VOOR. SNEES ES OMSTREKEN. TOWS- ES ADVERTENTIEBLAD 65e Jaargang. Zaterdag 16 Juli 1610. No. 57e Friesland in Nederland. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton, dat zelfde het Wordt vervolgd, Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 11 Va pet en pet. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. HOOFDSTUK X. 15). Vervolg Het was midden in den zomer. De zon stond hoog aan den helderen hemel en zond haar verzengende stra len neder op het slot Altenbrak en zijne omgeving. Boomen en struiken lieten hunne bladeren smachtend hangen. Het eentonig gedruisch van de springende fon tein, het getjilp der zwaluwen en het gekraai van den haan waren de eenige geluiden, die men hoorde in het park. In de schaduw van een breed ■getakten olmboom lag Willy’s groote dog en waakte half ingedommeld over het dochtertje van zijn meester, dat met haar hoofdje op zijn rug liggende, was ingeslui merd.In bevallige verwarring omljstten de blonde lok ken het bekoorlijke ronde gezichtje van dat kind, dat haar armpjes om den hals van den hond had geslagen. We gens haar zachten aard en haar aanvalligheid was de kleine Gerda de lievelinge van haar vader. Haar moe der hield echter meer van haar broertje Harry, die trotsch en opvliegend was, doch ook moedig en onder nemend. Harry was met een opzichter en de arbeiders op het veld bij het binnenhalen der rogge. Ofschoon slechts zeven jaar oud, wist hij zijn Schotschen ponney zoo vastberaden in bedwang te houden en te berijden, dat Thans kan men de verhouding gerust om- keeren. Overijsel bracht toen nog lang niet ’t derde deel op van Friesland en kom nu eens kijken. Overijsel heeft thans meer bevolking dan ons gewest, en zouden de rijke Twentsche indu- striëelen zich niet geneeren, als hun gewest niet in rijkdom minstens gelijk met Fries land genoemd werd. De verhuizing van de Friesche vorsten, die Nederlandsche en in de eerste plaats Hollandsche vorsten geworden waren, bracht ons gewest schade. De bevoorrechting, die van ouds door Frieschen adel bij de Oranjes genoten werd, bracht hier groote schade. Die rijke adel verhuisde langzamerhand ook naar andere gewesten. En toen in de 19e eeuw de grenzen der provinciën ongeveer ge heel verdwenen waren, kwam daar nog bij de algemeene zucht der rijkaards om de nieuwe lustoorden op te zoeken; heuvelen en dennen- bosschen, duinen en heide hebben villa’s zien verrijzen voor die rijken en daar had Friesland groote schade van, waarvan we nog steeds de gevolgen ondergaan en nog lang zullen blijven ondergaan. Er is meer, dat hier schade bracht en ook, waar andere gewesten nieuwe gedeelten tot bloei zagen komen, bleet dit hier achterwege. Het provincialisme had tijdens de republiek zich ook op ’t academisch gebied begeven. Holland had zijn hoogeschool te Leiden, Utrecht had er eene in de grijze bisschops stad, Groningen in de stad, Gelderland sticht te te Harderwijk een inrichting voor hooger onderwijs. In den Franschen tijd werd alles anders en daarna, in den koningstijd, bleef ’t anders. In Holland kwam wel een tweede hoogeschool te Amsterdam; Utrecht en Groningen bleven academiesteden, maar de Franeker’ academie werd een inrichting voor arme krankzin nigen. Tusschen haakjes gezegd, Franeker was ook te klein voor een universiteit. Was ’t Leeuwarden nog geweest! Maar ook dan nog zouden Leeuwarden en Groningen te dicht bij elkaar gelegen hebben en, waar een van beide moest wijken, zou dat natuurlijk toch Leeu warden geweest zijn. Groningen is nu ruim eens zoo groot als Leeuwarden; Groningen was steeds belangrijker dan de Friesche hoofdstad. Het eigenaardig aparte, dat Friesland van Willy stond eindelijk op en wandelde met vlugge schreden op het terras heen en weer. Dat stilzwijgen en dat rusteloos wandelen duurde een poos voort. Daar bleef hij op eens staan en keek vragend een bediende aan, die uit het tuinsalon naar buiten trad. Op een zilveren blad reikte hij een kaar tje over. «Bezoek Op dit uur vroeg Rogalla verrast, doch het volgende oogenblik stond zij verschrikt op. Zij zag, dat het gelaat van haar echtgenoot doodsbleek werd. Hij streek met de hand langs het voorhoofd en bedekte een oogenblik zijn oogen, als hinderde hem het zonlicht. Toen zeide hij «Geleid de dame naar mijn schrijfvertrek verzoek haar een oogenblik te wachten ik kom dadelijk.* De bediende boog en vertrok. Zoodra de deur achter hem gesloten was, ijlde Willy naar zijn vrouw, liet haar het kaartje zien en fluisterde heesch «Daar lees, wie zich laat aanmelden. Wat moet ik doen Hevig verschrikt las Rogalla op het kaartje deze twee woorden: «Margherita Montelli.* Willy was geheel van zijn stuk geraakt, doch Rogalla herstelde zich spoedig. Al spelende draaide zij het visitekaartje tusschen haar vingers en keek glimlachend naar haar man. Haar stem verried geen spoor van aandoening, toen ze zei «Ik begrijp niet, hoe het bezoek van die dame je zoo van streek brengt. Wij waren daar toch reeds lang op voorbereid. Hebt ge den moed niet, haar te woord te staan, laat mij het dan doen. Ik kan je wel veront schuldigen met te zeggen, dat ge nog niet geheel her steld zijt van je wonden.* tusschen ’t Vorstenhuis met het geheele volk. Het provincialisme, dat zoo welig tierde, verdween wel niet geheel, maar toch grooten- deels. En juist in Friesland was dat zelfde provincialisme het krachtigst. Friesland is altijd apart geweest. Waar in de Middeleeuwen de bewoners der andere landouwen meer dooreengemengd werden, maar ook een groot deel der Friezen zich ver mengden met andere stammen, zoodat men in een goed deel des lands de bewoners kan noemen: Frankische Friezen, Friesche Franken, enz., bleef er een kern van het grootere Frie sche land, die geheel apart zich ontwikkelde en die 't eigenlijke Friesland werd. Dit aparte Friesland, steeds meer zich afscheidend van Groningen en Drente, door de woede der zee gescheiden van de stambroeders in Noord- Holland, bleef steeds apart. Het leenstelsel tierde niet op dezen bodem. Toen later onder het Oostenrijksche huis al de gewesten van Noord- en Zuid-Nederland vereenigd werden door een person eele unie, die nog geen staats- eenheid bracht, bleef Friesland ’t meest zich zelf. Ook zijn taal en door zijn taal. De 80-jarige oorlog kwam en Oranje-Nassau nam de eigenaardige plaats in, zooals men die nergens elders ooit aantrof, de plaats van staatsdienaren, die toch even goed vorsten en vorstelijk bleven in de oogen van het eigen volk zoowel als voor den buitenlander. En wat ziet men? Friesland toonde zich steeds apart van al de anderen, door een eigen vor- stenfamilie binnen te halen. De Oranjes van het belangrijkste en rijkste gewest, van Holland, waarmee Zeeland steeds vereenigd was, zooals reeds in den graventijd het geval was, waren steeds ook stadhouders van Utrecht, Gelderland en Overijsel; terwijl Drente en Groningen, beide of een van beide, zich nu eensbij den Hollandschen, dan weer bij den Frieschen stadhouder aansloten. Maar ondanks die aansluiting bleven het Friesche stadhou ders van een apart Friesch rijkje. Tweemaal heeft Holland een tijdperk zonder stadhouders gekend en dan bleven ook Zee land, Utrecht, Gelderland, Overijsel zonder «eerste dienaar der staten*. Maar de tweede stadhouderlooze regeering (voor ’t grootste deel der Vereen igde gewes ten) ontstond door uitsterving van ’t Holland sche Oranjehuis. Langzamerhand ontwaakte overal de Oranje- geest en hij, die door familiebanden en erfenis de voortzetter was van de Hollandsche Oranje stam, de Friesche Nassau en nu Oranje-Nassau, werd achtereenvolgens stadhouder van Gro ningen, Drente en Gelderland en in 1747, door een volksbeweging ten gevolge van Franschen inval, ook van de andere gewesten, ook van Holland vooral. Dit werd gedeeltelijk veroorzaakt doordat Holland, dat onder Willem III zoozeer de invloed van de regenten op den stadhouder had zien overgaan, weinig belust was den Frieschen Nassau in te huldigen; die oude re- gentenfamilieën zagen de kans schoon, het verloren gezag te herwinnen. Gedeeltelijk was er een andere oorzaak. Jan Willem Friso was nog zeer jong toen Willem III stierf en hij verdronk aan den Moerdijk, terwijl we nog midden in den oorlog zaten, waartoe Neder land meer dan de andere bondgenooten bij droeg in geld en manschappen. Zijn weduwe kreeg eerst eenige weken na zijn geboorte een zoontje, dat dus reeds door die latere ge boorte en daarna door z’n jeugd niet tot re- geeren kon geroepen worden. Maar toen in 1 747 de Friesche stadhouder Willem Karei Hendrik Friso, stadhouder van al de gewesten, bovenal stadhouder van Hol land, dus Willem IV werd, was er geen apart Friesch vorstenhuis meer, al bleef de Friesche adel nog lang een bevoorrechte plaats bij de Oranjevorsten innemen. Sedert was er een Nederlandsch Vorstenhuis, dat in de eerste plaats Hollandsch moest zijn. Toen verloor Friesland langzamerhand zijn plaats als aparte staat, toen werd ons gewest ook minder belangrijk in den raad der ver- eenigde gewesten. Onze provincie, zoo zullen we ’t nu maar noemen, verloor in belangrijkheid, En dit moest ook wel. Friesland stond eigenlijk te hoog aangeschreven. De belastingen wijzen dit reeds aan. Holland, verreweg ’t rijkste, betaalde 58 percent der algemeene lasten; maar Holland kon dit opbrengen en ’t rijke Am sterdam droeg daarvan best de helft of 29 pet. af. Maar voor Friesland was zeer veel. Waar Gelderland, Groningen Utrecht slechts 5‘/a, Overijsel maar 3l/3 betaalde. Stel u dat thans eens voor. Volgens deze gegevens zou Friesland dus ruim eens zoo rijk moeten zijn als Gelderland. die Willy soms zooveel angst veroorzaakte Deze gedachten hielden hem nu weder zóó bezig, dat hij er eindelijk met Rogalla over sprak. Rogalla peinsde er een poos over en antwoordde ein delijk «Het is inderdaad opmerkjlijk, dat die vrouw niets van zich laat hooren. Misschien is zij weer zoo ziek, dat zij niet in staat is om haar aanspraken te laten gelden. Wie weet of niet een vroegtijdige dood «Daar heb ik ook reeds aan gedacht, maar des te meer zou het onze plicht zijn, voor de kinderen te zor gen,* «Voorloopig lijden ze geen gebrek, en als de moe der kwam te sterven, is het altijd nog vroeg genoeg om op passende wijze voor de kinderen te zorgen. Ik ben de laatste om je daarin te hinderen.* «Nu, laten wij dan afwachten, wat het noodlot over onze hoofden besloten heeft.* Met een zucht leunde Willy weer in zijn armstoel. Na eenig zwijgen vroeg Rogalla «Hebt ge in de laatst verloopen dagen niets van Tirschner ontvangen «Niets dan dat mijn bankier per telegraaf gevraagd heeft, of een door mij onderteekenden wissel van vijf duizend mark aan Tirschner mocht worden uitbetaald.* «Vijfduizend mark «Het is een groove som, maar in deze aangelegenheid meende ik vrijgevig te moeten zijn. Als de man slaagt, komt het bij ons ook niet op eene ruime belooning aan. Laten wij dus bedaard den loop der zaken afwachten.* Weder volgde er een diepe stilte. Maar bij het echt paar was de rust slechts uiterlijk van binnen woelde de onrust, en als beiden door het leven in de groote wereld niet gewoon waren geweest om zich te beheer- schen, hadden zij zeker hun onverschillige houding laten varen. De Fransche revolutie, die zooveel te weeg bracht, met zooveel namelooze ellende de jaren vervulde, zulke ruwe hartstochten den boven toon deed voeren, zooveel edels ter neer en onder de valbijl of naar den vreemde bracht, heeft ook, vaak ondanks zich zelve, veel goeds veroorzaakt. Voor ons land bracht die revolutie armoede en nationale verarming, vernietiging van het volksbestaan en verlies der rijke koloniën, stilstand van de scheepvaart, vernietiging van de vloot, verdrijving van het vorstenhuis en daardoor verbreking van den band, die zoo lang Oranjehuis en Nederlandsche natie ver bond tot aller heil. Maar zulke geweldige verschijnselen als de Groote Revolutie zijn niet te vergelijken met aardbevingen, die niemand ziet aankomen en dan plotseling haar vreeselijk werk verrichten. Neen, de bodem was bereid, waarop de revo- lutieplant welig moest tieren en juist in een stad als Parijs, die zoozeer het hart van een land is, waarin ze alles beheerscht, in ’t onedele zoowel als in 't edele, juist daar was de ge schiktste plaats, waar die geweldige ideeën konden samenbrengen krachten met nooit ge kende uitwerking. De bodem was daar bereid, maar ook buiten Frankrijk, ook in ons land. Een oud régime, dat zich zelf overleefd had, kon ook in ons land vernietigd worden, den dood sterven, die elke verouderde instelling beschoren is. Vaak ondanks zich zelve heeft die omwen teling hier ook goede dingen gebracht, zooals dikwijls uit het kwade, onbedoeld en onge wild, het goede geboren wordt. Geen geweldige beweging bestaat, of er is altijd een kern van waarheid te vinden, waar voor zich de ideeën kunnen warm maken. Vrij heid, gelijkheid, broederschap. Verdwijning van kleinzielige verdeeldheid en coteriegeest, menschenrechten voor allen en niet maar alleen voor enkelen, verdwijning van onge oorloofde bevoorrechting. Eenheid kwam er in ons land, eenheid in bestuur, eenheid als volk, eenheid in lijden, eenheid in afschuw voor vreemde overheersching. De Fransche omwenteling bracht éen Ne derlandsche staat, waar slechts een bond van provinciën bestond, bracht ook een beteren band de arbeiders lachend zeiden «Dat wordt eeiï echte Altenbrak.* Willy en zijn vrouw zaten in de veranda. De uit muntende eensgezindheid, die vroeger steeds tusschen de echtgenooten had geheerscht, was weder geheel hersteld. Nadat Tirschner de reis naar Italië had aan vaard, had Rogalla al haar beminnelijkheid tentoonge spreid, want zij billijkte de handelwijze van haar man geheel, wel begrijpende, dat de vernietiging der pa pieren, die Eduard von Altenbrak in het familie-archief had neergelegd, toch niets hielp, zoolang de oorspron kelijke bewijsstukken niet in hunne handen waren. Wanneer Margherita’t oorspronkelijke trouwbewijs kon toonen, dan viel er een hatelijk licht op Willy’s han delwijze, die dan zoolang aan zijn schoonzuster en haar kinderen hun erfdeel had onthouden, dat was waar doch zij hoopte in dien tusschentijd haar echtgenoot geheel te winnen voor haar plan om die papieren te vernietigen. En die berekende vrouw scheen haar doel steeds na der te komen. Hoe langer Willy het genot smaakte van Altenbrak te bezitten, hoe moeilijken het hem zou vallen er afstand van te doen en hoe minder hij zou terugdeinzen voor alle middelen om in het bezit er van te blijven. Dat Margherita niets van zich liet hooren, werkte er toe mee, dat hij zich veilig gevoeldehij geloofde, dat zij den moed miste om tegen hem op te treden, daar zij geen bewijzen had. Misschien ook liet de vrouw wel met zich onderhandelen en was zij tevreden, wanneer haar een onbezorgde toekomst werd gewaarborgd. Kruimelig of gierig zou hij tegenover die vrouw niet zijn, o neen, volstrekt niet. Hij wilde voor haar zelfs een groot kapitaal vastzetten, als zij van alle aanspraken op Altenbrak afstand wilde doen. Maar wat kon toch de reden zijn van haar terughouding, I AMIfols SB MisiaaL

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1