ÏIEEW8- El' ADWTEITBLID fWR WEE ES WM. j No. 56. Woensdag; 13 Juli 1610. 65e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. Amsterdamsche Brieven. Twee van. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. de ver- voeren. ’t zijn er Volendam dan al die Zuiderzee- ge met ge- Nu ja, ge aan de ja, ge bruggaat, vroegte ga ik op reis, en binnen weinige dagen zult u van mij vernemen, of dat vermeende dorp Frati be staat of niet, ik heb de eer, mijnheer de baron «Wilt ge niet een kleine verfrissching «Zeer vriendelijk, baron. Inderdaad zou ik gaarne De baron schelde en beval den binnentredenden be diende, mijnheer Tirschner naar de eetzaal te geleiden en hem een ontbijt voor te dienen. Later moest het rijtuig voorkomen om dien heer weer naar het spoor wegstation te brengen. Nogmaals maakte de zaakwaar nemer een diepe buiging en volgde toen den bediende naar de eetzaal. Willy von Altenbrak herademde, zoodra hij weer alleen was. Weldra zat mijnheer Tirschner in bijzonder goeden luim aan een voortreffelijk ontbijt in de groote zaal, waar de heerlijke geur der bloemen uit het park door de openstaande vensters drong. Met het innig welbehagen, dat hij steeds gevoelde, wanneer hij zulk een familiezaak te behandelen had, ledigde hij juist een glas rooden wijn tot op den bodem, toen de vleugeldeur tegenover hem openging en een dame met trotsche figuur binnentrad. Tirschner sprong van zijn stoel op en boog eerbiedig. Hij had mevrouw Rogalla von Altenbrak herkend. «Laat ik u niet storen, mijnheer,® sprak de barones met nederbuigende minzaamheid. «Ik wilde slechts even zien, of de bediende goed voor u gezorgd heeft.« >0, mevrouw, geef u geen moeite De slimmerd begreep dadelijk wel, dat die vriende lijke bezorgdheid slechts een voorwendsel was, bm ongestoord te kunnen spreken, zonder dat haar komst in het oog liep. Het vermoeden lag voor de hand, dat zij gaarne die lastige mededingster naar het bezit van Altenbrak van de baan geschoven zou zien. Hij wilde de barones op gang helpen, want hij zag, dat zij HOOFDSTUK IX. 14). Vervolg.) «Frati FratiZeker een armzalig dorpje in het gebergte. Heeft u aan den ambtenaar van den bur gerlijken stand in die plaats geschreven »Tot heden niet.® >0, dat is goed, zeer goed Mag ik u een voorstel doen, baron «Welnu «Laat mij voor uwe rekening naar Palermo gaan en inlichtingen inwinnen omtrent dat Frati. Wie weet of er wel een plaatsje van dien naam bestaat, en of er wel een kantoor van den burgerlijken stand is Is dat wel het geval, dan onderzoek ik, of daar ter plaatse het huwelijk tusschen Eduard von Altenbrak en Margherita Montelli is ingeschreven.» «Ik ben u zeer verplicht, als gij dat op u wilt nemen. Op die wijze alleen kan worden vastgesteld, of dat huweljjk werkelijk is gesloten.» «En wanneer dat het geval wel mocht zijn vroeg lirschner met een loerenden blik. Willy von Altenbrak zweeg en keek somber naar den grond, terwijl hij plotseling kleurde. De zaakwaarnemer had genoeg gezien hij wist nu, hoe de zaken hier stonden. Als ervaren man van zaken booten der Holland—Frieslandlijn en de Lemmer nachtbooten trekken hoofdzakelijk door een goedkoop tarief. Zeker, de Holland Frieslandlijn heeft vlugge, flinke booten, maar de zeereis schijnt den meesten reizigers toch wel wat lang te duren. Anders zouden er toch, ook met het oog op den prijs, veel meer menschen mee moeten gaan. Ik loop nog wel eens langs de De Ruyterkade en zie de verschillende booten meermalen vertrekken, maar ’t aantal reizigers valt me niet mee en ik begrijp heel goed, dat het goederenvervoer het ’m moet doen. Al die booten hebben natuurlijk aan de kade haar vaste aanlegstei gers en daar wijzen groote borden met namen gemakkelijk den weg. Nu, op het bord der Holland -Friesland lijn staat met groote let ters: Dag- en nachtdienst, behalve Zondags. Maar och, op dat woordje dag ziet men bijna het geheele jaar een plankje gespijkerd en dezen zomer was het zelfs midden-Juni, voor die booten 2 X per dag van A’dam voeren. Ik geloof dat de drie bootjes, ’t zijn er nu drie, die thans op Marken en Volendam varen, meer passagiers vervoeren booten. Drie avonden per week kunt diezelfde bootjes een aangenaam tochtje maken tot fort Pampus; ’n watertochtje van een paar uren. Dan ziet ge iets van het groote haven bedrijf, ge gaat door de groote werken van de Oranjesluizen en voorbij den eenzamen licht toren van IJdoorn naar een kunstmatig eilandje in de Zuiderzee. Ook bij IJdoorn is een fort, maar dat eilandje is niets anders dan een fort. Beide werken behooren natuurlijk tot de stelling- Amsterdam. De stelling-Amsterdam, grootsch verdedigingswerk! En dat ik toch steeds met verdeelde bewondering opmerk. Men krijgt zoo’n idee, dat die stelling, het laatste bolwerk van Nêerlands vrijheid, waaraan reeds tientallen van jaren gearbeid wordt, millioenen zijn ten koste gelegd, eigenlijk nooit geheel gereed komt en als ze gereed is? Een aardig gezicht blijft die De Ruyterkade steeds bieden. Altijd bezet met booten voor den haven- en d.en binnendienst. Vlugge, kleine sleepbootjes glijden als zwanen voorbij. Onophoudelijk varen de veerponten heen en terug naar het Tolhuis. Meen echter niet, dat die kettingboot en die losse veerboot maar over varen, wanneer de kapitein het goedvindt. Volstrekt niet. Evenals bij de electrische trams wordt het sein tot vertrek, over dag van weers- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. zijden alle halfkwartieren door een electrische schel gegeven. Vooral ’s Zondags gaan vele Amsterdam mers eens langs de De Ruyterkade wandelen. En niet deze wandelaars maken alleen de drukte. Maar als ’t mooi weer is en er dus de meeste wandelaars zijn, hebben de Zaan- dammerbooten het ook het drukst en als er dan op ’t Tolhuis wat te doen is, ’t geen regel is, dan is ’t er zeer druk. De meeste menschen komen van de havenbe weging niet anders te zien dan deze kade. Maar dan zien ze niets van de groote vaart. Ja, heel aan 't eind dezer kade liggen de Westindiërs en nog een enkele weekboot op Noord-Engeland. Ook ziet ge wel eens een Oceaanstoomer passeeren. Maar dat is een zeldzaamheid, want gemiddeld komen en ver trekken er te IJmuiden zeven booten per dag en een klein deel dier booten gaat naar Zaan dam, stoomt dus niet naar onze havens, komt ge dus niet te zien. Doch ook de houtbooten, de petroleum- en superfosfaatbooten, de graan- booten en meerdere kolenjagers komen nooit tot aan de De Ruyterkade, omdat ze westelijk haar ligplaats hebben. De meeste menschen komen dan ook al bit ter weinig van ’t groote havenbedrijf te zien. Ja, hoogstens gaan ze eens heelemaal naar de Suezbooten; die hebben nu eenmaal van jaren her den naam. Vreemdelingen laten zich langs de havens rijden, doch komen ook al niet verder dan die Suez-booten. En aan de westzijde, naar de graan- en houtbooten wordt niet omgekeken. Maar ’t is den landrot ook niet kwalijk te nemen. Als ge bij de Suezbooten zijt, be gint de Handelskade, doch verder loopende, rijdende of tuffende, ziet ge niet veel anders dan pakhuizen en de groote reuzenbooten daar achter ontdekt ge niet. En wie krijgt ’t dan in z’n hart, waar hij de Suezboot al zoo ver af vindt, door te wandelen naar de Rietlanden, waar ’t Merwede-kanaal begint en de Oranje sluizen naast liggen, waar de groote Zuid- Amerikaanders lossen en laden, zonder dat ge er ooit iets van bemerkt. En toch is er wel wat belangwekkends te zien. Ja, als ge maar iemand hadt, die u op ’t goede oogenblik alles kon laten zien. Maar ge kent ’t niet, ziet ’t niet en vindt er daarom niets aan. Hoe dikwijls zijt ge reeds naar A’dam gespoord en dus over de raadde hij de wenschen van zijn lastgevers en wist die tegemoet te komen. Zoo ook nu. Hij schoof zijn stoel nog dichter bij, legde zijn hand op Willy’s arm en fluisterde «Ik zal u zeggen, wat ik dan doe, mijnheer de baron. Ik zal trachten dat register, waarin de huwelijksacte is ingeschreven, meester te worden gelukt mij dit, dan breng ik het u hier, kunt er dan mee handelen naar uw goedvinden. Heb ik mijn taak goed begrepen?» Langzaam sloeg Willy zijn oogen op. Zijn blik ont moette dien van den kleinen, mageren man, die ineen gedoken zat als een roofdier, dat op het punt is zijn prooi te bespringen. Een tijdlang keken zij elkaar in de oogen, alsof zij in elkanders ziel wilden lezen. De scherp loerende blik van den vreemde werkte met geheimzinnige kracht op Willy doch eindelijk onttrok deze zich met geweld aan dien invloedmet een die pen zucht stond hij op en zeide «dij hebt uw taak goed begrepen, mijnheer Tirschner. Ik moet die be wijzen noodzakelijk in mijn bezit hebben, om mijn ge dragslijn tegenover mevrouw Montelli daarnaar te re gelen. Breng mij die bewijzen als ze tenminste voorhanden zijn.« «Dat is afgehandeld, mijnheer de baron 1 Wanneer moet ik de reis aanvaarden «Morgen vandaag nog, als dat mogelijk is.« «Laten wij het dan op morgen stellen. Ik heb nog eenige zaken te regelen, en u moet mij nog een aan wijzing op uw bankier geven.* «Welzeker, ik zal u die geven.» Met een beleefde buiging en onder vriendelijk glim lachen nam de zaakwaarnemer het orderbriefje in ont vangst, waarop de bankier hem een groote som gelds moest uitbetalen. «Zoo, mijnheer de baron, ik dank u morgen in de Hembrug gereden en hebt er nooit om dacht, hoe grootsch dit werk is. hebt er pas naar omgezien, of er Zaan ook nog vele molens draaien en bemerkt wel even, dat ge over een maar och, ge denkt er meer aan, dat ge zoo dadelijk moet uitstappen in ’t groote Am sterdam. En bovendien, wat zou die Hembrug? Ge hebt de bruggen bij Nijmegen of Kuilenburg ge zien, zijt meermalen over de IJselbrug bij Zwolle gereden en hebt dan gedacht: Het duurt een heel poos voor we er over zijn. Misschien zijt ge zelfs wel eens van Rotterdam naar Roo sendaal gereisd en hebt op ’t horloge gezien, hoe lang ’t toch wel zou duren over die brug van den Moerdijk. Ja, dat zijn grootsche en groote werken. De Hembrug, die simpel weg de trein over ’t Noordzeekanaal brengt, is niet zoo groot. Maar toch grootsch. Evengoed als ’t kanaal met z’n sluizen en hoofden en havenwerken. De brug bestaat uit drie gedeelten, er van, de kleinere eindstukken, zien heelemaal geen water. Maar ’t middenstuk, rustend in ’t midden op zwaar metselwerk, overspant niet alleen de geheele breedte van ’t kanaal, doch ook nog land aan weerszijden. En ’t is een draaibrug. Een draaibrug, eenige meters boven ’t water, zoodat de gewone bootjes er geen last van hebben, maar veel grooter dan uwe Marktstraat. Telkens moet de brug ge sloten zijn, want er passeeren veel treinen; vooral voor’t buurtverkeer met Zaandam; want al varen de salonbooten vlug en dikwijls, de trein is er ook nog. Door electrische kracht wordt ’t reuzengevaarte, ’t groote middenstuk gedraaid, ’t Lijkt alsof *t zoo maar van zelf gaat. De mannen, die ge niet ziet, maar die zich bevinden in’t stalen gebouw midden op en in de brug, draaien gemakkelijk een paar krukken en dan gaat alles zoo geleidelijk, als of er geen reuzenkrachten noodig zijn, om zoo’n gevaarte te bewegen. Jammer, dat ’t geen Hollandsch werk is. Op een bordje ziet ge staan, dat een Rijnlander, Aug.Klöne, in 1905 ’07 ’t werk uitvoerde. Onmiddellijk bij de brug is een electrische centrale en aan den binnenkant ziet ge groote werkplaatsen voor onze nationale dediging. Daar werken honderden onder toezicht bekwame genie-officieren. Hoevele Sneekers en andere Friezen hebben er wel de hoofdstad bezocht en dan meest over StavorenEnkhuizen? Zeker, er komen er ook nog velen met andere gelegenheden. Daar hebt ge de HollandFriesland-lijn, de Lem mer nachtbooten, de Harlingerboot; en dan nemen de vrachtbooten ook nog wel eens passagiers mede. Verder bestaat er de over- land-verbinding per Staatsspoor, die echter voor verreweg de meeste Friezen een omweg en dus een langduriger reis is; behalve voor de menschen uit het Zuidoosten van uw gewest, die over ’t algemeen beter van de route Zwolle Amersfoort kunnen profiteeren. En dan, ja, bij dicht water, is de Fries cok op deze lijn aangewezen. Maar hoe weinig komt dat maar voor. De Hollandsche verbinding over Sta vorenEnkhuizen is toch maar je lijn voorde Friezen. De Staatsspoor laat ferme steltreinen rijden van ’t Noorden naar Zwolle, en de Cen- traalspoor, de bondgenoot van de S.S., helpt dapper mee. Op dat Veluwsche traject, vroeger zoo hinderlijk bekend om ’t stuifzand, waarvan men nu geen last meer heeft, worden de lange personentreinen, die in ’t drukke sei zoen vaak in tweeën moeten worden gedeeld, getrokken door machtige locomotieven en thans komen er voor de Centraalspoor nieuwe stoom wagens van buitengewone capaciteit, zoodat ze zeer zware treinen met groote snelheid kunnen rijden en dus ’t treinverdeelen meer overbodig wordt. Maar voor Friesland heeft toch de Holland sche lijn over Stavoren een geweldige veran dering gebracht. Ik herinner me nog heel goed, hoe voor dien tijd twee stoombootmaat schappijen met flinke passagiersbooten voeren op de lijn AmsterdamHarlingen. Tweemaal per dag voeren van weerszijden de booten, die heel wat reizigers vervoerden uit ’t geheele westen van Friesland. En ’tgaf vertier op de De Ruyterkade; men rekende daar ’t meest op de Harlinger booten. En thans? Reeds lange jaren zijn die booten verdwenen en doet nog alleen de «Heemstra», die voorheen toch ook al voer, tweemaal per week een retourtje, dat zeer goedkoop is voor reizigers en dezen daardoor ook alleen nog kan trekken. Want de «Heemstra» is maar een goederenboot, met weinig snelheid en dus niet al te gerieflijk voor passagiers ingericht. Maar ook de moeilijk een toepasselijk begin kon vinden. Hij begon dus «Mevrouw de barones heeft zeker wel van haar echt genoot vernomen, dat ik morgen naar Italië ga om te onderzoekén, of de bewering waarheid bevat, dat me vrouw Montelli met den overleden baron von Altenbrak een wettig huwelijk heeft aangegaan.» Rogalla kleurde. Dus Willy had nog geen onherroe pelijk besluit genomen Hij laveerde nog hij was nog te winnen voor haar plan om de bewijzen te ver nietigen. Zij gevoelde een zekere voldoening zij was nu zeker van haar overwinning. Zij wilde den kleinen, sluwen man echter niet laten bemerken, dat tusschen haar en haar man oneenigheid bestond, en daarom zeide zij zeer koel en bedaard «Zoo was het tenminste tusschen mijn echtgenoot en mij afgesproken. Daar ge echter in zaken veel erva ring hebt opgedaan, zou ik over deze aangelegenheid gaarne uw oordeel vernemen. Zou de bewering, dat er een wett’g huwelijk gesloten is, waarheid bevatten of niet De slimmerd glimlachte en haalde de schouders op. «Wie kan met zekerheid die bewering tegenspreken Het is altijd nog mogelijk, dat mevrouw Montelli de waarheid spreekt, ofschoon er, vreemd genoeg, geen papieren voorhanden zijn.« Bij deze laatste woorden deden zijn toon en de uit drukking van zijn gelaat Rogalla het bloed naar de wangen stijgen. «Welnu, mijnheer Tirschner, wanneer dat huwelijk werkelijk gesloten mocht zijn, verschaf ons dan zoo mogelijk het oorspronkelijke bewijsstuk daarvan dau is meteen aan onzen twijfel een einde,sprak zij, zich met geweld tot kalmte dwingende. «Verlaat u geheel op mij, mevrouw.* AN Adeltrots d MisM.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1