming, och, dat gaat nog. Een mensch wil wel
eens een keertje in kermis- of bruiloftsstemming
verkeeren.
Maar wie ter recreatie van lichaam en geest
een paar weken tijd heeft, moet zorgen, dat ’t
werkelijk weken van recreatie, van afspanning
worden.
Ziezoo, nu zijn we, waar we wezen wilden
en nu begrijpt ge ook, waarom we zoo vroeg
met ons artikel komen.
Zoo vroeg? Och, tegenwoordig is
het geheele jaar door reissaison.
een drukken en een slappen tijd, maar p
wordt er tegenwoordig, ook voor pleizier,
wat het geheele jaar door.
Vordert nu niet van ons, dat
v urueri nu met van ons, dat we voor u een
reisplan opmaken. De strevingen zijn
verschillend en
Ieder moet zelf oj - - -
campagne opmaken.
van café-chantant-herrie, van kermisdrukte. Die
een knetterend vuurwerk zoo mooi vinden,
omdat het geraas maakt en door een zee van
menschen wordt aanschouwd, zoodat men op
elkaar gepakt staat als haring in een ton. Die
in de schouwburgzalen komen, als er een dolle
klucht, een lawaaierige draak, een sensatiestuk
met veel moorden en amourettes, een stuk, dat
op ’t kantje af is, wat de zedelijkheid betreft,
een geruchtmakende operette gegeven wordt.
Die zitten te geeuwen als er een ernstig stuk
gespeeld, goddelijke muziek gegeven wordt.
Doch laten we dezen hun druk genot en als
ze dat genoten hebben, laten ze zich dan eens
in gemoede afvragen: Ben ik nu naar lichaam
en geest opgefrischt? Zijn mijne zenuwen w eer
gestaald, zoodat ik met nieuwen ijver m’n taak
kan hervatten? Is mijn hoofd, mijn geest tot
rust gekomen en weer beter in staat tot gees
telijken arbeid, tot verstandig overleggen?
Als ze eerlijk zijn, moeten ze bekennen dat
misschien het tegendeel waar is.
We zouden deze menschen willen vergelij
ken met vele Zondagvierders. Hoevele man
nen zijn er niet, die in de week, van ’s Maan-
dagsmorgens tot den Zaterdagavond hard moe
ten werken, hun lichaam of hun hoofd moeten
afbeulen. Een kalme Zondag, die in werke
lijkheid een rustdag voor lichaam en geest
zou zijn, zou hen zoo goed doen. En wat
maken ze geregeld van den wekelijkschen
rustdag?
Uitgaan, veel drinken, zoodat ze des Zondags
avonds met een zwaar hoofd laat naar bed
gaan en op Maandagmorgen met een zwaar
hoofd hun moeitevolle weektaak weer be
ginnen.
Domme menschen! Waarom geen kalme
rust, afgewisseld door niet-afbeulende genoe
gens gekozen? Waarom lichaam en geest ge
weld aangedaan, zoodat ’t eind den last zal
dragen pn een vroege ouderdom hun toekomst
moet zijn?
Kijk, zoo is ’t ook met de menschen die
hun pleizierreisjes maken, hun vacantietijd be
steden, zooals we boven schreven.
Gelukkig blijven voor degenen, die van ver-
8 -
van den aangelegden kunstweg
Adr. wijzen er op dat hunne pi
dreigd, nu de nieuwe kunstweg O;
ver beneden het profiel van den ouden polderdijk
aangelegd.
Uit het rapport van den gemeente-opzichter blijkt
dat het hoogste gedeelte van bedoelden dijk 80 cM. doch
doorgaans 75 cM. boven zomerpeil is gelegen en de
begrinde weg op het laagste gedeelte ook 75 cM.
Waar volgens het reglement de polderdijk 1,10 M.
boven peil moet zijn doch maar 75 cM boven peil is,
hebben adr. z. i. zich zelven te beschuldigen van ern
stige nalatigheid. Waar eerst het plan en later de op
levering van den weg door Ged, Staten zonder eenige
bedenking is goedgekeurd, is de weg dus voldoende
hoog gemaakt, wat ook blijkt uit het toegestaan subsidie.
Het gaat dan ook niet aan den weg te verhoogen,
doch zou z. i. in overweging kunnen worden genomen
mrnm- es advertestiebla»
1