J1ÜIJW8- ES ADVERTEKT1EBLA» VOOR SJIEK ES «ISMES. De Vredesbeweging. 66e Jaargang. Zaterdag; 11 Juni 1610. XTo. 47. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. f ■■n Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Willy weifelde nog altijd om het gesprek te beginnen; toen legde Eduard zijn hand op den arm van zijn broeder en zei «Komaan, Willy, wat hebt ge op het hart Wij hebben lang geen geheimen voor elkaar gehad zoo moet het voortaan weer worden. Ik heb je ook iets mede te deelen, en wie weet, of mijn reke ning niet de grootste is. Zijt ge misschien om geld verlegen Willy kuchtte. «Je weet, Eduard, dat mijn vrouw geen groot vermogen bezit. Vader heeft me wel mijn moederlijk erfdeel uitbetaald, maar de rente daarvan en van Rogalla’s klein vermogen waren niet toereikend voor onze huishouding wij moesten het kapitaal aan spreken. Kort en goed wij bezitten niets meer.* «Maar Willy, waartoe zooveel woorden Het spreekt van zelf, dat ik je niet in verlegenheid zal laten, even min als vader. Ge kunt beschikken over zooveel geld, als ge noodig hebt.* «Dat is zeer goed van je,« sprak Willy, «maar op het oogenblik heb ik een zeer groote som geld noodig, of ik moet den dienst verlaten. In het laatste jaar ben ik bij de wedrennen verduiveld ongelukkig ge weest ik wilde er reeds met vader over spreken, maar het kwam er niet toe, en eindelijk verhinderde de dood mijn voornemen.* «Ik weet, dat je gaarne speelt en weddenschappen aangaat, Willy, maar dien hartstocht moet je toch wat bedwingen.» «Ik verzeker je, Eduard «Ik wil je geen verwijten doen, daar denk ik niet aan ik ken het leven van een jong officier. Zeg mij nu maar, hoeveel hebt ge noodig «Ongeveer zestig duizend mark.» «Laten wij er vijf-en-zeventig duizend van maken. Uit eigen ervaring weet ik, dat men zijn schulden jonger dan zijn broeder. Groot en krachtig als hij was, kleedde zijn uniform hem zeer goed. Zijn gelaat was bijzonder schoon, bijna al te schoon voor een man en voor de groote gestalte van een officier der kurassiers. Zijn bruine oogen schitterden soms als opflikkerende dwaallichtjes en verrieden daardoor zijn onvast karakter. Willy was een genotziek man, een vroolijke Frans, een goed kameraad bij prettige gelegenheden, maar een vriend, op wien men in den nood niet kon vertrouwen. Hij was in gezelschappen aangenaam in den omgang, en wegens zijn vroolijken scherts zag men hem gaarne. Echter gaf hij spoedig toe aan zijn indrukken, al waren die ook slechts oppervlakkig hij weid licht meege sleept, hij boog spoedig voor anderen, wier wil sterker was dan de zijne. Zoo was het karakter van Willy, den schitterenden officier, die men overal gaarne ont ving, en die geen grooter vijand had dan de zwakheid van zjjn eigen karakter. Die zwakheid had den levens- lustigen officier reeds in menige moeilijkheid gebracht en had hem bijna geheel tot slaaf gemaakt van zijne schoone, trotsche vrouw, die een sterken wil had en verstandig genoeg was, eenige kleine onregelmatigheden van haar echtgenoot door de vingers te zien. Van der jeugd af aan waren de broeders door vriendschap nauw vereenigd. Steeds hadden zij een onbeperkt vertrouwen in elkander gesteld alleen in de laatste jaren was dit eenigzins verminderd, eens deels, omdat Willy afhankelijk was geworden van zijn vrouw, anderdeels, omdat Eduard meende, zijn ver houding tot Margherita voor zijn broeder verborgen te moeten houden. Maar Eduard was nu vastbesloten, aan zijn broeder zijn geheim mede te deelen, en deze moest hem helpen de moeielijkheden te overwinnen, die aan de openbaarmaking van zjjn geheim huwelijk in den weg stonden. voor den krijg uit te rusten. Die ontzaglijke uitrustingen kosten echter sommen gelds, waaraan men vroeger niet kon denken, waar over men vroeger ook niet kon beschikken. En zoodoende is de gewapende vrede thans even erg bijna, financieel nog haast erger dan een krijg van voorheen. Wel kost hij geen bloed, die gewapende vrede, maar hij vordert zooveel van de financiëele en oeconomische krach ten van de volken, dat de wereld zich afvraagt: Waarheen? En juist hierdoor groeit nog meer de groote vredesbeweging. Deze beweging heeft natuurlijk steun in de kleine staten, die toch niet tegen de groote opgewassen zijn en reeds zoo lang door deze en bagatelle behandeld werden. Maar ook in de groote staten vraagt men steeds meer: Waarheen? Moet de gewapende vrede onzen algemeenen ondergang worden? Is de moderne maatschappij zoover gevorderd in beschaving met ’t doel alleen, de wereld ’t aanzicht te geven van een reeks gepantserde volkeren? Moeten de krachten der moderne natiën, die thans zoo buitengewoon groot zijn, alleen verspild worden aan die pantsering van land en volk? Czaar Nicolaas van Rusland heeft ’t eerste vredescongres bijeengeroepen. De regeerings- zetel van een landje met kalme neigingen werd uitgekozen als de plaats voor die eerste bijeenkomst. Men vorderde weinig, maar toch Carnegie zag licht in de beweging en gaf z’n millioenen om een waardig huis voor vre descongressen te doen bouwen. De oorlog in het verre Oosten belette Nicolaas ’t initiatief voor ’t tweede congres te nemen, maar hij werd geholpen door Roosevelt, den grooten Amerikaan. Ook het tweede congres had schijnbaar weinig gevolg. Maar toch, de be weging voor den wereldvrede groeit steeds, ondanks, ja door de grooter wordende bewape ning. Arbitrage verdragen komen hoe langer hoe meer tot stand, al zijn de groote heeren daar nog al voorzichtig bij, omdat zij elkaar niet vertrouwen. Zal nu de groote stoot komen uit het mo dernste land, uit Amerika, om een derde vredes congres, dat meer zal uitwerken dan de beide vorige? Zal Roosevelt aan het hoofd van een Amerikaansche commissie de wereld doortrek ken en maken dat dit derde congres werke lijk veel, zeer veel nader brengt tot het Duizendjarig rijk van vrede Laten we blijven hopen in de toekomst. En de revolutie, de staatkundige en sociale revolutie! Wat bracht ze anders, wat kon ze anders brengen dan bitteren strijd; geen strijd met de tong en de pen alleen, maar met zwaard en geweer en kogel? De reeks van oorlogen vult zoozeer de ge schiedenis, dat men tot voor korten tijd gewoon was, ze als de geschiedenis des menschdoms te beschouwen. Neem de geschiedenisboeken en boekjes van onze jonge jaren, neem alleen maar de vaderlandsche historiek oeken. Wat beerden we en moesten we vooral onthouden? Van de vorsten, die weinig of geen krijg voer den, zwegen de boeken, omdat er immers van die vorsten niets te vermelden viel. Welke jaartallen persten we in onze daarvoor onwil lige hersenen? Jaartallen over begin en einde van oorlogen, over veld- en zeeslagen, vooral als die door ons gewonnen werden. Werd ’t er in de laatste honderd jaren beter op? Napoleon, de geweldenaar, door de revo lutie omhoog gebracht, door genie en geluk die revolutie temmende, deed niet anders dan krijg voeren, omdat hij, opgekomen door het zwaard, slechts door het zwaard ook zijn steeds groeiende eerzucht kon bevredigen. En daarna? Het is weer een reeks van oorlogen, ontstaan door zoovele oorzaken, staatkundige en sociale. En, zeer natuurlijk, met de oorlogen, groei de ook de oorlogstechniek, de kunst van oor logvoeren. Eerst alleen ruwe kracht, geholpen door steeds volkomener wordende wapenen, maar toch wapenen, die alleen door de spier kracht van den krijger en door diens handigheid hun beteekenis hadden. Daarna kwamen de vuurwapenen. Eerst vulden ze alleen de spier kracht der krijgers aan, maar langzamerhand werden ze volmaakter, zoodat ze de hoofd kracht in den krijg werden. Vooral in de allerlaatste eeuwen, maar ’t allermeest in de laatste eeuw groeide de. techniek der vuur wapenen in haar uitgebreidste beteekenis. De lichamelijke kracht en ’t uithoudingsvermogen der mannekes is niet overbodig, maar de vol maaktste bewapening doet ’t winnen. In de allerlaatste jaren heeft de vindingrijkheid der menschen, die op elk ander gebied zich zoo buitengewoon ontwikkelde, vooral niet stilge staan op het gebied van het militairisme. In tegendeel, elke uitvinding werd dienstbaar gemaakt aan de volmaking der strijdvaardigheid. En dit gaat in de laatste jaren zóó zeer cres cendo, dat den mensch de schrik om het hart slaat en ieder zich afvraagt: Waar moet dat heen? Ja, waar moet dat heen? HOOFDSTUK IV. 5). (Vervolg.) Willy stond nu ook op en trad op zijn broeder toe. Deze bleef stilstaan, waarop Willy zeide«Neem me niet kwaljjk, Eduard, dat ik je stoor in je overpein zingen.* «Volstrekt niet! het paste eigenlijk wel voor mij, dat ik verschooning vroeg, daar ik je zoo onachtzaam behandel. Waar is je vrouw?* «Rogalla is naar de kinderen in het park gaan zien, Laat haar maar blijven het is mij aangenaam eens ongestoord met je te kunnen praten. Ik heb een ern stige aangelegenheid te bespreken.* Éduard keek hem verwonderd aan. ♦Betreft die aangelegenheid mij vroeg hij. «Al naar men het neemt,* antwoordde de jongere broeder. «Zonder u is die aangelegenheid tenminste niet te regelen.* »Wel, laten wij er dan bij gaan zitten en vertel me de zaak.* De broeders namen weer in hun luierstoelen plaats, ®n Eduard keek zijn broeder opmerkzaam aan, terwijl deze naar een passend begin voor het gesprek scheen te zoeken. Willy von Altenbrak was nauwelijks twee jaren Men siddert bij de gedachte aan een groo ten oorlog op de modernste wijze gevoerd. Japan en Rusland hebben krijg gevoerd, de eerste groote krijg tusschen twee groote volken na den worstelstrijd van '70 —’71. Maar was de strijd tusschen Duitschers en Franschen voor 40 jaren werkelijk voor dien tijd een gewel dige, de strijd in ’t verre Oosten had vreese- lijker kunnen zijn, als Rusland ze niet in zoo’n verwijderd gebied had moeten voeren, als Rusland niet zoo corrupt in al de lagen van zijn bestuur was geweest en als Japan dan beter modern gereed was geweest, ook finan cieel en als Japan het dan had aangedurfd. De strijd in Zuid-Afrika was een groote strijd van een groot volk tegen een klein, een weinig talrijk ras. Maar als er nu een strijd losbrak, werke lijk zoo groot, als waarop de grootste, rijkste, volkrijkste mogendheden zich voorbereid heb ben, een strijd om to be or not to be, zooals ’t oude Britsche spreekwoord zegt, wat zullen dan niet de gevolgen zijn? Niet één of twee volken, maar meerdere zullen er bij ten gronde gaan of er de verschrik kingen van ondervinden. Het militairisme heeft zoo’n hooge plaats ingenomen, zoowel te land als ter zee, de ge volgen van een uitbarsting zijn zoo onbere kenbaar groot, de beweging van de massa te^en die opdrijving van de bewapeningsidee is daardoor zoo groot geworden, dat de vorsten en zij, die op de wereld de eerste vi ool spelen, zich thans wel ernstig zullen be denken, voor zij den oorlogsfakkel zwaaien, die ook voor hen zelven zoo nadeelige gevolgen kan hebben. Door de geweldige vorderingen, die oorlogs techniek, bewapening, enz. maakte, is de vredesbeweging ontstaan. Die beweging, eerst zwak, omdat ze hopeloos leek, geen toekomst scheen te zullen hebben, is aangegroaid tot een wereldbeweging en is nog steeds groeien de. De machtigen der aarde, met angst en vreeze denkende aan de gevolgen van een grooten krijg, aangespoord door de steeds aangroeiende vredesbeweging, ook gedeeltelijk gebonden door ’t internationalisme, dat in de plaats treedt van 't enge nationalisme, moesten zich wel voor de vredesidee uitspreken. Maar nog steeds blijft ’t oude spreekwoord van kracht: Zoo gij den vrede wilt, bereidt u ten oorlog. En daarom gaat men, gedwongen door steeds hooger volmaking der oorlogstui gen, voort met zich hoe langer hoe beter Het «Duizendjarig rijk* van geluk en vrede zal wel nooit op aarde komen te heerschen. Zoo is en blijft de algemeene opinie van de menschen. En de historie geeft hun het recht, die meening te bewaren. Wanneer toch was de wereld zonder oorlog? Nooit! is het korte antwoord. Wie in den Bijbel thuis zijn, lezen daarin, dat reeds bij de eerste menschen twist en tweedracht, haat en nijd, en als gevolg daar van, doodslag geconstateerd werd. Kaïn ver moordde Abel. En vóór den Zondvloed was de aarde bevolkt met éen ras van boosaardige menschen. In de oude rijken van Egypte, Babylon, Assyrië, Medië, Perzië, Griekenland, Phenicië, Israël bevat de geschiedenis een reeks van oorlogen om de opperheerschappij en om anderen te onderdrukken. Alexander de Groote stichtte zijn wereldrijk niet met den vredespalm, maar met het zwaard in de vuist. Het veel grootere Romeinsche rijk kon slechts zijn wereldmacht vestigen door voortdurende oorlogen. Het kleine Rome werd in 753 voor Chr. opgebouwd, terwijl de stichter Romulus zijn broeder Remus doodde. Het groeide door list en het zwaard. En in de Middeleeuwen kwam met het Christendom niet de vrede over Europa. Wel zongen ze toen, evenals nu, in de kerken het «Vrede op aarde!*, maar al drong de godsdienst, naar ’t voorbeeld van zijn stichter, op vrede aan, al gingen de menschen tot dien godsdienst over, daarom bestuurde de vredesgedachte nog volstrekt niet hunne han delingen. De geweldige botsing tusschen ’t Westersche Christendom en ’t Mohammedanis me van ’t Morgenland bracht een steeds voort durende oorlogstoestand, onvermijdelijk, waar Mohammed zijn volgelingen de hoogste beloo- ning na den dood voorspiegelde aan hen, die sneuvelden in den strijd voor de uitbreiding van zijne leer. Eeuwen duurde die strijd. Ja, men kan met recht spreken van een Duizend jarig rijk van strijd tusschen Moslemins en Christenen. Ook de ontdekking der nieuwe werelden bracht niet dan veroveringsoorlogen en oorlo gen tusschen de blanke volken om den buit. Wat is de koloniale geschiedenis van elk volk anders dan één veroveringsoorlog, waarbij de onbeschaafdsten, die toch even goed menschen zijn, ’t Joodje moesten leggen. En dan de Reformatie! Eén groote strijd tusschen de aanhangers, voorstanders of belang hebbenden van verschillende gelooven. gewoonlijk te laag schat. Vindt ge ’t goed «Beste broeder «Nu goed Ik zal onzen bankier last geven, je dien som uit te betalen. Binnen acht dagen kan je ze in ontvangst nemen laat me eerst wat op mijn ge mak komen. Dat zou ellendig zjjn als ik mijn eenigen broeder in nood liet, terwijl ik de erfgenaam van mil lioenen ben. Volgens de wet kan ik je van die rijke erfenis niets afstaan, maar de inkomsten er van kan ik broederlijk met je deelen en dat zal gebeuren «Dank Eduard, dank In Willy’s gelaatstrekken was een diepe ontroering merkbaar. Hij was aangedaan door de grootmoedig heid zijns broeders, en hij was eerlijk genoeg, aan zich zelf te bekennen, dat hij zelf anders gehandeld zou hebben. «Zie zoo, dat is afgedaan, Willy! Laten we eens over mijn aangelegenheden spreken.* «Maar wat kan dat zijn Een vluchtige schaduw vloog over Eduard’s gelaat hij wist niet recht, hoe te beginnen. Eindelijk vatte hij moed en zei «Beste Willy, ik ben getrouwd Verrast sprong de jongere broeder van zjjn stoel op. Eerst stond hij sprakeloos, toen barstte hij in lachen uit en riep «Wat heb ik je goed verstaan Zijt ge getrouwd, zegt ge «Ja, getrouwd volgens recht en wet alleen is mjjn huwelijk niet voltrokken door een Duitsch ambtenaar van den burgerlijken stand, maar door den podesta van een klein dorpje in de bergen van Sicilië en mijn vrouw is niet van Duitschen adel, maar zij is een arm meisje van burgerlijke familie uit Rome.* Wordt vervolgd. ourant MslMs ei Mistel

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1