TOWS- EJ ADVERTENTIEBLAD
VOOR SNEEK EN 018TREKES.
Vooruitgang.
De Pruik.
I
4
Zaterdag; 7 Mei 1810.
65e Jaargang.
No. 37.
Uitgever:
B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
over
naar
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ver-
30, 40 cent, zelfs meer per uur. Zijn
overgrootvader was met ongeveer een dubbel
tje tevreden.
de dorpen met vreugde begroet. Lachend gaven de
vrouwen haren natuurlijken tooi prijs, om eenige zilver
stukken daarvoor in ruil te krijgen. Zooals gezegd,
voor de eerste maal kwam een vrouw niet uit begeerte
naar geld tot hem, neen, misschien drong de nood haar
tot zulk een stap. Zij scheen zoo ongelukkig over de
gedachte, haar haren te moeten verliezen, dat hij'.me-
delijden met haar kreeg. Aan den anderen kant brand
de de wensch in hem, dit heerlijke haar, dat al zijne
bewondering opwekte, te bezitten. Waarom wiPjejje
haren verkoopen, kind vroeg hij.
Door deze vraag verrast en misschien de sympathie
vermoedend van den meester, dien zij als haar beul
had beschouwd, droogde zij hare tranen en zei resoluut:
ik wil het immers niet. Mijn ouders dwingen me er
toe. Zijn ze dan zoo arm
Neen, allen werken thuis en ieder verdientgrijkelijk
zijn brood.
Dus
Het moet voor mijn bruidschat zijn, zeide ze blozend,
mijn bruidegom wil me niet zonder geld trouwen.
Hij wil je liever zonder haar nemen Dan is hij ze
ker heel rijk om zulke eisehen te kunnen stellen P
Ik geloof-Hij bezit honderd dukaten en den
molen erft hij ook nog.
Is dat alles
Ja, vindt u dat niet genoeg
Dat wel. In elk geval is het genoeg om mij te doen
inzien, dat die jongen van jou een schaapskop is, die
niet weet, dat je schoonheid duizendmaal meer waard
is dan zijn molen en zijn dukaten. En je houdt van
dien kerel
Ik en zij haalde minachtend haar schouders op.
Mijn ouders willen me uithuwelijken, en nu is het me
eender of ik dien of een ander krijg. Mijn ouders wil
len het
Toen zij nog eens vroeg, hoeveel hij betalen wilde,
antwoordde hij, terwijl hij dezen keer de haren door
zijn vingers liet glijden:
De zaak is me van te groot belang. Ik kan dat niet di-
ten ze nog als toekomstraadselen beschouwen.
Dan moet men ook thuis zijn in de historie.
Men moet leef-J en denkwijze, ontwikkeling
en uitgebreidheid van gezichtskring kennen
van den ouden tijd,Ivan de middeleeuwen, den
nieuwen en den nieuwsten tijd. Men moet
zoo eenigszins den ontwikkelingsgang van elk
volk, van elk rijk in zich opgenomen hebben.
Men moet bovendien zoo’n beetje wijsgeerig
zijn aangelegd, de feiten globaal kunnen over
zien, in groote afdeelingen kunnen sorteeren.
>Het is dus geen kinderwerk, den gang der
menschenmaatschappij te kunnen vatten.
En dan nog zal er verschil van zienswijze
blijven, omdat elk, al is hij nog zoo ontwik
keld, toch door eigen bril blijft zien, De
denkwijzen zullen verschillend blijven, omdat
maatschappelijke, economische, politieke en
vooral godsdienstige vraagstukken, ja zelfs
vele wetenschappelijke zaken niet te behande
len zijn als mathematische, als wiskundige voor
stellen. Bij deze laatste voorstellen zijn de
onderstelden bekenden, de gevolgtrekkingen
volkomen sekuur op te bouwen, het »te be
wijzen* onomstootelijk bevestigend of ontken
nend te beantwoorden. Maar bij de andere
vraagstukken is er bijna niets vast in de prae-
missen, die zooveel verschillende, daarop te
bouwen gedachtengangen toelaten, zoodat men
wel tot heel verschillende uitkomsten moet
komen; uitkomsten, die op elkaar gelijken als
dag en nacht, als wit en zwart.
En toch, ondanks die verschillen in meening,
en juist door de wrijvingen, die er het nood
zakelijk gevolg van zijn, gaat men vooruit.
We doelen hier vooral op den politieken en
oeconomischen vooruitgang.
De verandering op godsdienstig gebied willen
we hier niet aanroeren.
De wetenschappelijke vooruitgang is duide
lijker. Ieder, die weer wat nieuws vindt, draagt
een steentje bij tot den vooruitgang; daar gaat
op wetenschappelijk, technisch gebied niets
van af. En de enkelen, die weer iets geheel
nieuws uitdenken, zijn de baanbrekers, die een
nieuw tijdperk van vooruitgang inluiden. Zulke
baanbrekers zijn Columbus en Vasco da Gama,
Copernicus en Newton, Fulton en Stephenson,
zijn de voormannen op ’t gebied van de elec-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Het was een enorme pruik uit den tijd van Lode-
■wijk XIV, een van fijn, verrukkelijk blond haar, die,
wanneer een zonnestraal ze trof, als mat, vloeibaar
goud glansde.
Sedert twee eeuwen rustte zij in een hermetisch ge
sloten glazen kast en wij kinderen bewonderden haar
met schuwen blik als iets heel bijzonders.
Ze was een familiestuk, dat ons herinnerde aan onzen
over-over-grootvader, Nicolaas le Flaut, die koninklijk
pruikenmaker was geweest. Op zijn uithangbord prijkte
het pompeuze opschrift »In ’t gouden Vlies* en daaraan
was een wonderlijke geschiedenis verbonden. Wanneer
we deze blonde haardos echter bewonderen, dan moes
ten we allereerst aan onze over-over-grootmoeder den
ken, aan wie deze haren toebehoord hadden en die des
tijds in heel Parijs onder den naam >de mooie pruiken
maakster* bekend was en door dichters werd bezongen
en gevierd.
Wij stammen namelijk van een oude Parijsche fa
milie af, en mijn over-over-grootvader heeft met zijn
een schitterend vermogen verworven.
Mijn voorvader, wiens pruik wij dagelijks met de
zelfde verrukking aanschouwden, leverde aan alle edel
heden alsook aan alle elegante Parijzenaars hunne
pruiken, en jaarlijks bereisde hij de provincie en be
zocht steden en dorpen en kocht blonde en bruine
haren op, om aan de vraag zijner klanten te kunnen
voldoen. Met zijn schaar en een aantal harde, blanke
daalders op zak, reisde hij van stad tot stad en vergat
ook de dorpen niet; dan liet hij bekend maken, dat luj
haren kocht en een goeden prijs er voor betaalde. En
al heel gauw kwamen dan de meisjes om haren na
tuurlijken tooi voor enkele blanke goudstukken in te
ruilen.
Op een zijner reizen leerde hij mijn over-over-groot-
moeder kennen.
Als reizende pruikenmaker bevond hij zich toen in
Normandie in een tamelijk groot vlek. Vele haren had
hij reeds afgesneden, blonde en bruine, toen op zeke
ren dag een jong meisje bij hem kwam, dat bitter ge
schreid scheen te hebben. Zij was misschien ^twintig
jaar. Slank, groot en toch flink gebouwd, had zij met
hare frissche, roze wangen en haren kersrooden mond
veel van een wilde roos. Hare oogen waren van het
mooiste blauw, daarbij helder en diep, ondanks den tra-
nensluier, die er overheen lag gespreid. En blond was
ze de lievelingskleur van den pruikenmaker,
maar blond als een zonnestraal, blond als het golvende,
gouden koren, een kleur, zooals men anders slechts in
de noordelijke landen aantreft, en waarnaar de prui
kenmaker lang te vergeefs had gezocht.
Meester Nicolaas verstomde bij den aanblik van dit
beeldschoone meisje. Toen dit echter haar vlecht los
maakte, zoodat de haren als een golvende, gouden
mantel haar over de schouders en den rug vielen, staar
de hij als verblind op den schemerenden haardos en
moest de oogen sluiten. Zijn eerste ingeving was, de
zen haardos te grijpen en daarin om te woelen, zooals
men dat bij brillanten en goudstukken doet. Maar een
zeker gevoel van achting hield hem daarvan terug. Het
jonge meisje stond voor hem stom en met beschreid ge
laat, de blauwe, in tranen schemerende oogen treurig
op hem gericht. Toen barstte zij in snikken uit, en
hem de haren voorhoudend, vroeg zij schuchter:
Hoeveel geeft u er voor?
Het overkwam den haarkunstenaar voor de eerste
maal, dat iemand hem schreiend beur haren aanbood.
Al was hij ook koopman en kunstenaar in zijn vak,
toch had hij een goed hart, en het meisje met haar ver
driet deed hem leed. Gewoonlijk werd zijn komen in
SF
reet uitmaken, in geen geval zonder de toestemming van
je ouders. Ik zal me eens bedenken. Kom morgen
vroeg terug en breng je moeder mee. We zullen het
dan wel over den prijs eens worden.
Stralend van vreugde stak het mooie meisje hare
haren weer op, gelukkig, ze nog tot den volgenden mor
gen te mogen behouden, groette en liep weg.
Waarom mijn over-over-grootvader den aankoop der
gouden haren tot den anderen morgen had uitgesteld
Hij wist het zelf niet. Een steekhoudende reden had
hij er niet voor. Hij kon er maar niet toe komen deze
prachtige haren af te snijden en zijn kunstgevoel had
ditmaal over den koopman gezegevierd. Daarenboven
gevoelde meester Nicolaas in het diepst van zijn ge
moed iets, waar hij zich zelf geen rekenschap van durf
de geven. Als verstokt vrijgezel was hij voor vrouwe
lijke bekoorlijkheden haast onvatbaar; hij kende de
betoovering der liefde niet, maar sedert het meisje
met de blonde haren voor hem had gestaan, waren
teedere gevoelens in zijn hart geslopen. En de vonk,
die in hem was ontstoken, werd tot een vlam, en al
spoedig stond de tot nog toe koele, onbuigzame man
in lichtelaaie.
Toen meester Nicolaas het met zich zelven eens
was, riep hij fier uit: Had ik die haren mogen afknip
pen? Neen...! Maar ik wil ze toch bezitten... en al
moest ik het kind trouwen... zelfs al kwamen alle mo
lenaars er tegen op... Ik ben er wel oud genoeg
voor!...
Toen het meisje, Brigitta heette ze, den volgenden
motgen met hare moeder terugkwam, werden ze op
de plechtigste wijze door den pruikenmaker be
groet.
En zonder zich lang te bezinnen deed hij zijn
aanzoek.
Mijn waarde dame, ik heb uw dochter lief. Ik weet
ook, dat ze den man niet lief heeft, dien gij wilt, dat
ze zal huwen. Wanneer ik haar niet mishaag, dan
Wie de wereld rondziet, begrip heeft van
wat er om hem heen gebeurt, moet zeggen: De
wereld gaat steeds vooruit; er is altijd door
verandering, wisseling; men, ieder tracht naar
beter, naar meer, naar hoog er, op stoffelijk, op
maatschappelijk, op geestelijk, op artistiek, op
technisch, op alle gebied.
Maar dan moet men een ruimen blik heb
ben; zich niet bepalen tot ’t enge kringetje,
waarin wij dagelijks verkeeren; met misschien
kleine menschen; waardoor men zelf ook klein
van idee begint te worden. Neen, dan moet
men de geheele wereld overzien, de stroomin-
gen in alle streken der aarde nagaan; den
vooruitgang der cultuurvolken en ook der
minst beschaafden volgen; een algemeen begrip,
generale kennis van alles hebben; zich kunnen
indenken in den kring van landbouwers en
stedelingen, van handelsmenschen en industrie-
eelen, van technici en geleerden, van proleta
riërs, ot die ’t meenen te zijn, en van aristo
craten, ot die zulks zich verbeelden. Men
moet eenigen kijk hebben op al de vraag
stukken, en die zijn er zoovele, die op een
oplossing wachten of reeds gedeeltelijk opge
lost zijn; vraagstukken, waarvan er zoo vele
zijn, waarvan sommigen misschien de oplossing
meenen gevonden te hebben, terwijl de mees-
triciteit en de luchtvaart, is zelfs de uitvinder
van het buskruit, was de uitvinder van het
com pas.
Maar op politiek en oeconomisch gebied?
Wat de een vooruitgang noemt, bestempelt
de ander als' achteruitgang. Wat de een be
vorderlijk, ja noodzakelijk noemt voor"t heil
der menschheid, verafschuwt de ander als groot
nadeel voor den mensch, vooral voor den gees
telijken mensch.
En toch, juist op dit gebied is een merk
waardige evolutie op te merken.
Vergelijk de ideeën van onzen tijd met die
van de grijze oudheid, met die van latere
eeuwen, van de kruistochten en den riddertijd,
van den tijd der slavernij, van dien der Groote
revolutie, van die voor een halve, zelfs van
een kwart eeuw.
Wat groote verschillen!
En zooals het wel lijkt, dat de wereld vooral in
den laatsten tijd op stoffelijk,wetenschappelijk ge
bied, ja, op welk gebied niet, veel harder dan ooit
te voren vooruitgaat; zoo schijnt’t ook, dat de
oeconomische en politieke denkbeelden met
nooit gekende snelheid veranderen.
Het gaat in de laatste eeuw, maar vooral
in de laatste tientallen jaren zoo snel, dat er
haast geen vergelijking van ’t heden met de
oudheid en de middeleeuwen meer mogelijk is.
Het terrein, dat we in dit opstel betreden,
is te uitgebreid om ’t in een enkel artikel ook
slechts voor een tiende deel te kunnen be
spreken.
Daarom willen we slechts een paar politieke
aanteekeningen maken, om aan te duiden hoe
snel of alles verandert.
De sociale ontwikkeling (voor ’t eerst noe
men we dit woord, terwijl we ’t telkens reeds
voor oogen hadden,) gaat in de laatste jaren
zoo snel.
Denk eens aan ’t begrip: Menschwaardig be
staan.
Neem zelfs niet alleen de arbeidersklasse.
Wat in den tijd onzer overgrootvaders de
gewone leefwijze was en wat nu.
Een ambachtsman in een groote stad
dient nu
Een werkman meent thans niet langer dan
acht of negen uren te mogen werken; anders
begint ’t te veel op slavernij en zwoegen te
gelijken.
Z’n overgrootvader werkte van ’s morgens
vroeg tot ’s avonds laat; had alleen tijd
voor slapen en eten en Zondagsrust.
De arbeider maakt thans zijn reisjes
duin en bosch, naar de steden of de zee.
Z’n overgrootvader bleef gewoonlijk, waar
hij geboren en opgevoed was; en hij wist ook
van de buitenwereld heel weinig af, want aan
krantenlezen deed hij zoo niet; terwijl thans de
arbeider wereldburger is geworden en de
bondsman uit Holland zich bemoeit met ’t lot
van zijn vakgenooten in Engeland en Duitsch-
land, Amerika en Rusland.
Op politiek gebied, zoo nauw samenhangend
met ’t sociaal terrein, is de evolutie even ont
zettend. Wie voor vijftig jaar als al te voor
uitstrevend met scheeve oogen werd aangezien,
zou nu een achterling, een conservatief van ’t
ergste soort gescholden worden.
Behoeven we, zelfs in ons eigen, kalm,‘klein
landje nog naar voorbeelden te zoeken?
Koning Willem I zou thans door ons alleen
als vorst van Mecklenburg gedacht kunnen
worden, hij, die destijds de tweede vader des
vaderlands, de groote bevorderaar van het wel
zijn der natie genoemd werd.
Thorbecke, de groote, vooruitstrevende staats
man, wat zijn z’n verlichte ideeën van 1848
ouderwetsch bij wat thans vooruitstrevend heet.
Van opheffing van ’t proletariaat of den ar
beidersstand, zooals dat thans bedoeld wordt,
had hij nog bijna geen notitie genomen, omdat
het niet gevraagd werd. De echte liberalen
van Thorbecke zijn thans oud-liberalen gewor
den Neem Heldt, destijds de buitensporig
vooruitstrevende!
Kom op ’t gebied van het kiesrecht. Weg
met censuskiezers. Ieder man kiezer, ja, aan
stonds ook vrouwenkiesrecht. Kom op het
stakingsgebied. Wat vroeger als opstand tegen
de maatschappelijke orde werd beschouwd, is nu
een recht geworden. Kerkelijke vereenigingen
organiseeren thans stakingen, die voor dertig
jaar door hun partij als ongehoord zouden
veroordeeld worden. En zoo voort!
I