VOOR SfflEK BS HSTHBBEl
SIEBW8- ES ADVERTENTIEBLAD
DE RING.
85e Jaargang.
Zaterdag
T entoonstellingen.
30 April 1910.
Ho. 35.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
tot over de
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
van
1878- 1889—1900
’t Engelsche woord,
als ’t Fransche en
er niets- gebeurd was en hij niets gezegd had. Hij
meende echter, dat zij met moeite haar tranen bedwong
of was het verbeelding Als zij met ongewoon
snelle bewegingen hem de rekeningen overhandig
de rinkelde de armband dicht bij zijn hand. Dat
voortdurend gerinkel maakte hem zenuwachtig. Och
doet als het u belieft dat ding daar van uw arm, zeide
hij verre van vriendelijk. Waar hebt u dat prul van
daan
Zachtjes met trillende lippen antwoordde ze: Gekregen.
Hij keek haar aan. Hoe bleek was haar gezichtje
toch en er stonden nu werkelijk tranen in haar mooie
oogen. Plotseling maakte een eigenaardig gevoel zich
van hem meester. Het was alsof hij Julia Meunier in
de oogen keek, maar het gevoel was veel aangenamer!
Den volgenden dag kwam Oato iets later dan anders.
Tegen den patroon zei ze, dat haar zuster ziek was.
Eduard Haarman had ongeduldig zitten wachten, totdat
hij eindelijk haar trippelpasjes hoorde. Reeds had ze
den mond geopend om een paar woorden te zeggen,
toen zijn booze blik haar deed zwijgen. Zonder een
woord te spreken ging ze aan het werk.
Hij was uit zijn humeur. Julia Meunier had hem
gisteren geld gevraagd en hij had op het oogenblik
werkelijk niet veel. Zij was onvriendelijk geworden
en had gemopperd en toen was het hem ineens duide
lijk geworden, dat hij Julia niet lief had haar gelaat
had de trekken, waarvan hij hield, maar haar karakter
en haar neigingen waren hem geheel vreemd. Ze
pasten niet bij elkaar hij voelde dat hij een ander
lief had en die andere heette: Cato Mulder.
Verward en gedrukt was hij weggegaan, hoewel Julia
Meunier’s handje de zijne stevig hadden vastgehouden,
zoo zelfs dat het hem pijnlijk was geweest en hij zich
haast met geweld had moeten losrukken.
Het wordt haast onmogelijk, dit nieuwe,
overtroevende te vinden. En vooral voor de
allereerste wereldsteden, die geacht worden
slechts onovertrefbaar werk te mogen geven,
is ’t haast onmogelijk, nog weer een nieuwe,
grootere, meer de aandacht trekkende expositie
te beginnen.
Neem vooral Parijs, dat nu eenmaal de ville
lumière, de lichtstad is. Het Fransche ver
nuft, gesprit Gaulois, gecondenseerd in l’esprit
Parisienne, heeft zich viermalen uitgeput, ge
vende wat er te geven was, ’t komt er niet
op aan, wat ’t kost! is ’t wonder, dat men
te Parijs er tegen opziet, der traditie getrouw
te blijven en ook in 1911 een worlds fair te
houden. De eer van Parijs, van geheel Frank
rijk, van de Fransche regeering is er mee ge
moeid. Als ze gehouden wordt, moet ze een
reuzensucces zijn, kost wat kost. En daar
vraagt men zich at: Kan ons vernuft nog
grooter attractie-wonderen schepper, En ook
loont ’t wel de moeite er zooveel voor uit
te geven?
Doch, alles bijeengenomen, nut zoowel als
vermaak, een wereldtentoonstelling blijft voor
een volk een hoogst belangrijk iets. Achterlijke
volken kunnen geen wereldtentoonstelling hou
den. Ze hebben niet voldoende aan te bie
den op industriëel, commercieel en beschavings
gebied. Wat zullen bezoekers van andere natiën
in hun land doen? De eigen capaciteiten
zijn veel grooter en die kunnen ze thuis wel
opmerken. Ze zullen geen toekomstig voor
deel van de expositie zien, omdat ze geen op
den voorgrond tredende industrie hebben, die
nieuwe afnemers moet trekken.
Alleen volken, die vooraan staan in de rij
der beschaafde natiën, kunnen met succes een
groote tentoonstelling openen.
We willen als kenschetsende voorbeelden
noemen:
Luik (1905), Dusseldorp (1906.). Wat zag
men te Luik? Ja, alle landen waren er verte
genwoordigd, maar de belangrijke Belgi
sche industrie nam meer plaats in dan ’t ge-
heele buitenland. Cockerill van Séraing had
volledige spoortreinen, om maar een deel te
noemen van wat deze groote firma exposeerde.
De Duitschers moesten met een vrij bescheiden
plaats tevreden zijn.
Dat zullen we eens dunnetjes overdoen, zei
den de grootindustriëelen van Rijnland en
Westfalen en te Dusseldorp schitterde ’t
Wantrouwen belemmert den vooruitgang. De
reiziger, die op zijn weg iedereen mistrouwt en zich,
omkeert bij den aanblik van ieder die op een roover
gelijkt, zal zelden in tijds het doel zijner reis bereiken.
KUNSTCRITIEK!
Eenige boeren zien op een veld een kunstschilder
aan den arbeid. Die kerel lijkt wel gek, om het
portret van dat terrein te maken, dat maar een kwart
je per vierk. meter kost, terwijl hij achter zich land
heeft, dat een rijksdaalder per vierk. meter waard is.
Hij was vast besloten nimmer meer tot haar terug
te keeren.
Zijn hoofd deed hem pijn, zijn oogen brandden.
Werktuigelijk deed hij zijn werk; hij zou achterna niet
meer hebben kunnen zeggen, wat hij eigenlijk ge
schreven had. En nu zag hij steeds Cato’s bleek ge
zichtje.
’s Namiddags bemerkte hij plotseling dat hij zijn
ring miste. Hij schrok geweldig, immers de ring was
een souvenir, dat hij op prijs stelde, zijn moeder had
hem reeds gedragen en haar verlovingsdag was er in
gegrift. Hij ging onmiddellijk aan het zoeken, maar
vond den ring niet terug. Toen dacht hij, dat het voor
werp gestolen zou zijn en zei zijn gedachte hardop.
Het personeel herhaalde het woord, dat van mond
tot mond ging: gestolen. Cato Mulder had niet dadelijk
mee helpen zoeken. Zij deed trouwens zoo vreemd
vandaag, scheen verbazend afgetrokken te zijn.
Van tijd tot tijd hield ze haar kleine blanke hand voor
de oogen,
Eduard Haarman keek haar toevallig aan, zag het
treurige gezichtje en gaf toen ineens een gil. Aan
Cato’s vinger zag hij een ring glinsteren zijn ring!
Met twee stappen stond hij naast haar.
Kijk daar, zei hij met schorre stem, daar is mijn
ring, juffrouw Mulder heeft hem!
Cato zonk op haar stoel ineen. Hare lippen en
handen beefden, haar heele lichaam trilde en beefde en
ten slotte begon ze vreeselijk te weenen, De patroon
kwam er aan te pas. Blijkbaar had hij diep medelijden.
Hij noodigde het meisje uit even met hem mee te
gaan.
Kalmeer u eerst maar eens een beetje, zei hij vrien
delijk, bracht haar naar zjjn particulier kantoor en
sloot de deur.
jaar lang met sierlijke letters de posten had inge
schreven. Het verlovingsbaantje werd deze betrekking
algemeen door de employés van de firma Berg en
Zander genoemd; want het was opmerkelijk, dat elke
dame die haar vervulde, haar na korteren of langeren
tijd in verband met een voorgenomen huwelijk opzeide.
Eduard Haarman ergerde zich, ook over het feit, dat
men ondanks de minder aangename ervaringen maar
altijd weer een dame aanstelde, ofschoon toch duide
lijk genoeg bewezen was dat de dames het kantoor
der firma slechts als een doorgangshuis beschouwden.
Juffrouw de Groot had er het nog het langst uitge
houden: zes jaar. Maar na het Kerstfeest was ook zij
met een gouden ring aan den vinger afscheid van haar
collega's komen nemen.
Cato Mulder had vroolijk gelachen toen de anderen
haar tijdens het twaalfuurtje, dat op het kantoor ge
bruikt werd, dit feit vertelden. Neen, dat was alleen
maar toeval, dat haar voorgangsters allen getrouwd
waren. Met haar zou dit niet gebeuren, dat was ge
heel buitengesloten, zij kende niemand, absoluut nie
mand, zij ging nergens naar toe en dan Eduard
Haarman had haar hierbij aangekeken met een door
dringenden blik, die haar deed blozen en haar verle
gen maakte, zoodat zij den zin niet voltooide.
Als het u belieft, gaat u door. Een rare manier om
zoo maar midden in den zin op te houden, dat moet
ik zeggen, zeide bij snel en scherp.
Even bedacht zij zich, toen liet zij er niet minder
snel op volgen: En dan ik houd het huwelijk hee-
lemaal niet voor een groot geluk
Hij had onverschillig geschokschouderd en haar
zwijgend den rug toegekeerd meer oprecht dan be
leefd. Toen hij weer voor zijn lessenaar zat zag Cato
Mulder weer op de gewone wijze naar hem op alsof
Eduard Haarman had op het kantoor een nieuwe
overbuur gekregen. In plaats van het blonde kopje
van juffrouw Suze de Groot was er thans een hoofd
met donkere lokken over de dikke boeken gebogen
en de hand, die hem telkens over de schrijftafel de
rekeningen gaf, was door geen enkelen ring versierd.
Blank, mollig en fraai gevormd was deze hand, de na
geltjes zagen er welverzorgd uit en als de mouw een
beetje in de hoogte schoof, zag hij dat Cato Mulder
een armband droeg, precies zoo een, als hij onlangs
de kleine Julia Meunier had gegeven. Dit laatste vond
hij onaangenaam. Hierdoor toch werd hij voortdurend
herinnerd aan het vroolijke, lichtzinnige meisje, dat
zulk een geschenk niet waard was en op wie hij toch
tot over de ooren verliefd meende te zijn, die met
mannenharten speelde en toch zoo hartverscheurend
snikken kon als hij haar dreigde, dat ze hem nooit
weerzien zou nooit.
Nu moest hij altijd aan Julia denken als hij Cato
Mulder aankeek en dan ging hij vergelijken. Hij kon
niet anders. En hij vond altijd, dat ze verbazend veel
op elkaar geleken. Reeds het haar, bijvoorbeeld; de
weelderige lokken op het blanke voorhoofd, dezelfde
groote, droomerige oogen, hetzelfde fijngevormde neus
je, dezelfde donkerroode mond.
Ze zat op de zelfde plaats waar Suze de Groot zes
Pardon, mevrouw, we zijn nog niet naar de
groote tentoonstelling te Brussel geweest. Die
is wel officiéél met veel plechtigheid door den
volkskoning Albrecht I geopend, maar ’t gaat
deze expositie als zoovele, als alle harer groote
voorgangsters; als ze geopend is, kan men er ze
ker op aan, dat ze over enkele weken geheel
gereed is. Als we dus naar Brussel willen
gaan, en och, de spoorkosten doen ’t ’m niet
en een rondreisje door België kost een baga
tel, dan wachten we liever nog een maand of
langer; dan is de exhibition gereed en dan is ’t
ook saison. Reis in ’s hemelsnaam voor je
pleizier, als ’t weer guur is zooals dezer da
gen, zoodat alleen de lengte der dagen en de
kalender u kunnen overtuigen, dat we niet in
de tweede helft van Februari, maar einde
April zijn.
We willen dus ook geen beschrijving ge
ven van de huidige tentoonstelling, om u daar
door als gids te strekken, om de heusche re
den, dat we ons wel zoo’n ideetje van deze
worlds fair kunnen vormen, we hebben
Brussel eerder gezien en de tijdschriften heb
ben al zooveel nieuws verteld, maar toch
geen persoonlijke indrukken van het geheel en
de deelen ontvingen.
We willen alleen enkele opmerkingen ma
ken over tentoonstellingen; en dit onderwerp
is zeer dankbaar en rijk voor zulke opmer
kingen.
We schreven met opzet vier verschillende
woorden voor dezelfde zaak: tentoonstelling,
expositie, exhibition en worlds fair.
Het eerste woord is ons duidelijk, goed-Hol-
landsch woord: er wordt tentoongesteld voor
t groote publiek. Wereldtentoonstelling is
nog duidelijker: er wordt tentoongesteld voor
de oogen der geheele wereld. Exposition,
’t Fransche woord, heeft burgerrecht gekre
gen, omdat juist de Parijsche expositions den
grootsten naam verwierven en reeds een recht
11-jarige periode verwierven (1867
en 1911?). Exhibition,
van dezelfde beteekenis
’t Nederlandsche, heeft
wereldrecht gekregen èn omdat de Engelschen
te Londen met tentoonstellingen begonnen
zijn, èn omdat ’t Engelsch zoo’n verbreide
taal is.
Worlds fair! Echt Engelsch, of liever echt
Amerikaansch. Wereldkennis! Duidelijker kan
niet gezegd worden, hoe de ondernemers van
wereldtentoonstellingen aan den ernst het ver
maak moeten verbinden om de menschen te
trekken en dus ’t financiëel succes der tentoon
stelling te bereiken.
Een wereldtentoonstelling is gedeeltelijk een
wereldkennis, een kermis in ’t groot. De ern
stige mensch, die komt om te leeren, te profi-
teeren, wijzer te worden, hij heeft genoeg aan
de eigenlijke, de serieusetentoonstelling. Voor
zijn vak vindt hij daar alle vorderingen, die in
de verschillende landen gemaakt zijn en daar
wenscht hij voor zijn fabriek, zaak, inrichting
van te profiteeren. Dit is dus ’t eigenlijke
nut van tentoonstellingen. Maar, och arme
als een expositie en als vooral de stad, die
een wereldexpositie op touw zet, ’t alleen van
deze klanten moest hebben, dan zou ’t financi
eel succes vast en zeker in een groot financi
eel echec verkeeren. En thans, nu men ook
en vooral de pleizierreizigers aantrekt, kost ’t
al moeite om een financiëel succes te kunnen
bereiken.
De geblaseerde menschen zijn alleen door
buitengewone en schitterende, en dus kostbare
attracties te trekken. Gewoonlijk is dan ook
een groote tentoonstelling alleen te houden
met groote, zeer groote financiëele hulp van
staat, stad en particulieren.
En daar, met de vooruitgang op stoffelijk
en geestelijk gebied, met de toename van weel
de, de reisgelegenheden en de gelegenheden
om weelde en genot te smaken, de mensch
steeds veeleischender en meer geblaseerd is
geworden, moest elke volgende wereldtentoon
stelling er alles opzetten om hare voorgang
sters den loef af te steken docr pracht en
praal en vooral door attracties, die met ’t
eigenlijke doel der tentoonstellingen niets te ma
ken hebben.
Wat heb je nu meer aan oud-Holland, oud-
Antwerpen, oud-Luik? Een gewoon nationaal
tentoonstellinkje, ja een plaatselijk opzetje ge
bruikt 't oude als nieuwe attractie. Denk aan
oud-Bussum, waarbij Johan Schmierde burger
vader moest zijn, aan oud-Arnhem, oud-dit en
oud-dat. Londen bouwde z’n kristallen paleis,
Parijs z’n Eiffeltoren, andere wereldsteden von
den weer iets frappants. Het menschelijk ver
nuft put zich uit om toch maar weer de voor
gangers te kunnen overtroeven.
volgende jaar de Duitsche nijverheid in al
haar grootheid, met Krupp aan ’t hoofd.
Op een Parijsche tentoonstelling moet Frank
rijk de eerste zijn èn door qualiteit en door
quantiteit.
Op de Brusselsche expositie neemt België
natuurlijk de reuzenplaats in.
Als een stad, of liever een volk, een groote
tentoonstelling houdt, wil ’t daarmee aantoo-
nen: Ziet, dat kunnen wij; wil ’t daarmee be
reiken: Nieuwe afvoerkanalen voor z’n handel
en nijverheid. Het werpt een taling (en wel
een zeer groote) uit om een kabeljauw te
vangen.
Dit succes kan alleen bereikt worden, als er
zeer veel menschen uit het buitenland komen,
als de expositiestad dat jaar ’t centrum van de
wereld-attracties wordt en dus als’t groote pu
bliek door buitengewone genoegens getrokken
wordt.
Dit kunnen alleen volken met veel onder
nemingsgeest, veel productiviteit en veel geld.
De anderen kunnen dat niet.
Een schaduwzijde van exposities is, dat wie
over ’t meeste kapitaal beschikt en wie dus ’t
mooist voor den dag kan komen, ook de hoog
ste bekroningen krijgt.
Bekroningen worden dus meest door de macht
van ’t kapitaal verkregen.
Is ’t wonder, dat er in dit opzicht een er
gerlijke ontaarding gekomen isMen houdt
schijntentoonstellingen, waarbij men voor geld
bekroond wordt en daarvoor weinig of niets
behoeft in te zenden. Hoe meer geld men af
draagt, hoe hooger de bekroning.
De handel in medailles en diploma’s op de
spits gedreven; er een zwendel van gemaakt.
En in dit opzicht is ’t reeds een reuzenzwendel
geworden.
Dit is de groote schaduwzijde, want daardoor
maakt men reclame met onderscheidingen, die
totaal niets anders aantoonen, dan dat de be
zitter er van geld had.
ER