IffiDWS- Bii AhVERTESTIEBLAD VOOR SJEES EJ OISMEJ. Fallières in Nederland. Zaterdag; 18 Juni 1910.. 66e Jaargang. No. 49. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. nog met Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. een aan we van de wettelijke voorschriften gezondigd, in strijd met onze begrippen van eer zal hij niet handelen. Hij zal je niet in de pijnlijka moeilijkheid brengen, dat je hier zijn vrouw moet aantreffen. »Ik zou zoo’n ontmoeting wel weten te ontwijken.» «Rogalla, hebt ge dan voor mij geen enkel woord van liefde over? Het is misschien de laatste maal, dat wij bij elkander zijn.« Hij stak zijn vrouw beide handen toelangzaam legde zij haar fijne, aristocratische vingers daarin en zei: »Je weet, dat ik een afschuw heb van zulk comedie- spel. Ik heb je lief, Willy, zooals ik je lief had op den eersten dag van ons huweliik Ik acht en eer je als den vader van onze kinderen God behoede je in den strijd tegen den vijand van ons vaderland.» Willy trok zijn vrouw aan zijn hart en kuste haar. Een oogenblik rustte Rogalla aan zijn boezem, toen richtte zij zich weer op en zeide met vaste stem «Willy, ge moet uw plicht als krijgsman vervuilen, maar ge hebt ook plichten tegenover je kinderen, en ik bid je, verlies die nooit uit het oog. Ge hebt volkomen gelijk Eduard kan nu zijn ontslag niet vragen hij kan zijn verbintenis met die vrouw niet wettigen, misschien wordt hij door het vijandelijke lood neer geveld, wat denkt ge te doen Er volgde een lange stilte. De echtgenooten stonden oog in oog tegenover elkaar Rogalla’s blikken waren doorborend op Willy gevestigd, die langzaam zijn oogen neersloeg. «Ge hebt het lot van de kinderen in handen,» voer Rogalla langzaam voort. «De bewijzen van dat ver- wenschte huwelijk liggen in het familie-archief. Daar hebt ge den sleutel van wat wilt ge doen »lk weet het niet, Rogalla,» antwoordde Willy met schuwen blik terzjjde naar zijne vrouw, die in trotsche ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groots letters naar plaatsruimte. «Kijk, daar staat het. Om de bezetting van den troon in Spanje is er tusschen Frankrijk en Pruisen een botsing ontstaan. De Fransche ambassadeur is naar den koning te Ems gereisd. Koning Wilhelm heeft hem niet willen ontvangen en de oorlog is dientengevolge verklaard. Oorlog tegen Frankijk. Hoera «Ik bewonder je krijgshaftige geestdrift,* sprak Rogalla, «maar denkt ge volstrekt niet aan je huisgezin? Op dit oogenblik schijnt me die oorlogsverklaring zeer ongelegen te komen voor onze belangen.* .Integendeel, lieve Rogalla 1 Onder deze omstandig heden kan Eduard zijn ontslag niet vragen. Zoodoende blijft de zaak hangende wij winnen daardoor tijd, om alles te overleggen. Daarmee is veel gewonnen*. «Of alles verloren Men weet niet, wie door het geluk van den krijg begunstigd zal worden, en even min, wie uit den krijg levend terugkeert.* .Rogalla »Nu ja, ’t zou toch geen wonder zijn, als je sneuvelde, men moet op alles voorbereid zijn.* Een onaangenaam, ijzig gevoel scheen het hart van den officier te verstijven. Zoo koel, met zooveel bere kenende kalmte kon zijn vrouw over zijn dood spreken Dat was een harde slag voor Willy’s eigenliefde I Hij zag in, dat de liefde van zijn vrouw reeds lang was uitgebluscht, anders zou zij zoo niet spreken. Hij keerde zich af en sprak bewogen «Niet alle kogels zijn raak. Overigens morgen vertrek ik. Voorloopig blijft gij met de kinderen bier mijn broeder zal daar niets tegen hebben.* .Tot zoolang die die vrouw hier als meesteres optreedt.* .Rogalla! Mijn broeder is een man van eeral heeft hij tegen de gewoonten van onzen stand en tegen HOOFDSTUK V. 7). Vervolg Rogalla keerde zich om hare oogen bliksemden, een scherp antwoord zweefde op hare lippen, doch zij sprak het niet uit. Een bediende trad binnen en reikte een telegram over. »Dit telegram is zoo pas gebracht, baron,* zeide hij. ‘Uit mijn garnizoen!* riep Willy verwonderd. .Wat mag daar weer gebeurd zijn Hjj scheurde den omslag open en las het bericht. Dit bevatte slechts weinige woorden, maar genoeg om zjjn gemoed in hevige ontroering te brengen. »Het telegram is van den regimentsadjudant,* zeide het papier aan zijn vrouw overreikend. .Wegens dienstaangelegenheden moet ik dadelijk terugkeeren. Men verwacht, dat het leger mobiel verklaard zal worden.* .Inderdaad,* zeide Rogalla, eveneens verrast, »zoo luidt het slot van het telegram.* »Waar zijn de couranten van vandaag In de laatste dagen hebben we hier geleefd als op een een zaam eiland in den grooten Oceaan; geef hier Bijna onbeleefd trok hij zijn vrouw de couranten uit de hand, die zij van het tafeltje bij den schoorsteen had genomen. Vlug vloog zijn oog over de telegrafi sche berichten. we het toejuichen, dat pre- een bezoek aan Nederland zijn geestesproducten de beschaafde wereld ver vulde en dit nog steeds doet. Frankrijk is niet meer de eerste. In bevol king moet ’t onderdoen voor Rusland, Amerika, Duitschland, Japan, (China laten we ongenoemd), Oostenrijk-Hongarije, thans zelfs Engeland. Zijn industrie en handel zijn overvleugeld door die van Engeland, Amerika en Duitschland. Dit laatste land is thans meer het land van het intellect dan Frankrijk. Voor het wereld verkeer beteekent het Engelsch als taal veel meer dan het Fransch en ook door ’t Duitsch is dit overvleugeld. Maar toch -- Frankrijk blijft een groote natie. Het heeft een harden terugslag gekregen in ’70—’71, maar het her stelde zich daar spoedig van; het heeft een zeer groot en belangrijk koloniaal bezit; de Fransche soldaat blijft een uitstekend soldaat, bezield met een esprit, die ook in het gevecht doet winnen. En vooral de Fransche geest is nummer één gebleven. Op de Brusselsche tentoonstelling is dit zoo mooi gezegd door den Franschman, die er de Fransche atdeeling opende. Andere volken mogen meer, goed- kooper produceeren, de Fransche nijverheid blijft toch een stempel behouden, een etiquette, dat door anderen niet vervangen wordt, Laat niemand meenen, dat het zoo maar bij toeval is, dat Fransche taal en mode zooveel beteekenen in de beschaafde wereld, dat Parijs, de magneet voor geheel Frankrijk, ook z’n aantrekking over heel de wereld blijft behouden, ondanks herhaalde revoluties. Daarom zullen sident Fallières brengt. Dit bezoek is vrijwillig, zoover we weten en toch hebben we meer op met ’t bezoek van den koning van België, dat geheel een vi site par convenance is. De vereeniging met België was slechts kort en sedert 80 jaren zijn we van dat land gescheiden en thans jui chen we het toe, dat op den voorgrond tre dende mannen van allerlei richting uit beide kleine staten een toenadering beoogen, die beider vrijheid onaangetast laat, beider veilig heid misschien beter verzekert. Nederland België, dat is eerst een entente, die voor ieder begrijpelijk is. Twee kleine landen, beide met een dichte, zeer ontwikkelde, koloniën bezit tende bevolking, die zich de plaats bewust is, welke ’t in de eerste rij der beschaafde volken inneemt, beide prat op een vrijheid, die ’t niet gevolgen er van te neutraliseeren? We weten niet, wat we op dit alles moeten antwoorden. Zeker, we zijn sinds Napoleon I in vriendschap met Frankrijk (dat een Fransch leger, ondanks de spoedige erkenning van de nieuwe Fransche regeering, koning Willem I was de eerste, die Lodewijk Filips na dejuli- revolutie «Is koning erkendedoor ons land, onze goede plannen met België in de war stuurde en Chassé met z’n dapperen uit de puinhoopen der Antwerpsche citadel naar St. Omer voerde, rekenen we niet mede) en hou den drukke handelsbetrekkingen met dit land, maar toch, in de laatste tientallen jaren zijn die betrekkingen met Frankrijk niet zoo snel aangegroeid als met Duitschland, Engeland en Amerika het geval was. We hopen niet, dat de lezer uit den toon van ons schrijven opmake, dat we tegen ’t Fransche bezoek zijn. Integendeel, we vinden ’t juist een blijk van waardeering, dat beiden, dus ook ’t land, dat gewaardeerd wordt, tot eer strekt. Een land, dat vergeten wordt, is niet veel van beteekenis, is dood, telt niet mee in den wedstrijd der volken. Daarom mogen we blij zijn, dat de hoogste vertegenwoordi ger van een der groote, der beschaafdste mo gendheden, goedvindt, ons een bezoek te bren gen. Gelijk 't ons ook streelde, toen Roose velt in de academie van Oxford een rede hield over Nederland, waarin hij den herbloei van ons volk vergeleek met onzen grooten bloei in de 17e eeuw. Zulke woorden streelen een natie, die weet, iets te beteekenen, ondanks de geringe uitgebreidheid van zijn grondgebied. Ons streelde ook de rake afstraffing, die de verwaten Rus (de knappe bol, die ons Finsch adres verscheurde, omdat 't maar van een klein volk kwam, dat kaas en vischnetten maakte,) van een verstandiger Rus ontving, waarin deze den onbeschoften domoor weesop de eeuwenlang bekende, groote intelligentie van ’t Nederl. volk, waaraan ’t Russische volk zooveel te danken heeft, te midden waarvan hun grootsten czaar, Peter I, de ontwikkeling trachtte te ver werven, die hij noodig had om zijn volk een wei nig te kunnen ontbolsteren. Ons streelde ook bei de keeren ’t bezoek van keizer Wilhelm II, den beheerscher van ’t machtigste militaire volk en zoo voelen wij ons ook gestreeld door 't be zoek van den president van ’t Fransche volk, het volk, dat wel niet meer zich nummer één kan noemen, dat echter zoo langen tijd met houding bij hem stond. Het oogenblik, waarvan ge spreekt, is nog niet gekomen ik kan nog geen besluit nemen, breng mij niet in verzoeking.* «Neen, het beslissende oogenblik is nog niet aange broken maar als het aanbreekt, denk dan aan dit gesprek en herinner u de plichten, die ge tegenover mij en de kinderen hebt te vervullen.* Daar zal ik aan deuken, wees daar zeker van. Maar ik kan geen eerlooze schurk worden. Wat ge mij aanraadt, is Een luid geschreeuw op het slotplein onderbrak het gesprek der echtgenooten. Een dichte schaar van mannen, vrouwen en kinderen stroomde het plein op. Aan het hoofd van den troep liep de opzichter van het landgoed en naast hem de schoolmeester van het dorp. Midden op het plein bleef men staan. De op zichter zwaaide zijn muts en riep »Jongens, er komt oorlog, oorlog tegen de Franschen 1 Hoera hoera nog eens hoera Juichend stemde de menigte daarmee in, en de echo weergalmde tot het graf, waarin weinige dagen geleden de oude baron was bijgezet. Als hjj op dit oogenblik nog geleefd had, zou hij naar buiten getreden zijn en met de juichende schare ingestemd hebben. Nu wachtte de menigte te vergeefs, dat een heer von Altenbrak zich aan hun hoofd stelde. Willy wilde wel op het balcon gaan, maar zijn vrouw hield hem terug, met de boosaardige woorden »Laat die men- schen stilletjes begaan gij zijt hun heer niet gij zijt slechts gast op het slot van uw voorvaderen En onder den duivelachtigen invloed van zijn vrouw bleef Willy besluiteloos aan het venster staan en keek de menigte na, die onder luide juichkreten aftrok. Wordt vervolgd. We weten niet, terwijl we dit schrijven, of ’t door de pers gaand bericht aangaande herfstbezoek van den Franschen president ons land, werkelijkheid zal worden, Of dus vereerd zullen worden met ’t bezoek den man, die voor eenige weken reeds meer dan genoeg van ’t verblijf in ’t Elisée heette te hebben; maar toch lijkt ons dit bezoek eigen aardig genoeg om er eenige beschouwingen aan te wijden. Vooreerst om 't zeldzame. Aan Fransche vorsten- of presidentsbezoeken zijn we eigenlijk niet zoo best gewend. Gaat maar eens de historie na. We zouden haast de vergelijking kunnen maken met ’t bezoek van de Zwitsersche marinestaf. Ja, we ge- looven heusch, dat de vergelijking heelemaal opgaat. Haarlem is verleden jaar eens verrast door ’t aangekondigde concert der Zwitsersche zeekadetten; velen liepen er ten minste in. Maar verrast door een officiéél Fransch regeeringsbezoek zijn we ook nooit. Ten minste niet door vriendschapsvisites. Anders ja, de Zonnekoning, Lodewijk XIV, kwam in 1672. En Napoleon I bracht ook een bezoek en nog wel aan Amsterdam. Maar dat zijn van die visites, die we liever niet zien. Beiden kwamen met heerschzuchtige be doelingen en daarop zijn wij, Nederlanders, al mogen we ook nog zoo kalm en in zeker op zicht wat al te gelaten en te apatisch zijn, toch minder gesteld. Lodewijk had de zeer bescheiden intentie om ons land zoo in de gauwigheid bij Frank rijk te voegen, dan konden de Spaansche Ne derlanden, (België; aan die Belgische kaas zat hij toch al telkens geducht te knagen I) zooals van zelf spreekt, meteen tusschen gevoegd worden. L’ idéé était frappante, éclan- te, grande, en zoo voort. En ’t zou voor le Roi Soleil van la grande nation een cc up de maitre geweest zijn. Lodewijk had de hoogte van den Utrechtschen Dom reeds gemeten, maar, jammer genoeg, lag Holland zoo laag en lie ten die Hollandsche waterratten al dat lage land overstroomen. Wat henker, een zonne koning had z’n mannekens toch niet geleerd om voor visch te spelen. En van ’t Napoleonsbezoek weten we allen meer dan genoeg. Nadat we ’t Zuiden van ons land aan Frank rijk hadden afgestaan, geregeld dóór 25,000 Fransche soldaten hadden onderhouden, (en zul ke jongens komen duur in de menage, als ze sans culottes komen, een groote, maar leege maag meebrengen en na gekleed en vetgemest te zijn, door anderen worden vervangen, waar mee ’t telkens da capo ging.) en verder hon derd millioen gulden voor den vriendendienst hadden afgeschoven, kregen we de vrijheid, die langzamerhand daarin bleek te bestaan, dat de Franschen zoo vrij waren ons geheele landje Napoleon noemde ’t een aanslibsel der Fransche rivieren, zoo echt geografisch! in te palmen. En toen dat inpalmen geschied was, had Napoleon zelfs de goedigheid Amsterdam tot de derde stad zijns rijks te proclameeren en daarna die derde stad te bezoeken. Hoe lief, van zoo’n groot man! Ja, Lodewijk de Vijftiende, le bien-aimé, zooals z’n kruipende vleiers hem noemden, (toen hij bezig was te sterven en bleek, wer kelijk te zullen sterven, ontvluchtten de vleiers ’t rotte paleis, omdat de lucht er in werkelij- ken zin verpest was!) deed zelfs ook eenmaal, ’t was in 1747, een allerbeminnelijkste poging om dezen kant uit te komen. Maar overigens de lezer zal zoo vrij zijn de nu genoemde bezoeken niet onder de ami cale te rangschikken, zijn we van vriend- schapsbezoeken van Fransche staatshoofden geheel verstoken gebleven. Daarom zal men zich nu kunnen afvragen: Waarom thans een bezoek van president Fal lières? Zijn de omstandigheden zoo zeer ge wijzigd? De verhoudingen tusschen de staten veranderd? Is dit soms een stap op weg naar ’t vor men van een Europeeschen Statenbond in ’t belang van den wereldvrede? Komt Fallières blijk geven met z’n ingenomenheid over’t ver rijzen van 't Vredespaleis? Wil hij de staten van de Noordzee-entente ten minste bezoeken? Staan we door handels- en vriendschapscon- necties thans zooveel dichter bij ’t Fransche volk en de Fransche regeering? Is er kans op een entente Franco-Neerlandaise? Allemaal vragen, welk aantal we andere zouden kunnen vermeerderen. Bijvoor beeld met deze: Keizer Wilhelm heeft reeds een paar malen ons land bezocht en moet nu Fallières dienen om dit bezoek, of liever de Adeltrots 8ii Misiaafl,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1