VOOR SIER El 01STREIES.
MIEUWS- EJi ADW1WMLM
1
PEARY en VAN NOUHUYS.
65e Jaargang.
Woensdag 15 Juni 1610.
Ho. 48.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
Maar
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Van onzen Amsterdamschen briefschrijver}.
HOOFDSTUK IV.
6). (Vervolg.)
Bij deze woorden van zijn broeder was Willy’s ge
laat ernstig geworden. »En is je vrouw in Duitsch-
land vroeg hij.
«Dicht bij Berlijn leeft zij onder haar meisjesnaam,
Margherita Montelli,* luidde Eduard’s antwoord.
«En weet niemand iets van dit dit romantische
huwelijk
«Niemand 1 nu vraag ik je raad om deze aange
legenheid het best te regelen, zonder opzien te verwek
ken.*
«Nu, waarde broeder, dan kan ik je niets beters
aanraden, dan dit huwelijk even heimelijk te ontbinden,
als het gesloten is.«
«Willy, ik heb een zoon en een dochter
«Dat vermeerdert de moeilijkheden nog.
afkoop tegen een behoorlijke som zou
«Houd op, Willy ga niet verder. Luister verder 1
Ik heb je niet in mijn vertrouwen genomen om raad
te krijgen, hoe ik mijn eenigzins overijld huwelijk
ontbonden kan krijgen ik wil juist hooren, op welke
wijze ik mijn vrouw en kinderen in hunne rechten
kan laten treden, zonder al te veel opzien te baren.*
Willy zweeg een poos en keek peinzend voor zich.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Dezer dagen had ik het genoegen, twee
ontdekkingsreizigers te hooren, nl. de heeren Van
Nouhuys en Peary. Natuurlijk wil ik die beide
heeren niet op één lijn stellen en aan ’t werk
van onzen jongen Van Nouhuys evenveel ge
wicht toekennen als aan dat van den taaien
Amerikaan. Dat zij verre. Maar toch, beiden
zijn op hun gebied kloeke durvers en met
respect luistert men naar wat zij zoo heel een
voudig weg vertellen. Zoo heel eenvoudig.
Als er ergens in een straatje een buurtrelletje
is, dat totaal niets om de hakken heeft, wordt
er door de al of niet belanghebbenden veel meer
opgeschept dan door deze mannen, die werke
lijk iets buitengewoons deden. Zaterdag 4
Juni hoorden we Van Nouhuys in een der
zaaltjes van Artis. Dinsdag den grooten Ame
rikaan in het Concertgebouw; waren er in
Artis, met gratis toegang voor elk belangstel
lende, terwijl bovendien nog leden van de
inviteerende vereeniging present waren, onder
voorzitterschap van een oud-gouverneur-gene-
raal, nauwelijks honderd aanwezigen (er was,
«Ik weet nog niet recht maar toch Ik moet
als eerlijk man handelen tegenover vrouw en kinderen;
de gevolgen zal ik moeten dragen.*
«Eduard, misleid je zelven niet omtrent de gevolgen.
Ook nadat je ontslag uit den dienst hebt gekregen,
zult ge als officier voor een raad van eer terecht
moeten staan, en er is niet aan te twijfelen, of je
wordt vervallen verklaard van den officiersrang.*
«Willy
«Neem me niet kwalijk, dat ik je de volle waar
heid zeg. Niet alleen zult ge vervallen verklaard
worden, maar ook uit onze gezelschappen zal men je
verbannen, en evenzoo je vrouw en je kinderen.*
Opgewonden liep Eduard onder de veranda op en
neer. Daar bleef hij voor zijn broeder staan en sprak
diep bewogen: »Ge hebt gelijk, broeder! zoo zal het
gebeuren; maar ik kan toch niet anders handelen.
Mijn gemoed, mijn eer, de liefde tot mijn kinderen,
alles dringt mij om zoo te handelen en niet anders.
Maar ik hoop, dat de koning die onaangename gevolgen
van mijn onbedachtzaamheid van mij zal afwenden.
Ik zal bij zijne majesteit een audiëntie aanvragen, hem
persoonlijk mijn toestand blootleggen. Hij zal zeker
genade oefenen, want ik heb het natuurrecht aan mijne
zijde; ik heb alleen het geschreven recht overtreden.
Morgen keer ik naar Berlijn terug*.
«Dat zal in ieder geval het beste zijn, dat je den
koning alles zelf mededeelt*, zeide Willy, nadat hij
een poos had nagedacht, maar op éen punt moet ik je
nog wijzen. Ge hebt me gezegd, dat ge twee kinderen
hebt; onder welken naam zijn ze in het register van
den burgerlijken stand ingeschreven
»Onder den naam van mijn vrouw*.
«Daar zult ge ook onaangenaamheden door krijgen.
Met voorbedachten rade hebt ge bij de overheid valsche
wat ruimte en getal stoelen betreft, ook niet
op meer gerekend), in het Concertgebouw,
waar het Kon. Ned. Aardrijksk. Genootschap
de gastvrouwe was, kón men er meerdere
honderden tellen.
Kwam men om wat nieuws te hooren? In
beide gevallen: Neen.
De couranten hebben alles en nog wat ver
teld over wat er bekend werd van de tocht
der Nederlanders naar de binnenlanden van
Nieuw-Guinea, over de vermeende Noordpool-
reis van Coock en den werkelijken Pooltocht
van Peary. Maar 't is in zulke gevallen: Men
wil de menschen zien, die het stoute stuk
durfden bestaan en uit hun mond iets vernemen.
Wat Van Nouhuys betreft, kan ik nog mel
den, dat we hier Lorentz reeds gehoord hebben
en dus reeds de primeur van den tocht naar
het Sneeuwgebergte en den Wilhelminatop
genoten. Wat Peary betreft, in Denemarken,
in Amerika -en elders hebben Coock en Peary
reeds gesproken, xoodat we hier nu juist geen
première beleefden.
Van Nouhuys, een heel gewone verschijning,
eer klein van stuk, niet imponeerend. Men
kon het hem niet aanzien, dat hij onder de
brandende stralen der Oosterzon geleefd, ge
werkt en honger geleden had. Hij vertelde
niet uitvoerig den geheelen tocht, door Lorentz
en hij te zamen gedaan. (Ik behoef u zeker
niet te zeggen, dat N.-Guinea met Borneo een
der allergrootste eilanden ter wereld is, onge
veer 20 maal zoo groot als Nederland, als af
sluiter van onze Oost en koppeling tusschen
Azië en Australië dienende. Het is reeds voor
eeuwen door onze zeevaarders bezocht, maar
eerst in het laatst der 19e eeuw trok ’t meer
de aandacht, niet om rijkdom aan voortbreng
selen, om goud-, tin- of andere mijnen, maar
omdat Duitschland ging koloniseeren en En
geland er bij was, terwijl het van ouds tot onze
invloedssfeer gerekend moest worden. Duitsch
land en Engeland verdeelden samen de Oos
telijke helft en de Duitschers hebben op hun
terrein reeds heel wat verricht; de Duitsche
stoomers hebben er een geregelden dienst; ook
’t Christendom wordt er aangekweekt; maar,
doen de Engelschen met hun gedeelte nog niet
veel, de Nederlanders hebben nog niets aan
hun gedeelte, dat toch ongeveer tienmaal zoo
groot is als ’t moederland. Alleen dwingt het
werken van Duitschers en Britten ons, ook iets
te doen en zoo zijn we in de laatste jaren aan
Toeu zei hij «Zeg, Eduard, hebt ge wel gedacht,
dat je door zoo’n huwelijk eigenlijk volgens vaders
inzichten je erfrecht verloren hebt
«Volgens vaders inzichten, ja Maar niet volgens
de wet. Overigens wil ik je openhartig bekennen, dat
ik van plan was alles aan vader te bekennen en aan
hem de beslissing over te laten vaders dood heeft
dit verhinderd. Maar nu ik naar wet en recht heer en
meester op Altenbrak ben geworden, moet ook mijn
familie in mijn erfenis deelen; eenmaal moet mijn zoon op
dezelfde plaats staan, die ik nu inneem*.
«Als de wet het toelaat.*
«Broeder
«Spreek niet zoo luid! Eduard Mijn vrouw en de
bedienden daar behoeven niets te hooren. Laat ik
alleen onder je aandacht brengen, dat ge zonder de
toestemming des konings in het huwelijk zijt getre-
den het is daarom de vraag, of dit huwelijk wel
wettig is.«
«Welzeker, wettig is het!*
«Welnu, dan is het de vraag nog maar, welke straf
je beloopen hebt, want je weet, dat een officier niet
mag trouwen zonder de toestemming des konings, of
hij wordt uit den dienst ontslagen.*
«Morgen zend ik mijn aanvrage om ontslag in, en
zoodra dit verzoek is toegestaan, wil ik mijn huweljjk
openbaar maken.*
«Goed, goed maar denkt ge, dat men je zoo laat
heengaan Je neemt je ontslag, maar je blijft in het
verband van het leger, als officier van de reserve. Je
wilt in het vervolg toch omgang hebben met lieden
van onzen stand je wilt toch de eer genieten, die
je toekomt als officier en majoraatsheer van Altenbrak.
Denkt ge, dat die onder deze omstandigheden moge
lijk is
aangifte gedaan; als de koning ook in deze zaak
geen genade schenkt, wordt er zeker een proces tegen
je begonnen, dat op een veroordeeling moet uitloopen*.
Eduard verbleekte. Tot heden had hij nog niet aan
deze mogelijkheid gedacht; nu stond ze vreeseljjk dui
delijk hem voor de oogen.
«Maar wat moet ik doen? Raad me toch!*
«De eenige weg om aan alle onaangenaamheden te
ontkomen is, dat ge hier in Duitschland weer trouwt,
zonder een woord te reppen van dat buitenlandsche
huwelijk*.
«Dat is een uitweg! Heb dank, Willy!*
«Men zal echter je vrouw niet in onze gezelschappen
toelaten
Eduard sprong op en knarste toornig met zijn tanden.
«Dat is waar! Wat een verwikkeling! Maar hoe eer
de knoop is doorgehakt, hoe beter!*
«Broeder, doe niets in overijling*, waarschuwde
Willy. «Laten we alle omstandigheden op een anderen
keer nog eens met elkaar bespreken. Zoo goed ik kan,
zal ik je raad geven, en in deze moeilijke aangele
genheid ter zijde staan; maar beloof me, dat ge er
voorloopig met niemand over spreekt. Laat alles zooals
het nu is; wanneer ge den dienst hebt verlaten, is het
tijd genoeg om alles te regelen.
«Ge hebt gelijk, Willy; zoo zal ik doen. Ik dank je
voor je trouwen bijstand. En nog wat: zie eens hier*
Eduard haalde een verzegeld couvert uit zijn borst
zak «in dit pakket zijn alle bewijzen van mijn
huwelijk en ook mijn testament, voor het geval, dat
ik plotseling door den dood werd overvallen. Ik zou
die papieren gaarne op een veilige plaats brengen,
waar ze niet kunnen verloren gaan. Margherita is zoo
onervaren, zoo zorgeloos in zulke zaken; ik kan haar
die papieren niet toevertrouwen. Ik zal ze in ons
’t exploireeren van de kusten en nu ook van
’t binnenland gegaan).
Nieuw-Guinea is vruchtbaar, heeft een lange
kustlijn, waterrijke rivieren, maar gezond is ’t
niet aan de kust, de bevolking bestaat uit de
weinig talrijke, zeer laag staande Papoea’s,
zwart als negers, maar niet zoo geschikt voor
beschaving, klein van gestalte Papoea’s
boven de 1.60 M. zijn reuzen en dan nog
goud wordt er niet gevonden. Van Nou
huys gaf in dit opzicht ook heel geen hoop,
maar petroleum kon de grond wel eens bevat
ten en dan raadde hij aan, concessies te ver-
leenen voor groote stukken lands. Nu, als er
kans is, zal de Kon. Petroleum Mij. er welbij zijn.
Lorentz en Van Nouhuys zijn in het gebied
der eeuwige sneeuw geweest, kwamen onge
veer 4500 M. hoog, beklommen ’t hoogste
punt van den Wilhelminaberg niet, maar die
laatste paar honderd meter was toch zeker de
moeite niet waard om daaraan het lot der ex
peditie geheel te wagen. Ze waren vlak bij
den top, hebben alles onderzocht, hadden er geen
belang bij te kunnen zeggen; Zie, we hebben
precies op ’t hoogste puntje gestaan.
Dit was met Peary wat anders. Die moest
kunnen zeggen: Ik heb de Noordpool bezocht.
Beide heeren waren heel eenvoudig in hun
optreden. Net als of ’t maar zoo’n reisje was.
Beiden roemden om strijd de hulp hunner
dragers. Van Nouhuys zegt: Er zijn voor zoo’n
tocht geen beter menschen denkbaar dan de
Dajaks. De Engelschen (die ook op N.-Guinea
bezig zijn) hebben Toradja’s. Deze laatste
dragen zware lasten, maar op hun hoofd, zoo-
dat ze dus één hand noodig hebben voor dien
last; en dat, terwijl men op zoo’n tocht min
stens vier handen over moet hebben. De Dajaks
zijn padvinders, kunnen prauwen maken, zijn
taai. Alleen de koude, dat was boven hun
natuur. We hadden ze dikke wollen kleeren
gegeven, maar de koude maakte hen physiek
en geestelijk zeer veel minder. Weken lang
in een temperatuur van 0° Celsius leven,
daar waren ze niet aan te wennen. En, op
den terugtocht vooral, kwam daar nog bij de
honger. Zoo’n Dajak ontving per dag 8 ons
rijst, verder nog andere ingrediënten, groenten,
specerijen (ook tegen ziekten!) en zij wisten de
rivietvisschen te verschalken. Maar toen we
een tijdlang (een deel der expeditie was uit
voorzorg een eind teruggegaan met Lorentz,
die een leelijken val gedaan had) op 4400 M.
hoogte kampeerden, moesten we het rantsoen
terugbrengen tot 5 ons, daarna een tijdlang
tot 2 ons en eindelijk tot 1 ons rijst per dag,
met verder niets er bij. We hadden ’t meest
last van den honger tijdens den 2-ons-rant-
soentijd. Ik weet niet, of een der aan
wezigen wel eens honger heeft geleden, maar
bij mij was ’t toen: Altijd door de gedachte aan
en begeerte naar een speenvarkentje of zoo iets.
Toen ’t rantsoen eindelijk op één ons rijst per
dag (met niets er bij! We maakten van dat
ons rijst ’n slap soepje!) gebracht werd, ver
dween de vurige aanhoudende gedachte aan
lekker eten; we werden echter physiek en
geestelijk zeer minderwaardig; en als we wak
ker werden ’s morgens, waren onze vingers
krampachtig in den bodem geplant, alsof we
in den slaap 't angstig besef hadden gehad,
naar beneden te zullen glijden. Op den terug
tocht moesten we onze Dajaks met zweepsla
gen tot opstaan en voortgaan dwingen, anders
waren ze in de sneeuw blijven zitten. Eén
hunner ontsnapte onzen aandacht en later von
den we hem terug, dood, bevroren, tot aan
den hals in de sneeuw.
Peary is een kloeker figuur dan Van Nou
huys, of liever langer, taaier. Van Nouhuys
is jong, Peary een man op leeftijd. Van Nou
huys ziet er uit als een aardig luitenantje met
goed verzorgd uiterlijk; Peary als een man,
die jaren lang met taaie wilskracht een reu
zenidee heeft nagejaagd, zich om de wereld
niet bekommerend. Ook Peary roemde zeer
z’n gidsen-dragers, de Eskimo’s, waarvan som
migen 5 a 10 jaar de gevaren der Poolzeeën
met hem gedeeld hadden. Peary had tal van
foto’s bij zich, die zeer de aandacht trokken;
Van Nouhuys had slechts een enkele penteeke-
ning van ’t sneeuwgebied.
Peary heeft gevonden, wat reeds eeuwen
door anderen gezocht werd en toch eigenlijk
een niets. Maar aan de eerzucht van ’t
menschelijk kunnen en weten is voldaan. In
de ontdekkingsgeschiedenis der menschheid is
hij een mijlpaal, die een tijdperk afsluit, een
tijdperk van zoeken naar 't onbekende. Na
zijn werk kan men voortbouwen, want de
kaart van ’t Noord poolgebied is nog niet te tee-
kenen; daar hapert nog veel aan.
Peary is een Amerikaan, zooals we allen
weten. Nu, ’t komt aan een Amerikaan toe,
de Noordpool te hebben ontdekt. Ook de En
gelschen hebben groote verdiensten als pool-
Adeltrots 6D Misdaad.
T??‘-
i
NT.