mim- Bs iiimiwiBBUD VOOR SJElik BS 0I8TREÏBS. De Handschoen, I I Woensdag; 11 Mei 1810. 65e Jaargang. I No. 38. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton, Amsterdamsche Brieven. H Laat ik er bijvoegen, dat Louis in elk geval in 't Rijksmuseum, naar de handteekening van Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. bezoek wagen minder apenoten de apen, beren, Herinnering van een politiebeambte. I I Als ik in m’n vorigen schreef, dat ik de oud- was man M’n brief moest, i vroeg riep: Mijn lieve zuster, wordt toch wakker! Mijn arme lieveling, kom toch tot uzelveTelkens en telkens weder bedekte zij het gelaat en de handen der doode met kussen. Eerst langzamerhand werd zij zich der gruwzame werkelijkheid bewust. Zij zag de in de slaapkamer heerschende wanorde en bemerkte, dat de deur der brandkast, welke in den hoek der kamer stond, wijd was geopend. Intusschen was het dienstmeisje uit hare bezwijming ontwaakt en kwam handenwringend aangesneld. Is het dus waar, juffrouw, riep zij, is onze lieve, goede mevrouw werkelijk dood? De bediende maakte zich thans gereed om een dokter te gaan halen en Elena zocht hoed en shawl om de politie te gaan waarschuwen. Zoë, het dienstmeisje, was evenwel zóo bang, dat zij niet alleen in huis durfde blijven, maar in de deur ging staan, waar zij dezen en genen voorbijganger het gruwelijk feit mededeelde. Toen Elenamet de politiebeambten terugkeerde, bevond zich reeds een dichte menschenmenigte voor het huis, die luide verwenschingen tegen de moorde naars uitstiet. Intusschen was ook een dokter verschenen, die na een kort onderzoek constateerde, dat de moord onge veer tusschen 2 en 3 uur des ochtends had plaats ge had. Naast het slachtoffer had men nog een haar behoorenden zakdoek gevonden, die blijkbaar had ge diend om het slachtoffer in den mond te stoppen, want hij was op verschillende plaatsen doorgebeten, en verder een handdoek, waarmede de ongelukkige was geworgd. De hals toonde daarvan de duidelijke sporen. Aan de nagels der linkerhand vond men eenige bloed sporen, die tot de gevolgtrekking leidden, dat het on gelukkige slachtoffer haren moordenaar zeker hevig vermoeden betreffende Jancula’s schuld. Mijn zuster kocht reeds gedurende vijftien jaren van hem; hij is als een braaf, eerlijk man bekend, dien mijn zuster gaarne mocht lijden, zeide zij, terwijl zij een pakje kant te voorschijn haalde, dat haar zuster nog den vorigen dag van den marskramer had gekocht. Nog denzelfden dag evenwel had bij Jancula eene huiszoeking plaats, die iets voor hem zeer bezwarends aan het licht bracht: een klein, der gestorvene behoord hebbend uurwerk werd in een pakket kant gevonden! Jancula werd daarop onmiddelljjk in hechtenis genomen. Reeds drie maanden had het voorloopig onderzoek tegen den marskramer geduurd, zonder dat dit iets aan het licht had gebracht, wat eenig duidelijk bewijs voor zijne schuld opleverde. Jancula was, naar hij be weerde, in den bewusten nacht reeds te 11 uren naar bed gegaan, welke verklaring door zijne huishoudster werd bevestigd. De rechter van instructie meende evenwel, dat het volstrekt niet zeker was, dat die vrouw hem niet door hare verklaring aan eene gerechte straf wilde onttrekken. Jancula zwoer bij den God zijner vaderen, vrij van alle schuld te zijn. Voor de aanwezigheid van het horloge der vermoorde tusschen zijne kanten kon hij geene verklaring geven. Dat is eene beproeving Gods, zeide hij op kommervollen toon; meer kan ik niet zeggen. De rechter van instructie, een intelligent jurist, die te Parijs zijn rechtsgeleerde studiën had voltooid en een der weinige Rumeensche beambten was, die niet in iederen Jood een verworpeling zien, begon te twij felen aan de schuld van Jancula, en deelde dit den als getuige en helper der politie nogal vaak voor den rechter van instructie verschijnenden Costachi mede; Op den morgen van den 29 April ’89 bevatten de ucnarester bladen kolommen vol mededeelingen om rent den roofmoord, gepleegd op eene in de Strade iNova wonende weduwe, mevrouw Marie Bulescu. Toen et dienstmeisje Zoë hare meesteres des morgens als gewoonlijk een kop chocolade op bed wilde brengen, ^ag zij tot hare ontzetting haar meesteres levenloos op en grond liggen, terwijl de akelige verwrongen trek en onmiddellijk deden zien, dat zij als offer van een misdaad was gevallen. ver8cbrikt ijlde Zoë luid weenend naar een cnterkamer, welke door de zuster der vermoorde werd ewoond; daar evenwel viel zij, terwijl zij nog de grond D u^s^e*; M^rouw dood!, bewusteloos op den Elena, de zuster van de vermoorde, riep in haren F1®81 een jn den tuin bezig zijnden bediende en begaf ic door hem vergezeld, naar het tooneel der misdaad, loan zij hare op het tapijt uitgestrekt liggende zuster v r zich met een gillenden kreet op het reeds erstijfde lichaam en trachtte door hartelijke woorden en innige omhelzingen deze weder in het leven terug e roepen. Daarop legde zij met behulp van den ouden nemende het lijk barer zuster te bed, terwjjl zjj telkens over het gelaat of over de handen had gekrabd. Daar de vermoorde, volgens de verklaring van Elena, de gewoonte had de deur barer kamer van binnen af te sluiten, onderzocht de commissaris van politie het deurslot en constateerde, dat van een vooruitspringende nagel met een scherp voorwerp een stuk was afge knepen, zoodat het overblijvende te kort was geworden om in de daarvoor bestemde opening te pakken. Terwijl dit onderzoek plaats had, trad een elegant gekleed heer het huis binnen, snelde op Elena toe, sloot haar in zijne armen en riep op treurigen, mede- lijdenden toon: Is het dus waar, mijn goede Elena, is de arme Marie het slachtoffer eener misdaad geworden? Daarop stelde hij zich aan den commissaris van politie als generaal agent eener levensverzekering maatschappij en bruidegom van Elena voor. Zijn naam was Demeter Costachi en hij bood zich aan om zooveel mogelijk bij het onderzoek naar den bedrijver der misdaad behulpzaam te zijn. Er werd verder nog geconstateerd, dat al de in de brandkast aanwezige kostbaarheden, het bankpapier en het goud- en zilvergeld, tot eene gezamenlijke waarde van circa dertigduizend gulden, waren gestolen. Ver scheidene effecten evenwel had de moordenaar, waar schijnlijk uit vrees dat de verkoop daarvan hem in moeilijkheden zou brengen, laten liggen. Elena’s verloofde scheen plotseling een ingeving te krijgen, want zich in groote opgewondenheid tot het meisje wendend, riep hij uit: Wellicht is de misdadiger niemand anders dan Jan cula, de marskramer! Ik heb hem gisteren hier nog ontmoet. Elena bevestigde deze laatste mededeeling maar gaf toch haren ernstigen twijfel te kennen aan het geopperd ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. Daarna ging het naar een der allerdeftigste huizen in de Bocht (Heerengracht 475), waar in de Holl. Sociëteit v. Levensverz. van 1807 zetelt. Dit bezoek werd speciaal gebracht om den deftigen oud-Höllandschen stijl te bewon deren. Zoo’n huis moet men en dan zal men uitroepen: voorouders rijk, om bouwen. Daarna dineeren in Bracks Doelenhotel, waar de burgemeester logeert, en toen op reis naar Kopenhagen. Keizer Wilhelm, de reise-kai- ser, die zich sedert de onthullingen van 1908 zoo kalm houdt en z’n mond rust geeft, zou er jaloersch op kunnen worden. Laat ik u nog zeggen, dat Roosevelt ditmaal een geelbruine regenjas droeg en dat, vooral vóór ’t museum, een groote menigte hem toe juichte. En toch vergelijk de ontvangst in ons land eens met die in Kopenhagen en Christiania! Had ik niet gelijk in m’n vorigen brief, dat wij, kalme Nederlanders, niet genoeg uit onze kalmte kunnen schieten? En toch bleek onze geestdrift groot bij ’t zien van dezen waarlijk grooten Amerikaan. De menschen hadden geestdrift genoeg, maar officieel deed men kalm. En toch moeten we niet vergeten, dat heel Amerika let op de ontvangst, ten deel geval len aan den man, die daar in ’t land der on begrensde mogelijkheden geldt voor de krach tigste, eerlijkste vertegenwoordiger van een volk van 90 millioen zielen. Zoodat dan ook meerdere Arnerik. reporters den oud-president opzijn reis door oud-Europa, volgen. Laat ik nog zeggen, dat mijn indruk den stoeren staatsman geweest is: Ik werd geheel genezen van ’t greintje gedachte aan mogelijken Arnerik, humbug. Die man, niet ongewoon groot, maar uit wiens trekken, ge baren, houding en gestalte kracht, onverwoest bare kracht spreekt, moet een groot staatsman, wereldburger zijn. Louis Bouwmeester, onze groote tooneelspe- ler, natuurlijke zoon van een zekeren Roose velt, heeft eens schertsend gezegd, dat zijn vader van denzelfden stam was als presi dent Roosevelt. Nu, zegt de tooneelcriticus van ’t Handelsblad, ’t kon best waar zijn. Bei de figuren hebben veel gelijks in taille en gang. Natuurlijk was van «Liefdadigheid was veel gedaan Overal boven de gespannen met busjes aan de huizen heeren met busjes. Maar de grootste bus stond op ’n stoombootje, gratis afgestaan en gratis versierd, dat door de voornaamste grachten voer en, buiten het gewone personeel, een bemanning (bevrouwing!) had van acht dames met hengelnetjes. Leelijk trof het ook de hardzeilpartij op de Zuiderzee: zeilen van ’t licht aan den IJdoorn baren man: een hoofsche visite met het Loo en dan alles, wat ik En dat ging zoo reeds weken nog vele dagen gaan. Over Roosevelt’s gangen in Zuid-Holland (bezoek aan Koningin-Moeder, aan Huis ten Bosch, Mauritshuis, Delft) wil ik niet schrijven. Maar des Zondags tufte de staatsman met familie, (Leiden werd teleurgesteld) naar de Haarlemsche bloemententoonstelling en van daar naar A’dam. Dezelfde heeren van ’s Vrij dags waren present en de directeur van ’t Rijks museum, jhr Van Riemsdijk, geleidde den ornnis- homo door de talrijke zalen. Nu durf ik zeggen, wel honderdmaal ’t Rijks museum bezocht te hebben en er dus wel thuis te zijn. Als er weer een paar stukken ver plaatst zijn, zie ik ’t dadelijk. Maar een kunst kenner als jhr. Van Riemsdijk zou ik nog wel eens als leidsman willen genieten. Natuurlijk trok de Nachtwacht van Rembrandt ’t meest de aandacht; Roosevelt bleef tien minuten in stilte genieten van ’t meesterwerk. Ruim een uur toefde men in 't Rijksmuse um en toen tutte men naar ’t huis van jhr. prof. dr. Six (museum Six), Heerengracht 511. precies de mimes, zooals ze uit illustraties be kend zijn. Als er kracht bijgebracht moest worden, sloeg de spreker niet met den vuist op de lessenaar, maar klapte zeer karaktervol in de handen. Na de rede juichte de zaal op nieuw en Roosevelt vertrok, evenals bij zijn intrede begroet met ’t Arnerik. volkslied (orga nist Antoon Tierie). Toen weer naar de rijtuigen, die buiten te midden van een groote menigte menschen wachtten. Instappen, groetenherhaaldelijk groeten, en toen naarde beroemde nieuwe dia mantslijperij der heeren Asscher, in de Tol straat, waar ook de grootste diamant der we reld, de Cullinan, geslepen is. Hier toonde de staatsman zeer veel belangstelling en hij tee- kende zijn naam in ’t eereboek der firma, waarin reeds heel wat groote namen staan. Toen naar den huize Couturier op de Keizers gracht, dicht bij de R eguliersgracht; een deftig, gesloten heerenhuis, waar men natuurlijk vor stelijk bediend wordt, ’s Avonds na tienen per express naar Den Haag, waar Roosevelt nog vóór elf uur afstapte en door een groot pu bliek ontvangen werd. Een vermoeiende dag voor den on vermoei- ’s Morgens nog in Brussel zijn, lunch en rijtoer op u nu schrijf. en zou zoo president Roosevelt niet gezien had, dan ’t in zooverre waar, dat ik den grooten toen nog niet gezien had. T door allerlei omstandigheden, wat extra geschreven worden, weet u. Ik heb dus Roosevelt wèl gezien, gezien en gehoord, niet één- of tweemaal, maar herhaal delijk. De trein kwam dien Vrijdag juist op tijd aan. Een drietal mooie rijtuigen (o.a. dat van den heer Cremer, oud-minister en president der Ned. Handelsmaatschappij) wachtten op ’t plein, dat vol geestdriftige menschen stond. Na aan den trein ontvangen te zijn door den bur gemeester, den heer Cremer en den heer Van Eeghen, voorz. der Kamer van Koophandel, verscheen Roosevelt (z’n gezin had den al te vermoeienden tocht niet meegemaakt, maar was rechtstreeks van ’t Loo naar Den Haag ge reisd) op ’t plein en stapte in het rijtuig. Groot gejuich. Roosevelt, blijkbaar eenigszins ver moeid, groette, staande in ’t rijtuig, links en rechts met breed gebaar den hoogen zijen zwaaiende. Dat was 5,15. Toen naar de Nieuwe Kerk op den Dam, waar De Ruyter geëerd werd. Intusschen was ’t gebouw der Vrije Ge meente aan de Weteringschans, dicht bij ’t Leidsche plein, volgeloopen met 600 be langstellenden. Eerst ’s middags was ’t bekend geworden, door bulletins, dat Charles Boissevain, van ’t Handelsblad, naar Roosevelt geseind had om een kleine rede en daarop fiat gekregen had. Te 6,25 trad Roosevelt ’t gebouw binnen en sprak, na begroeting door Boissevain, ongeveer 25 minuten. Natuurlijk alles Engelsch. En toch ja, ook nog een Hollandsch versje. Roosevelt had er in Zuid-Afrika de Boerenharten mee gewonnen. Roosevelt was de 9e afstammeling, sedert zijn familie in Amerika ging wonen, maar dit versje was steeds van ouder op kind overgegaan, ’t Was een klein kinderversje over: Koetjes in de kla ver, schaapjes in de haver, enz. De snelschrij vers in de zaal verstonden ’t niet recht. Over de rede wil ik niets anders zeggen dan alleen: Ze bevatte nuttige wenken van een praktisch man. Typische gezichten trekt de groote man. 'n Breede, groote mond, telkens de tanden der onderkaak latende zien, 'n royale forsche lach, kleiner van gestalte is. Verleden Maandag ben ik dadelijk gaan zien in ’t Rijksmuseum, naar de handteekening van den grooten bezoeker in ’t boek der eere, lig gende in de eerezaal, waarover ik in m’n vo rigen schreef. Tusschen de handteekening van den Duitschen Keizer Wilhelm I. R. 13/10 07 (dus Wilhelm, Imperator-rex (KeizerKoning) 13 Oct. 1907), en^d e van een Pruisischen prins Oskar, Prinz von Preussen, 27. V. 1909, staat in kloeke, schoon niet buitengewoon mooie letters Theodore Roosevelt, May 1ste 1910. Het verheugt mij, den grooten Amerikaan gezien en gehoord te hebben. Roosevelt neemt zoozeer mijn brief in be slag, dat ik weinig ruimte overhoud om m’n wekelijksch kiekje over de hoofdstad te houden. Laat ik me daarom tot den Hemelvaartsdag bepalen. Bah! wat een dag. Overal Zondag, behalve natuurlijk in den Jodenhoek Maar ik begreep dadelijk, dat ’t weder was voor gummi-jassen. Zoo waar, m’n begrip was goed. Hemel vaart. Ja, regen en wind, vooral ’s middags, voeren van den hemel naar beneden, ’s Mor gens ging het nog zoo’n beetje. Tal van menschen waren opgetrokken naar Artis, dat er nog steeds fraaier op wordt. Op Hemelvaartsdag toch kunnen Amsterdammers niet-leden voor een kwartje van den grooten dierentuin profiteeren. ’s Morgens nog al druk bezoek, maar wie zou 's middags een Dit beteekende dus zooveel en andere versnaperingen voor enz. Maar och, die beesten hebben er buitendien een goed kosthuis. ’t ook de liefdadigheidsdag naar Vermogen« en ditmaal om giften te verzamelen, straten groote doeken Liefdadigheidsdag. Overal i en overal dametjes en eerst nauwkeurig zien Wat waren onze zóó te kunnen laten

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1