SIKÜW8- 0 ADWfflTIBLl»
ÏOOli SSEEK EJ OlSWffl.
No. 46.
Woensdag: 8 Juni 1910*
65e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
en zeide diep bewogen »Onze vader was een liefde
vol beschermer voor je kinderen. Volgens de wetten
van ons geslacht ben ik thans heer van Altenbrak ik
beloof je hier aan het sterfbed van onzen dierbaren va
der plechtig, dat ik voor je kinderen zal zorgen, alsof
ze de mijne waren.
.Heb dank, Eduard,* antwoordde Willy, wiens stem
bijna verstikte in zijn tranen.
»Wij zullen vereenigd blijven, Willy,vervolgde
Eduard, .wij zullen vrienden en broeders blijven, zooals
in onze jeugd, al ben ik hier nu heer en meester.*
Een vluchtig rood vloog over Willy’s bleek gelaat
bij deze woorden. Hij antwoordde niets, doch drukte
zijn broeder warm de hand.
HOOFSTUK IV.
De plechtige begrafenis van den overleden majoraats-
heer was voorbij. Zij, die in den stoet het lijk gevolgd
waren, hadden zich weer in alle richtingen verstrooid
ook de bloedverwanten, die van verre en van nabij ter
begrafenis gekomen waren, hadden allen het slot weer
verlaten.
Eduard von Altenbrak was in die eerste dagen
nauwelijks tot zich zelven gekomen. Te veel indruk
ken had hij gekregen, te veel gedachten hadden hem
beziggehouden zijn nieuwe plichten als hoofd van een
uitgebreid geslacht hadden te zeer zijn aandacht ge
vorderd, om aan nog iets anders te denken. Hij had
nauwelijks den tijd gevonden om een korten brief aan
Margherita te schrijven, waarin hij der jonge vrouw
den dood zijns vaders meldde. Hg had niet van zich
kunnen verkrijgen om in dezen brief reeds te spreken
over de.regeling van hare verhouding, waaraan nu niets
meer in den weg scheen te staan. Dat kwam hem
voor als eene ontwijding van zijns vaders nagedachtenis.
weer, en trachtte zich op te richten. Eduard snelde
toe om hem te helpen. Benauwd zuchtend leunde de
oude baron zijn grijs hoofd tegen den schouder van
zijn zoon, wiens sterke armen hem rechtop hielden.
De stervende kreeg een hevigen aanval van kramp, en
een paar bloeddroppels werden op zijn lippen zichtbaar;
toen vloog hij op hij streed hevig tegen den over
machtigen engel des doods.
Toen werd hij stilzijn grijs hoofd hing slap terzijde.
Reeds meenden de omstanders, dat het laatste oogen-
blik daar was, doch nog eenmaal haalde de stervende
diep adem. Hij sloeg de half verglaasde oogen op, en
zijn oudsten zoon herkennende, vloog een tevreden
glimlach over zijn bleek gelaat.
.Eduard,* sprak de oude met moeite, »jij, mijn
zoon, mijn erfgenaam, ik leg het lot van ons ge
slacht in je handen. Denk aan onze voorvaderen
mijn zoon.*
In zacht gefluister stierven de laatste woorden weg,
terwijl hij in de kussens terugzonk. Nog een zucht
een zacht beven de oogen werden strakker
het hoofd zonk op de borst. Nog een krampachtig be
ven een laatste zucht en de oude baron Von
Altenbrak was heengegaan naar het land, vanwaar
niemand wederkeert.
Op dat oogenblik steeg de zon boven de boomen van
het park en wierp haar eerste gouden stralen in het
vertrek, waar de baron gestorven was. Zacht drukte de
dokter de oogen van den ontslapene dicht.
Van verre klonk de klok van de dorpskerk, welke
het graf der familie Von Altenbrak bevatte.
In de aangrenzende kamer werden de kinderen wak
ker en schreiden. De beide zonen van den overledene
stonden op, en daarbij ontmoetten hunne blikken elkan
der onwillekeurig. Eduard reikte zijn broeder de hand
morgen de catastrophe. Sedert lang had vader een
proces tegen de naburige gemeente over een stukje
boschgrond. Uit oude papieren had hij begrepen, dat
hij recht had op dien grond, en nu liet hij die aan
spraken gelden. Maar de gemeente won het proces,
waarvan vader gistermorgen de uitspraak vernam. Hij
was vreeselijk opgewonden; hij wilde onmiddellijk naar
den koning schrijven om zijn recht te handhaven. Hij
nam plaats aan zijn schrijftafelik zag hoe zijn hand
beefde nauwelijks had hij eenige woorden geschreven,
toen hij onrustig opstond en mij verzocht, hem een
glas wijn te bezorgen. Ik wilde den knecht schellen,
daar zag ik, hoe vader opeens wankelde, en eer ik
hem ter hulp kon komen, stortte hij met een luiden
zucht bewusteloos neer. Wij droegen hem op zijn bed;
onmiddellijk werd de dokter gehaald en deze consta
teerde een beroerte. Dokter Brinkman gaf al dadelijk
weinig hoop daarom telegrafeerde ik je vader is niet
meer tot bewustzijn gekomen den geheelen tijd heeft
hij niets gedaan dan reutelend ademhalen en nu en
dan een zucht loozen. De dokter dacht, dat het gister
avond reeds afgeloopen zou zijn.*
Eduard boog zich over den zieke, die juist vreeselijk
benauwd reutelde en kermde. Zelfs in de aangren
zende kamer hoorde men ditde dokter kwam vlug
en zonder gedruisch aan het bed van de'n zieke. Ón-
middellijk zag zijn ervaren oog, dat het beslissende
oogenblik gekomen was. Geruststellend legde hij zijn
hand op den schouder van Eduard, die zeer aange
daan was.
.Blijf bedaard, ritmeester,* zeide hij zacht, .binnen
weinige minuten is alles afgeloopen.*
»Ach, mocht ik hem nog slechts een enkele maal in
de oogen zien en zijn stem hooren
De stervende schoof zijn bevende handen heen en
ADVEBTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Eigenlijk gezegd is ’t ditmaal lastig, een
A’damschen brief te schrijven. Daar heb je
een volle week de Koninklijke en Juliana-
week genoten, volop genoten, zoodat je de
feestvreugde nog maar eventjes uit de leden
gegaan is en dan in een paar kolommetjes
al de opgedane indrukken te moeten weerge
ven, ’t is onmogelijk. Bovendien, de dagbla
den hebben er al zoo heel veel over gemeld.
Toch wil ik enkele hoofdindrukken weer
geven.
Maar laat ik eerst zeggen, dat de totaal
indruk bepaald grootsch is. Het was nu niet
’t gewone jaarlijksche bezoek, dat gewoonlijk
in ’t laatst van April begint en ook steeds
ongeveer een week duurt, neen, ’t was ’t eer
ste bezoek van het Koninklijk Echtpaar, als
Ouders met .hun Zonneschijntje*.
Hun Zonneschijntje 1 Zoo noemde de Ko
ningin Haar Lieveling in de rede, die zij hield
tijdens ’t diner van Dinsdagavond.
Een mooi woord, dat in zijn dichterlijken
eenvoud beteekenis heeft in die mond, dat be-
teekenis heeft voor heel de natie. Want Ju
liaantje is ’t zonnestraaltje van het Koninklijk
Gezin, maar ook des geheelen volks. Een
HOOFDSTUK III.
4)- Vervolg
Aan de zoldering hing een lamp, uit een hertengewei
gesneden, en verder stonden in de kamer eenige stoe
len, waarvan de zittingen met leder waren bekleed,
gedachtenissen uit een lang vervlogen tijd. Een wand
der kamer werd bijna geheel ingenomen door een
groote kast, waarvan de deuren en het beslag met
wonderlijke figuren versierd waren.
Aan het bed van den stervenden majoraatsheer
zaten zijn beide zonen, terwijl in de kamer daarnaast
de dokter uit de naburige stad in gesprek was met de
echtgenoote van den jongsten der beide broeders. Daar
lagen ook haar beide kinderen, een knaapje van zes
en een meisje van twee jaren, op den divan in een
gerusten slaap.
>Zeg, Willy, vertel me nu toch eens hoe is dat toch
zoo spoedig gegaan sprak Eduard, die pas was aan
gekomen, tot zjjn broeder.
»Je weet, dat vader van ouds een liefhebber was van
sterk gekruide spijzen en zware wijnen. In den laat-
sten tijd had de dokter hem meermalen vermaand, om
toch in dit opzicht de voorzichtigheid te betrachten
maar je kent vaders stijfhoofdigheid hij liet zich
van niemand voorschriften geven. Zoo kwam gister-
In ’98 is de Gouden koets geschonken, Men
vond die toen wel een eigenaardig geschenk,
dat beter door een ander vervangen had kun
nen worden.
Lieve lezer(es), zeg dat nooit weer! Hebt ge,
zooals ik, metal die duizenden op Stationsplein,
Damrak en Dam, de intocht van ’t Vorstelijk
Gezin, de Ouders met Hun Zonnestraaltje, in
de gouden koets gezien, dan zult ge zeggen
Dat was feeëriek, een sprookje uit de toover-
wereld, waarin we ons in onze jeugd zoo gaarne
verplaatsten.
Vraag niet naar de uitroepen van extase,
opstijgend uit die compacte menschenmassa. En
daarna dien jubel, die zee van jubel, toen voor
’t eerst ’t Vorstelijk Paar met Juliaantje op
het balkon verscheen. De introductie der
Oranje- en Julianaweek! Vrijdag was het
ook mooi, ’s Morgens de zang dier 8000 kin
deren, een deel van den Dam vullend. Een
kwartier duurde die zang, mooi geleid door
den heer Den Hertog. En dan des middags.
Juliaantje werd apart uitgeleid naar het deel
van ’t Vondelpark, dat voor Prinsesje was afge
zonderd, omdat ’t Kind op Het Loo zoo gewoon
is aan ’t lommer der bosschen. ’n Mooie gedachte
van de bestuurders van Vondelpark, ’t Afgeperk
te gedeelte was haast zoor groot als uw Wilhel-
minapark, maar och, dan blijft er voor ’t groote
publiek nog ruimte genoeg over. Daarna
maakte ook ’t Vorstelijk Paar een rijtoer door
de stad. Prinsesje kwam terug en terwijl
de politie de groote ruimte afzette voor de
10 duizend, die straks een aubade zouden
brengen, werden de wachtenden verrast: Prin
sesje kwam voor één der ramen. Enkelen za
gen ’t, alle de duizenden zagen 't. Dat
eene raam bleef heel de week magnetisch
werken. Toen ’t opstellen van de tien dui
zend, waaronder 4.000 jeugdige zangers. Zeven
stafmuziekkorpsen en leuk idee! ’t Vo-
lendammer korps verdeelden zich tusschen de
tien duizend. Alles ging geregeld. Toen be
klom Van ’t Kruis zijn hoog dirigeergestoelte
en op 't bekende balcon verscheen het Hooge
Paar. De uitvoering begon, krachtig geleid
door den eminenten dirigent-componist, en
overschoon was de uitvoering. En dan die
afmarsch langs ’t balcon en door den Nieuwen-
dijk. Elk deel voorafgegaan door een muziek
korps, dat speelde, alsof ’t z’n eerste stukje
was. Wat werden ook de kranige Volendam -
mers toegejuicht!
gelaakt door de stuurlui aan den wal.
Wat hadden ze dan gewild? Geen versie
ring? Verplaatsing van ’t centrum der feest-
week naar een ander plein der stad? Breng
eens versieringen aan, die geen ruimte vor
deren!
Het is waar, ’t was benauwend druk op de
kruispunten bij den Dam. Maar hoeveel an
dere benauwende kruispunten waren er niet!
Hebt ge wel ooit zoo lang werk gehad om de
gedeelten Heerengracht en Keizersgracht tus
schen Utrechtsche en Leidsche straat af te
leggen als op Maandag den 30 Mei?
Kondt ge wel denken, dat ’t op die stille,
deftige grachten ooit zoo druk kon worden
In den Raad ging er een stem op, ’t
was toen de 40 mille uit de gemeentekas voor
de publieke versiering gevoteerd moest wor
den, tegen dat verlichten van den Wes-
tertoren; ’t Edelachtbare Raadslid vond dat
men die torens overdag lang genoeg kan zien.
Nu vraag ik u eens
Waar bleven de stemmen der mopperaars
tijdens de feestdagen, toen ieder gewaagde van
de prachtige Damverlichting en de toover-
achtig mooie Westertoren bij avond?
De heer Ed. Cuypers, dus niet de eerste de
beste, heeft ons een idee willen geven van
een, zoo lang besproken, afgesloten Damplein.
Hij gaf ons dit te zien en hij zorgde voor stijl
in vorm en ook in kleur. Ook in kleur! Want
het grijs der kolonnades en gebouwen paste
zich geheel aan bij ’t zware grijs van ’t Paleis,
terwijl immers ook de hoofdtoon van den ge
heelen Dam grijs is.
De Westertoren! De meesten hadden niet
gedacht, dat deze zóó tooverachtig schoon kon
schitteren. Tienduizenden maakten zich op om
dat gezicht toch niet te missen. Zeer velen
ook uit verwijderde stadsgedeelten, zeer velen,
die anders niet of bijna niet op die hoogte
komen. Dit laatste kon men begrijpen uit ’t
zoeken dier velen naar de juiste plaats om den
schitterenden reus mooi te kunnen bewonderen.
En toen begon op Donderdag 26 Mei de
Koninklijke week, ’s Morgens werd ’t Hooge
Paar vol geestdrift ontvangen en weer uitge
leid, want te Haarlem zouden zij eenige zeer
drukke uren in de bloemenwereld doorbrengen.
Maar bij de tweede entrée in de hoofdstad!
Toen ook het Prinsesje zou komen om, onbe
wust van al die drukte, Haar eerste intrede in
de hoofdstad te doen, toen was ’t grootsch!
zonnestraaltje, zoo lang en vurig door Vorst
en Volk verbeid en dat eindelijk kwam.
Juliaantje is ook in deze geheele feestweek
»het« zonnestraaltje der hooggestemde feest
vreugde geweest.
Amsterdam, de hoofdstad des rijks, waar bij
nationale gelegenheden de polsslag gevoeld
wordt van de Nederlandsche natie, Amsterdam
had ’t vorige jaar geen feest gevierd naar
aanleiding van de geboorte, die de hoop der
millioenen vervulde; de hootdstad had kalm
heel het overige Nederland laten feestgalmen
op en na dien gedenkwaardigen datum 30
April 1909; de hoofdstad zou den dag herden
ken, als de Koninklijke Ouders met Hun Kind
in haar midden was. En dan zou blijken, weer
opnieuw, hoe hier de hartader is van ’t geheele
volk; en hoe ook ’t geheele volk ’t voelt, dat
’t te Amsterdam moest zijn, dat, met de be
woners der hoofdstad, ook zij, die in de pro
vincie wonen, het Koninklijk Gezin, de Ouders
met Hun Kind, zouden moeten eeren, liefde en
gehechtheid aan den weer opbloeienden Oran
jeboom zouden moeten betoonen.
En daarom was deze Oranjeweek niet als
die van andere jaren. Het was ook niet om
dat we verleden jaar deze week gemist had
den. Neen, ’t was de Oranje- en Julianaweek.
Het was een feestweek, die alleen met de
Kronings- en de Huwelijksfeesten zich laat ver
gelijken en die vergelijking wel kan door
staan.
Reeds weken te voren waren de toebereid
selen aangevangen, want zoo’n week komt
maar niet van zelf tot haar recht. Weken
lang leefden honderden, duizenden in de vreug
de, die de voorbereiding van een groot feest
steeds verschaft, de voorbereiding tot een ge
heele week van volop Oranjevreugde.
Vooral de laatste dagen vóór de week be
gon, was ’t merkbaar aan alles, dat men iets
grootsch verbeidde, zich voorbereidde.
En toen eindelijk de algemeene versiering
der pleinen, straten en grachten begon, werd
de stemming steeds geanimeerder. Wat werd
er gezien naar den opbouw van de Damver-
siering.
Er werd ook gelaakt. Natuurlijk. De Dam
verkleinen met die kolonnades en gebouwen.
De bewoners van den Dam zagen hun uitzicht
belemmerd, hun zaken benadeeld, zonden zelfs
een telegram naar ’t Prinsenhof, De offici-
eele versiering werd reeds tijdens den opbouw
Adelti’ots èd MisM.
I