NIEUWS- EJi IIhMNTIEbLIII
WOE SNEER EN OISWEN.
G5e Jaargang.
Woensdas; 29 Juni 1910.
No. 52,
J
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
Amsterdamsche Brieven.
J
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
namen en bij Le Bourget den overmachtigen vijand
terugdreven. Aan de spits ziet men den eersten keizer
van het nieuwe rijk, den grijzen held.
Kanonschoten dreunden, de klokken luidden, de
intocht begon. Het gejubel van het volk vereenigde
zich met het hoera der terugkeerende krijgslieden.
Nu waren de zware offers vergeten, ieder dacht
slechts aan de roemrijke daden van het Duitsche leger
en aan het geen dat door den oorlog tot stand geko
men was de lang gewenschte éénheid van het Duit
sche vaderland. Juichend klonk den grijzen keizer
dan ook van alle zijden het «Heil Dir im Siegerkranz*
tegen. Het gelaat van hen, die dierbare dooden
betreurden, klaarde op bij de gedachte, dat hun dood
niet te vergeefsch was.
Ook het dorpje Friedrichshafen ■Was feestelijk ge
tooid, maar de straten waren eenzaam en ledig. Bijna
alle inwoners waren naar Berlijn getogen.
Voor het huis bij den oever van het meer zat een
bleeke jonge vrouw in rouwgewaad. Margherita was
alleen zij had Dorothea met de kinderen naar het
bosch gezonden, het dienstmeisje was naar Berlijn,
en zoo zat de jonge vrouw daar eenzaam, verdiept in
baar droevige gedachten. Hoe was zij veranderd in
het laatst verloopen jaar 1 Vroeger was zij niet forsch
van gestalte, neen, maar haar wangen hadden een ge
zonde kleur, haar lippen waren frisch rood, haar zwarte
oogen schitterden met een zacht vuur. En nu
Haar wangen waren vaal geel, haar lippen flets, haar
oogen hadden hun vuur verloren en haar gestalte was
gebogen.
Margherita had sedert weinige weken het ziekbed
verlaten, waarop Eduard’s doodstijding haar had
neergeworpen. In slechts weinige regelen had de
brave dienaar, Hendrik, haar de ontzettende gebeur-
tenis gemeld. Van geen andere personen had zij
eenig bericht ontvangen. Aan niemand had zij haar
leed kunnen klagen, aan niemand dan aan Dorothea,
die dan ook werkelijk deel nam in haar smart. De
eerste dagen was zij als een waanzinnige in huis en
hof rondgevlogen toen had een hevige zenuwkoorts
haar op het ziekbed geworpen, en eerst met de lente
was zij daarvan opgestaan. Maar de kracht van haar
lichaam en geest was gebroken; zij kon aan niets anders
meer denken dan aan het noodlottig einde van haar
echtgenoot wat van haar en haar kinderen worden
zou, was haar onverschillig. Zij leefde alleen nog
voort in de hoop, dat de dood haar spoedig met haar
man zou hereenigen. Als de oude Dorethea er niet
geweest was, zouden de kinderen alle verzorging ge
mist hebben, maar de oude getrouwe ziel zorgde voor
den geregelden loop van het huishouden en voor de
kinderen. Nood en gebrek kwamen de woning niet
binnen, Eduard von Altenbrak had vóór zjjn vertrek
een groote som gelds bij een bankier in bewaring ge
geven, op naam van Margherita, en van dit kapitaal
bestreed de oude Dorothea de uitgaven voor het huis
houden.
Onbewegelijk stil zat Margherita daar neer. Zelfs
in den warmen zonneschijn rilde het verzwakte lichaam
als van koude. Zij trok haar doek dichter om haar
hals en sloot de oogen.
Plotseling schrikte zij op. Het tuinhek knarste in
de hengsels, en toen zij langzaam het oog daarheen
richtte, zag ze een man, die op krukken in den tuin
voortstrompelde. De man had een houten been hij
was in burgerkleeding, maar zijn borst was versierd
met eereteekenen voor krijgsbedrijven.
Even als immer, wanneer zij door het een of ander
herinnerd werd aan de gebeurtenissen van het laatste
HOOFDSTUK VIL
10). Vervolg
Doch menigmaal is alle hulp vergeefs. Hier en
daar buigt de dokter zich over een, wiens oogen reeds
voor immer gesloten zijn.
•Wat verlangt ge, dragonder vraagt een dokter
aan Hendrik, die juist binnentreedt.
»Neem me niet kwalijk, dokter, ik wou gaarne eens
naar mijn ritmeester zien ritmeester von Altenbrak
ik ben zjjn oppasser.*
•Daar ligt hij hij zal wel gauw sterven*.
Doodsbleek en met gesloten oogen ligt Eduard von
Altenbrak daar neder. Zijn ademhaling is buitenge
woon versneld, en telkens vertoont zich bloedig schuim
op zijn lippen.
Weenend knielt Hendrik bij de legerstede van zijn
heer neder en vat zijn kille hand. »Ritmeester ach
mijnheer.*
De gewonde opent langzaam de oogen en ziet den
trouwen oppasser niet zonder eenige verwondering aan.
•Zijt ge daar, Hendrik zegt hij met groote in
spanning. »Ach, ik droomde mijn kinderen mijn
zoon. Hendrik, ga naar mijn vrouw verlaat
mijn zoon niet, O, mijn zoon, laat mij niet
sterven
van den laatsten tijd, valt ’t op, als men meer
dere gebouwen in gewapend beton ziet ver
rijzen. Er wordt extra-reclame voor gemaakt.
Aan elk dier werken ziet men een groot bord,
aanwijzende wie de uitvoerder der betonbouw
is. Deze is niet de aannemer van het geheele
bouwwerk, maar slechts de onderaannemer
voor zijn branche.
Verg nu niet van mij, dat ik me een oordeel
zal aanmatigen over de kwestie, wat beter,
sterker, duurzamer, voordeeliger is. Men zal
deze verschillende hoedanigheden moeten com-
bineeren en dan de conclusie maken. Of
het vlugger bouwt? Men zou zeggen, dat ’t
veel langer duurt dan gewoon opmetselen.
Maar ’t valt op, dat er gébruik gemaakt
wordt van en reclame gemaakt wordt voor
betonijzer. Ik noemde in een vorigen brief
reeds enkele werken; ik zou er meer bij kunnen
voegen. Op het Leidsche plein is het werk
ook te zien en komt er nog veel meer van te
kijken. Ik vertelde u reeds voor maanden, dat
Hirsch en Cie. enorm zou vergrooten, dus
enorm zou verbouwen en dat een flink deel
van het vuile water bij het Leidsche plein, het
begin der Weteringschans, zou gedempt wor
den. Aan die zijde is ’t bedoelde modepaleis
slechts smal, maar wordt het zeer breed. Om
nu voor dit breede front een ruim gezichts
terrein te krijgen, zou dit stuk water verdwij
nen. Een groote verbetering van ’t plein. Na
tuurlijk bracht de staking eenige maanden
stagnatie. Er moest gemetseld worden tot
verlenging der groote riolen onder het plein.
Eerst flink geheid, daarop drie dikke muren
en deze hebben nu als dekstuk gewapend
beton gekregen. Dit werk nadert z’n einde.
Maar Hirsch moet nog beginnen. Reeds enkele
weken zag men in de hoeketalage ’n gipsmodel
van den nieuwen bouw, ’n Royaal massief
plan. Architect is de heer Jacot. Dezer dagen
heeft de aanbesteding van het betonwerk
plaats gehad. De laagste inschrijver rekende
een goede 130 mille. Daar kan dus nog al
zoo iets voor gebeuren.
Ook van »de Bijenkorf* komt nieuws. Men
is al zooveel jaren aan den leelijken toestand
van het oude-Beursterrein-Kommandantshuis-
Damrak gewoon; men is ook reeds maanden
aan de poffertjeskraam (alias Bijenkorf) gewend
en zag er onlangs nog een kast bij bouwen;
verder hebben er reeds jaren lang, van vóór
de goedkeuring der nieuwe-Beurs plannen door
Gewapend beton schijnt thans hoe langer
hoe meer in de mode te komen. Eigenlijk is
mode hier wel een ongepast woord. Het woord
mode duidt op een tijdelijke gewoonte, zonder
dat daarbij aan beter, goedkooper, degelijker
gedacht wordt. In zeer uitgebreiden zin zou
men de bouwj/^Z een soort mode kunnen noe
men. Als een paleis, magazijn, huis, kerk of
kantoor in gothischen, romaanschen, rococo-,
renaissance- of wat voor stijl gebouwd wordt,
heeft daarbij de heerschende bouwsmaak van
dien tijd of van den ontwerper of lastgever
den doorslag gegeven. Maar iets anders is ’t,
als men op technisch gebied aan ’t hervormen
gaat. Dan moet ’t beproefd goede wijken voor
’t waarschijnlijk betere, dat steeds meer vol
maakt wordt, tot het blijkt in zeker opzicht
bepaald beter te zijn. Dat is de techniek van
het bouwvak en die heeft niets met mode te
maken, heeft zich alleen aan te passen bij den
gewenschten stijl.
Zooals ik dus zei: Gewapend beton is en
vogue. Meen daarom niet, dat ge hier niet
anders, of ook maar hoofdzakelijk, voor het
grootste deel uitsluitend betonijzerbouw ziet.
Volstrekt niet. Maar doordat ’t een zaak is
gemeente met veel rijkdom kan iets wagen.
Maar een gemeente, die reeds jaren lang met
ó’/t pet. Hoofdel. Omslag en andere zware
lasten tobt, en die toch in zoovele opzichten
royaal grootsteedsch moet doen, kijkt eerst
ter dege uit de oogen voor ’t definitief tot
uitvoering van plannen overgaat.
Rotterdam, dat met z’n reuzenhavens (de
Waalhaven wordt 380 hectares) op groote uit
gaven voor die havenwerken niet zien mag,
heeft nog steeds 4 pct. H. Omslag.
Als we hier 4 pet. hadden en de andere las-
len lichter waren, zou menigeen er nog wel eens
over denken, vóór hij 't Gooiland, Watergraafs
meer, enz. als woonplaats koos.
En daar zal toch ook in voorzien moeten
worden. Wat doet ’t Gooiland om er prat op
te kunnen gaan, z’n rijke inkomenden ’n goed
koop wonen te kunnen bieden?
Daar zal eens een wijziging der Rijkswetten
in moeten voorzien. De plaatsen, vanwaar de
energie komt, die ’t Nederlandsche volk in de
hoogte moet brengen, tobben onder zware
lasten en de oorden die toevallig wat overtol
lig zand en bosch hebben, accepteeren de lus
ten. Annexeeren kan hier niet helpen.
Van annexatie gesproken, jaren geleden is
’t stadsgedeelte van Nieuwer /Amstel bij de
gemeente Amsterdam gevoegd. Men kan nog
op enkele plaatsen aan de verwarring in ’t
bouwplan, maar vooral aan de stratennamen
zien, dat die annexatie veel eerder had moeten
geschieden.
Voor enkele jaren waarden nieuwe inslok-
plannen rond; grootsche plannen; zelfs een deel
der gemeente Zaandam (natuurlijk niet van de
bebouwde kom dier stad!) zou Amsterdamsch
worden. Hooge oomes in den Haag luisteren
wel, als A’dam of R’dam wat te zeggen heb
ben, maar nu hoorde men verluiden: Gij, re
geerders der Amstelstad, die zoo dik in de las
ten zit, (onze gemeenteschuld is stevig over de
130 millioen!) moet niet nog meer hooi op uw
vork nemen.
Wie zal beweren, dat er grond was tot 't
ontstaan van die geruchten? Want annexee
ren gaat steeds met schadevergoeding ge
paard.
Maar toch, waar de stad zich wil uitbrei
den, is de gemeentegrens bereikt en aan de
andere zijde der grens, in Watergraafsmeer
en Sloten, ziet men wijken verrijzen, die niets
gemeen hebben met de overige deelen van die
Een vreeselijke aanval van kramp doet den gewonde
kermen de dokter komt toegesneld.
•Richt hem een beetje op hij stikt
Te laatEen stroom van bloed golft uit den
mond van den ongelukkige een trilling het
hoofd zink op de borst Eduard von Altenbrak is
dood.
Langzaam legt de trouwe dienaar hem op zijn leger
stede en bedekt zijn gelaat met zijn handen. Met
ernstig gelaat staat de dokter naast hem.
•Ge zijt een brave borstRaak nu maar niet zoo
van streek, hij laat ten minste geen huishouden na.«
•Geen huishouden Hendrik springt op. Die
laatste hartverscheurende woorden van zijn heer klin
ken hem nog in de ooren hij legt de hand op zijn
hart en fluistert
•Ik zal ze niet verlaten die arme vrouw en die
arme, ongelukkige kinderen.*
Daar klinkt door den nacht het verzamelsignaal der
dragonders nog eenmaal legt Hendrik zijn hand op
de gebroken oogen van zijn heer en nu snelt hij
weg ook hem roept de plicht.
HOOFDSTUK VIII.
Onder het woelige rumoer van den krijg is het
Duitsche keizerrijk als herboren opgestaan, en nu is
Berlijn,‘de keizerstad, in feestdos. Van alle huizen
wapperen de vlaggen met de kleuren van het nieuwe
rijk in vele straten ziet men ze in rijen langs de
huizen. Korven met bloemen ziet men bij de geopende
vensters staan, en van geluk stralende gezichten zien
da straat langs en luisteren of ze de muziek nog niet
hooren. Vandaag keeren de gardetroepen in Berlijn
terug, de dappere krijgers, die de hoogten van Saint
Privat bestormden, bij Sédan keizer Napoleon gevangen
onze hoofden gedoold, dat men haast begin
nen zou te denken aan ’n perpetum mobile
in ’t leelijk chaotische.
Doch nu schijnt er weer toekomst van wer
kelijkheid te zijn. De commissie Cuypers c.s.
heeft haar ernstig advies over Paleis-Raad-
huis-Datn gegeven; de effectenhandelaars koch
ten ’t huizencomplex Bible-hótel-Papenbrug-
steeg; de Julianaweek heeft een afgesloten
Datn-denkbeeld gegeven; de gemeente heeft
met de heeren Goudsmit (De Bijenkorf) een
wijziging in den grondverkoop (tegen ’n ver
mindering in de koopsom van 825 op 800
duizend gld.) gebracht en De Bijenkorf schijnt
voortgang te zullen maken. Architect is de
heer Van Straten, die een plan voor de reu
zenzaak ontwierp in 18e eeuwsche renaissance,
goed aanpassende bij de 17e eeuwsche renais
sance van het Stadhuis-Paleis. Ook de gedachte
bebouwing van het terrein, dat na onteigening
en amoveering tusschen Rokin en Bijenkorf
open komt voor de gemeente, sluit zich hierbij
aan; maar zóóver zijn we natuurlijk nog
lang niet. De Bijenkorf krijgt sousterrain,
parterre en daarboven vier verdiepingen; na
tuurlijk meer dan een front, alleen naar de
stille zijde komt geen front; het middenge
deelte, dat uitspringt, krijgt een toren. Doch
ik heb de teekening niet gezien en bovendien
moet de architect, door de pas genoemde
wijziging van den terreinverkoop, nog wijzi
gingen in zijn plan aanbrengen. Maar in elk
geval wordt het een groote verbetering en als
het werk eindelijk gereed is en ook de Dam
plannen werkelijkheid zijn geworden, zullen we
zeggen: Hoe is het mogelijk dat we zooveel
jaren op die vervelende schutting hebben moe
ten turen, eeuwen dat ellendig kommandants-
huis aanschouwd.
Het is maar goed, dat er doorgepakt wordt;
als de gemeente nu ook maar gang zet in
haar daden. Sedert de Berlage-Beurs er was,
bestond er toch geen kans meer op een breede
boulevard van ’t Centraalstation naar ’t hart
der stad.
Tot verontschuldiging van ’t gemeentebe
stuur kan men natuurlijk steeds aanvoeren,
dat de veelheid der plannen remmend werkt;
als ge verschillende kanten uit kunt loopen en
’n doel wilt bereiken, blijft ge wel eens lang
op dezelfde plaats staan, bevreesd voor onbe
raden stappen. Vooral, als ’t er niet aanzit,
om onberaden stappen te bekostigen. Een
'*>r
AlBltrots si Misdaad.