NIEUWS- H AIlTmmBLAD 65e Jaargang. Woensdag; 18 Mei 1810. No. 40. LEXTTE-NAGHT. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. den tnensch, maar Godt Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Is oock ghesien in Duytslandt, Maer in Engelant is hij ge verveten bij al dien wij wat verwoestinghen de balkon niet te verlaten. Daar beneden in den tuin be gon er n.l. plotseling iets te bewegen. Duidelijk ver nam mevrouw von Heyden met haar fijn gehoor zachte schreden en den klank van een gedempt gefluister. Gebogen over de balconleuning, gluurde zij naar bene den en het duurde niet lang of zij ontdekte twee men- schelijke gestalten, innig tegen elkaar gedrongen, die, uit het verder verwijderde deel van den tuin komend, langzaam het huis naderden. De maan scheen zoo hel der. dat het haar niet de minste moeite kostte in de twee haar kamermeisje Minna en den huisknecht van den professor te herkennen. En de gedragingen van het tweetal, hun herhaaldelijk stilstaan, dat telkens vergezeld ging van een zeer ondubbelzinnige toenade ring van beider gezichten, sloot iederen twijfel aan het teedere karakter van deze nachtelijke tuinwandeling uit. Mevrouw von Heyden was woedend. Het was een onverbrekelijke wet in haar huis, dat geen verlief de menschen onder haar dak geduld werden. En het was dan ook op ’t oogenblik reeds een uitgemaakte zaak, dat Minna morgen de dienst opgezegd zou worden. Met moeite hield de jonge, strenge weduwe zich in, om niet reeds dadelijk door een kort bevel een eind te maken aan de idylle daar beneden en het viel haar zwaar, het tweetal om den hoek van het huis zich aan haar oog te laten onttrekken. Nu zou zij echter beslist gaan slapen en zij zou het ook zeker gedaan hebben, indien niet uit een andere richting plotseling een lichtgekleurd, bewegelijk iets, ontwijfelbaar een vrouwelijk gewaad, was opgedoken en waarachtig weer innig verbonden met een donker gekleurd heerencostuum. De handelwijze van dit twee de paartje was in alles volkomen gelijk aan die van het eerste. Maar mevrouw von Heyden’s zedelijke veront waardiging vlamde ditmaal nog heftiger op, want wie ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar plaatsruimte. want zij was alles behalve romantisch van natuur. Reeds sinds zes jaren weduwe werd zij geheel in be slag genomen door het beheer van haar vermogen, de opvoeding van haar zoontje, haar maatschappelijke ver plichtingen en haar belangstelling voor de kunst, zoo- dat er haar weinig tijd overschoot zich over te geven aan sentimenteele peinzerijen of poëtische fantasieën. Onder haar bekenden had zij den naam een kerngezonde vrouw te zijn, doch met een door en door prozaïschen aard en zij had niet het minste verlangen voor iets an ders door te gaan. Ook thans, nu zij in het maanlicht van den voorjaars- nacht op het balkon zat, vlogen haar droomen niet tot een nevelachtig verschiet of tot den fonkelenden ster renhemel, neen, zij gingen niet verder dan tot de aan grenzende villa en bleven vertoeven bij den ernstigen, stillen, ja eenigszins schuchteren professor Lenzmann, die daar sedert een half jaar woonde. Tot nu toe had zij nimmer geweten, dat zij eenig bizonder belang stelde in den statigen veertigjarigen man en ook nu verscheen hij haar nog niet in het licht van een romanheld. Maar toch was het opmerkelijk hoeveel vriendelijke attenties, hoeveel aardige karak- tertrekjes van haar buurman haar thans in de gedach ten kwamen en hoe het zonderlinge verlangen, dat haar bezielde, als ’t ware samen ging met een gevoel van teleurstelling, dat door de bijna overdreven terug houdendheid van den professor een meer intiemen om gang met den buurman tot nu toe uitgebleven was. Een vleermuis, die geluidloos dicht boven haar hoofd voorbij fladderde, schrikte haar op uit haar droomen. Sterker nog dan zooeven gevoelde zij thans de mat heid in al haar leden en met inspanning van al haar wilskracht wilde zij juist opstaan, toen een verrassende waarneming haar deed besluiten haar plaats op het het eind van een hoofdstuk, waarin voornamelijk over liefde gesproken werd, de oogen opsloeg, bemerkte zij dat de kleine wijzer van de pendule meer dan een uur vooruitgegaan was. Het werd nu toch tijd, om aan sla pen te gaan denken; want ook zij voelde thans in het hoofd en in de ledematen een eigenaardige, maar lang niet onaangename matheid en loomheid, die zeer ver schillend was van de gewone vermoeidheid als een ge volg van de dageüjksche bezigheden. Lenteluchtdacht zij en zij gevoelde zich eenigs zins ontstemd, dat zelfs haar krachtige natuur den verslappenden invloed van dat geheimzinnig fluïdum ondervond. Als om er zich tegen te verzetten opende zij de deur, die toegang gaf tot het balkon, teneinde de koele nacht lucht vrijen toegang te geven en diep ademend zoog zij die in haar longen. In diep, vreedzaam zwijgen lag de door de maan beschenen tuin van de villa aan haar voeten. Buiten haar waren alle bewoners reeds lang te ruste. Zij voel de zich echter als betooverd door de stille pracht van den lentenacht. Boom en struik hadden zich pas ge tooid met een teer, zacht groen, geen dicht bladerdak belette nog het uitzicht op de paden van den tuin. En het heldere maanlicht, dat de berkenstammen als zilver deed schitteren, toonde in zachte kleuren al de betoove- rende schoonheid, waarmede de jeugdige lente een land- schap weet te tooien. Toegevend aan een onweder- staanbaren drang, trad Nora von Heyden op het balkon en liet zich neervallen in een van de gemakkelijke rieten stoelen, die daar stonden. Een vreemd, beklem mend gevoel welde warm uit haar hart omhoog, een waarvoor zij geen anderen naam wist te vinden dan van een onbepaald zalig verlangen. Zij begon met open oogen te droomen, zooals haar niet dikwijls overkwam, Ben je moe, Emmy O ja, mevrouw, doodmoe. Dat komt van de voorjaarslucht. Ga in ’s hemels naam dan maar naar bed. Ik heb nog geen zin om te gaan slapen en zal me straks wel zonder je hulp uitkleeden. Het aardige kameniertje, dat er werkelijk zeer sla perig uitzag, toonde plotseling een vroolijk, opgewekt gelaat. Mevrouw is wel vriendelijk. Ik wensch u een goe den nacht. Slaap wel, Emmy. Is meneer de candidaat al van zijn wandeling terug Jawel, mevrouw. En hij is dadelijk naar zyn kamer gegaan. Hij voelde zich eenigzins loom, zei hij, en daar u ook al naar boven was gegaan, is hij maar gaan sla pen. Mevrouw von Heyden lachte. Wat een zwak, jong geslacht, dat niet eens zoo’n beetje lente kan verdragen. Maar ’t is goed, Emmy ga maar naar bed. De jonge weduwe, wier knap uiterlijk al evenmin haar 31 jaren verried, als de prachtig gevulde, maar tegelijk lenige gestalte, strekte zich uit op de chaise lon gue om nog wat te lezen. De minuten vlogen haar onder de interessante lectuur voorbij en toen zij aan al omvielen. Het was een treurig gezicht langs onze grachten, burgwallen en straten, en men zag hierin ook een voorteeken van Gods straffende hand. Doch laat ik nu 't tweede geval (Van de Comeet of Staert-ster) woordelijk en letterlijk overschrijven: In ’t laetst voorleden jaer 1664, in de winter- maendt December, heeft sich beginnen te ver- toonen boven Amsterdam, Holland en andere omlegghende Landschappen en Koninckrijc- ken in Europe, een verschrickelicke vuurighe Comeet of Staert-ster. In ’t eerste was de zelve zeer nevelachtigh en droevigh aen te zien, doch eenighe daghen daernae veel hel derder, uit oorsaek, dat hij veel hooger begon te rijzen, alsoohijin ’t eerst opkomende, seer laegh, nevens den Horison of Gesichteynder henen liep, en voorts weder onderging. Hij schijnt ten aensien van alle de Hemelse lichamen niet hoogh van den Aerdt-kloot ge- plaetst te zijn, en daerover snellick voort te vliegen. Aldereerste is hij ghesien tot Leyden den 2 December,’s morghens omtrent 6 uuren in ’t Oosten, in ’t Hemelsteeken de Rave, in de bocht van de Hydra of Waterslangh. Tot Amsterdam in ’t Zuijd-Oosten, op den 21 De cember, ten 5 a 6 uuren, en op den 27, ten 1, f2, 3 uuren. Vranckrijck, etc. sien met een bloetroode Roede. Eenige menschen zijn der, die dese en al sulcke Comeeten, Staertsterren en Hemels- teeckenen seer weinigh achten, insonderheydt als zij verstaen, dat die door natuurlicke oor- saeken voortgebracht worden, en brengen daer- toe te pas dese volgende plaets, uit de H. Schrift, bij den Propheet Jeremia, cap. 10, v. 2: Soo seydt de Heere, en leert den wegh der Heydenen niet, ende en ontsettet u niet voor de Tekenen des Hemels, dewijle sich de Heydenen voor deselve ontsetten. Want de insettingen der volkeren, zijn ijdelheydt, etc. Sij gaen hierin ncch vorder, en meynen, dal bij aldien dese ongewoone teeckenen in de lucht of Hemel yet ongewoonlicks, ’t zij goedt of quaet voor de werelt tewege soude brengen, so most die werckinge geschieden, in dien tijdt, dat deselve schijnen, en haer aen de Aerdt-kloot vertoonen, en niet, nae datse al langh vergaen zijn. Hier toe brenghen ze bij uyt het Boeck van Josua, cap. 10, vers 13: Dat die Son en Maen beyde stille stonden, terwijl dat Israel die zege tegens sijne vijan- Nu we zoo ongeveer in den tijd der kome tenverschijning zijn en er te voren reeds heel wat verteld en geschreven is over kometen vrees en over rampen, die de kometen, liefst een tijdje na haar verschijnen, meebrachten of liever na zich sleepten, wil ik mijne lezers toch even bekend maken met een oud, mooi stuk drukwerk uit de 17e eeuw, dat me onlangs in handen kwam en dat juist in z’n middengedeelte over kometenverschijning en kometenvrees spreekt. Het is een groot vel druks op stevig, oud-Hollandsch papier en natuurlijk keurig Duitsch lettertype. Dit lettersoort zijn we haast ontwend; velen komt het haast lastig voor om vlug te lezen. Onze grootouders waren er beter mee bekend; die hadden nog kerk- en andere boeken, echte familiestukken, met die fraaie lettersoort. Ik zeg fraai. Want in die letters zit stijl als in een gothische kerk of een stadhuis uit den bloeitijd der late mid deleeuwen. Het opschrift luidt Afbeeldinge en Beschrijvinge van de drie aenmerckenswaerdige Wonderen in den jare 1664 t’ Amsterdam en daer omtrent voorge vallen. Er zijn dus drie hoofdstukjes, elk met een toepasselijke gravure aan ’t hoofd, en de titels zijn le Van de pestilentie, 2e Van de Comeet of Staert-ster, 3e Van ’t scheuren der boomen. Die pestilentie begon reeds in 1663, in welk jaar deze vreeselijke ziekte te Amsterdam 9752 slachtoffers maakte. Wel minderde, einde 1663, de kwaal, maar in 1664 nam ze weer in hevigheid toe, zoodanig, dat er eens 1041 personen in ééne week aan deze ziekte stier ven. In September begon een kentering in te treden en in December slonk het getal slachtoffers tot 164 per week. In ’t geheele jaar 1664 bedroeg ’t getal dooden 24.148. Een zeer groot cijfer, als men bedenkt, dat Am sterdam destijds nauwelijks een derde deel der bevolking van thans telde. De derde bezoeking gebeurde in December van genoemd jaar. Te Amsterdam, en de omgelegen steden en het platteland, viel eerst een zoele regen, zoodat de boomen weer begonnen uit te bloeien. Daarna kwam er vorst en ijzel en deze maakte de toppen en de takken der boomen zoo zwaar, dat ze scheurden en vele zelfs met wortel en ’t Gesternt bestiert bestiert de sterren. Het sou den lezer hier souden verhalen, Staert-sterren of Comeeten van tijdt tot tijdt hebben nae haer ghesleept. Eenen Marcus Trythius heeft een geheel boek van ’t selve beschreven, waar na wij den naeukeurigen Leser wijsen willen. Eyndelick sullen die geene, die geheughnis hebben van de vinnighe Staert- ster in den Jare 1618 verscheenen, oock noch wel overdencken, wat ellenden en verwoestin gen Duytslandt tzedert dertigh jaren nae dien tijdt, heeft uytgestaen. De genadige God wil alsulcke, diergelijke en allerley plagen van ons afwenden, en geven ons dat salig is. Na deze groote aanhaling uit oud-Amster- dam rest me weinig ruimte over het heden. Alweer over de werkstaking? Allons. Laat ik de preleminairen noemen, die leiden zullen tot In de Raadszitting van Woensdag 4 Mei gebruikte de heer Harmsen de uitdrukking misdadige staking». Dit woord is niet nieuw, zou dr. Abraham zeggen. (1903: Misdadige woeling der spoorwegarbeiders!) Op Zaterdag 7 Mei werd op verschillende plaatsen een manifest van de patroons aange plakt, de honderden, die wel willen, maar niet durven werken, oproepende om zich vóór Dinsdag 10 Mei, ’s middags 12 uur, voor het hervatten van den arbeid op te geven, het hervatten van den arbeid op alle werken. (Dus ook op de werken, die door de stakers voor besmet zijn verklaard). In dit manifest werd gewaarschuwd, niet langer aan de misleiding van een paar drijvers gehoor te geven en ook hierin werd van misdadige staking gesproken. Meerdere dier manifesten waren, hoewel zorgvuldig opgeplakt, reeds na een paar uren even zorgvuldig verwijderd. Door wie, dat is wel te raden. Zondag 8 Mei een geharnast tegen-manifest met het opschrift: Geen onderkruiperij! en met tweemaal de fanfarestoot: Overwinnen of sterven! Maandag 9 MeiEen tweede tegen-mani fest van de anarchisten met: Als de vos de passie preekt, Boer pas op je ganzen. En ook een vergadering in Handwerkers- Vriendenkring. Dit zijn de eerste preleminairen; ik zou ver der kunnen schrijven, maar geef ze alleen, om te doen zien, dat 't hard tegen hard gaat. o den behaelde; als oock, doen de Son tien graden terugge keerden, om den Koningh Hiskias le ven te verlengen, Jesaia 38: 8, gelijck mede een nieuwe Ster verscheen ten tijde van Chris tus geboorte, die teghen den ghewoonlicken Hemels loop, de Wijsen uyt het Oosten den weg om Christus te vinden, aanwies, Matth. 2: 2. Op den tijdt van des selfs lijden en sterven aen ’t kruys wierdt de Son oock verduystert van de seste tot de negende uure toe. Matth. 27 45, om door de doodt van de Prins des Le vens, de gansche werelt te doen verschricken, welke verduysteringh gezien van Dionisius Areopagita, een voortreffelik sterrekonstenaer tot Athenen, riep hij uyt (door dien dese ver- duystering niet door een natuurlicke Eclipsis, want de Maen doen vol was, veroorsaekt wiert,) Of het maeksel des werelts moet t’ ondergaen, of den Godt der naturen is in lijden. Alle dese uytwerckingen, seggen sij, zijn ge schiedt, in de selve tijdt, van de veranderingen en verschijninghen deser Hemels-teeckenen, en niet daer na. Maer die dit anders uytleggen, willen, dat men de voorghestelde woorden van Jeremias moet verstaen, geseyt te zijn van de gewoon- licke Hemels -teekenen, als van Son, Maen, Sterren en d’Eclipsen, die alle natuurlick zijn, en niet van Comeeten of Staert-sterren, als ongewoone teeckenen, daer over sich een op recht Christen met recht mach bedroeven en ontsetten: want alsulcke verschijninghen meest altijdt voorboden zijn geweest van aenstaende plaghen, die op d’een of d’ander Landen zijn uytgegoten; niet dat dese vuurighe teeckenen selfs de elendigheden souden te wege brengen, of die door haer quade uytbloeyingen, in de sinnen of lichamen der menschen nederstorten. Maer dat d’Almachtige Godt deselve, aen de sondige werelt, een teecken van zijn toorn ten toon stelt, al eer hij de straffen noch gebruyckt, op dat de menschen door ware bekeeringe, sijn met recht vertoornt doch oock barmher- tigh gemoedt verbidden, en alsoo sijn slaende roede moghen ontwijcken. Want ofschoon dese Comeeten en Staert-sterren door natuurlicke oorsaeken al wierden voortgebracht, so kan God deselve, als voor-teeckenen van sijn gram schap, tot onser waerschouwinge wel gebruyken en door middelen van dese Hemelse teeckenen wercken, ghelijck ’t volgende vaers te kennen geeft: Astra regunt Homines, sed regit Astra Deus, dat is took sim i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1