NIETOS- ES AhTEWSTIEBLA» VOOR SNEES ES «ISMEN. Woensdag; 20 Juli 1810. 65e Jaargang. No. 58, Uitgever: B, FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. x, i> ander Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. klimmende afzonderlijk deel eens jongelui van ergerlijke bedrijven onderhield zich met een eenvoudig gekleed man, wiens borst versierd was met het IJzeren Kruis, het eeretee- ken voor militairen, en de Herinneringsmedaille 1870— 1871. Het houten been van dien man bewees, dat hij zijn eereteeken wel verdiend had. «Wie is die man met dat houten been, daar buiten bij het rijtuig vroeg Willy aan den bediende, die voor hem de deur van zijn vertrek opende. »Die man is met de vreemde dame meegekomen het schijnt haar bediende te zijn,* antwoordde Johan. Een bediende Hield Margherita Montelli een huis knecht Hoofdschuddend schreed Willy voort naar zijn schrijfvertrek, waarvan hij de deur niet zonder be ven opende. Bij zijn binnentreden keerde een dame in zwaren rouw zich naar hem toe hij bemerkte, dat zij het portet van zjjn moeder opmerkzaam beschouwd had. Verbaasd blikte Willy naar die slanke, voorname vrouw, wier oogen bijna angstig op hem gevestigd wa ren. Hjj wilde eenige beleefde woorden ter begroeting uitspreken doch de woorden ontbraken hem, en zwij gend staarde hij naar de vreemde, tot zij haar groote oogen neersloeg en een licht rood haar wangen kleurde. Willy bemerkte, dat zij hevig beefde, dat haar hand naar een houvast zocht. Zijn ridderlijk gevoel ontwaakte, en daarbij kwam het medelijden met deze vrouw, die hij op het punt stond van alles te berooven. Snel trad hij op Margherita toe, geleidde haar naar een stoel en sprak «Neem plaats, mevrouw. De rit over een stoffigen en zonnigen weg zal u wel vermoeid hebben. Mag ik u een kleine verver- sching hier laten brengen «Dank u,« fluisterde Margherita, door Willy's vrien delijke woorden met nieuwe hoop bezield. «Een lang durige ziekte, waarvan ik nog niet geheel hersteld ben, heeft mij zoo verzwaktneem mij niet kwalijk, als ik «En Altenbrak Het majoraat vroeg zij met ge dwongen kalmte. Willy zag in, dat die vrouw niet zoo gemakkelijk te overwinnen was. Hij streek met de hand langs zijn voorhoofd, waarop het zweet parelde, en al zijn zelfbe- heersching verzamelende, antwoordde hij, voor het uiterlijk bedaard »lk begrijp u niet, mevrouw.* «Begrijpt u mij niet, baron vroeg Margherita met vlammende oogen voor Willy tredende. »Wist u dan niet, dat mijn zoon de erfgenaam van het majoraat is?« »U schertst, mevrouw,* klonk het van Willy’s vale lippen. «Genoeg van deze woorden, die toch nutteloos zijn. Ik zie, baron, dat u het voornemen koestert, het goed recht van mij en mijne kinderen te betwisten.» «Uw recht zei Willy. «En waarop berust dat ver meende recht, als ik u vragen mag «Ik ben de echtgenoote van uw overleden broeder, dat weet u zeer goed.« De schuldbewuste man kreeg een rilling door de leden. beleedigt mij, mevrouw Montelli,* stamelde hij. «Ja, mijn broeder heeft mij van dat zoogenaamde huwelijk gesproken, maar daar geloof ik niets van, vóórdat ik bewijzen in handen heb «Gij liegt Schouderophalend keerde Willy zich af. Margherita’s hartstochtelijke heftigheid had elk beter gevoel in hem verstikt in zijn drift had hij den strijd liefst door een geweldigen slag tot een einde gebracht. «Bewijzen, baron vervolgde de jonge vrouw met toenemende drift. »In het familie-arehief, dat hiernaast in den toren is, heeft mijn echtgenoot de papieren neer gelegd, die de wettigheid van ons huwelijk bewijzen, en voor het gerecht zullen de deuren van uw archief niet gesloten blijven*. HOOFDSTUK X. 16). (Vervolg.) Een oogenblik stond Willy in twijfel, of hij dezen voorslag zou aannemen doch hij bemerkte op eens den spottenden glimlach op het gelaat zijner vrouw, en alle zwakheid overwinnende, zeide hij bijna heftig: »Ik zal wel alleen met haar spreken ik heb je hulp niet noodig. Maar ge zult wel begrijpen, hoe het me verrast, eene beslissing te moeten nemen, nog voor de terugkomst van mijnheer Tirschner.* »Ja, het is onaangenaam, maar dat helpt niet. Zonder moed en tegenwoordigheid van geest is de zaak niet in orde te brengen, dat is zeker «Rogalla 1* «Wordt niet driftig, mijn vriend. Ik ken je; tegen over mij is het nutteloos, je anders voor te doen dan ge zij t. Maar ga nu ge moogt die dame niet zoo lang laten wachten. En vergeet niet, wat er op het spel staat voegde zij er dreigend bij. «Wees moedig en kloek Terug kunt ge toch niet meer De spot zijner vrouw had Willy’s trots en zijn ge voel van eigenwaarde wakker geschud. Hij richtte het hoofd op en verliet de veranda met snelle schreden. In de gang, die naar de linkervleugel van het slot voerde, keek hij door een venster en zag een huurkoets staan de koetsier hield de paarden bij den teugel en 160,000 gulden overschoot. De stichting staat onder beheer der Ned. Herv. Diaconie. Natuurlijk zijn er hier nog wel enkele oude hofjes over. Zoo het Grill’s hofje, door An thony Grill en zijn vrouw Elisabeth omstreeks 1724 begonnen in de Eerste Weteringdwars- straat en bestemd voor bejaarde vrouwen van de Herv. of Luthersche gemeente. Het zijn acht huisjes met boven- en benedenwoning, zoodat ’t bewoond kan worden door zestien personen. Aan de achterzijde is een bin nenplaats, welke men door een poortje van uit de straat bereikt en zeer eigenaardig ziet men er een groote oude staande klok in de open lucht staan. Tegen den schoorsteen in de Regentenkamer leest men het volgende gedicht: Anthony Grill, dje met zijne echtgenoot Mij heeft gestigt, leert ons nog na hun dood, Hoe ieder lid der Christelijke Kerke Dient zijn geloof te toonendoor zijnwerke. Dan noem ik hier het Bossche hofje Wagenaar zegt «Huysjes van Bosch* op de Palmgracht naast het Rapen-hofje, beide genoemd naar de stichters. De huisjes van Bosch zijn gesticht omstreeks 1648 door Arend Dirkszoon Bosch, een Doogsgezind Amster dammer. De acht bewoonsters worden bij voorkeur gekozen uit de Doopsgezinde ge meenteleden doch mogen ook tot andere Pro test. gezindten oehooren. Pieter Adriaanszoon Raap, die 24 jaren achtereen thesaurier-extra- ordinaris der stad is geweest, stichtte omstreeks ’tzelfde jaar des vredes het Raapenhofje, waarbij Vondel het weinig Vondeliaansch verheven versje dichtte: Peter Raep, de Trezorier, Boude uit mededogen hier ’t Weduwen- en Weezenhof, Men gebruik het tot Godts lof. Bekender is vooral voor niet-Amsterdam- mers het Burgerweeshuis, waarvan ieder be zoeker der hoofdstad, midden in de Kalverstraat, het eigenaardige geveltje wel eens heeft opge merkt. De poort van dit weeshuis dagteekent blijkens het jaarcijfer uit 1581, het jaar der afzwering. Een jaar te voren was deze instel ling uit het vroegere gebouw van Hansje Klaasdochter (op de plek, waar nu de winkel van Pander, voor dien ’t logement «de Keizers kroon* stond) overgebracht naar het voorma lige St. Luciën-Klooster (denk aan de St. Luciënsteeg). De poort is dus nog uit de 16 e eeuw, maar de versieringen met bijschriften, L, In ’t laatste artikel van de «Sneeker Cou rant* doelt de schrijver op oude spreuken, versjes en opschriften. Wie hier in de hoofd stad rondkijkt, kan er wel eenige zulke rijm pjes vinden, maar overvloed is er niet. Ik wil een paar afschrijven. Ge kent de (hoofd-)Bank van leening, het oud-Hollandsche groote gebouw in de Nes en aan de O. Zijds Voorburgwal. Boven den zij-ingang in de Lombardsteeg kan men lezen: Tot behulp der noodt druftigen is hier gestelt De Banck van Leninghe voor een cleyn geit. Volstrekt niet hoogdravend, vindt ge niet? Op de Nieuwe Heerengracht, (in den mond van Amsterdammers gewoonlijk de Joden Hee rengracht genoemd,) in ’t verlengde van den zijgevel van ’t Oude-Mannen- en -Vrouwen huis der Ned. Herv. Diaconie, staat sinds twee eeuwen' het Corvershof, sinds den aanvang be stemd voor gehuwde oude lieden. Het werd gesticht in 1723 uit de nalatenschap van mr. Jan Corver, schepen en raad dezer stad, ver meerderd met een legaat van zijn vrouw Sara Maria Trip. De herinnering aan de beide stichters wordt in den voorgevel bewaard door beider wapenschilden, zeer duidelijk sprekende wapens: drie korfjes en drie tripjes, en daaron der leest men: Zoo weldoen dank verdiend en armenzorg belooning, Druipt Oorvers naam en Trips op yders tong als [honing, Door wiens geschenk en wil dit Godshuis is gebouwt, Dat met haar wapens pronkt, hun naam onsterflijk [houd. «In de frontespies van den voorgevel staat de zorg voor behoeftige ouden, in hardsteen, uitgehouwen*, zegt de bekende geschiedschrij ver Wagenaar, in wiens beschrijving van Am sterdam men ook nog vinden kan, dat in ’t jaar 1757 aan de westzijde, bij de binnenplaats, nog drie bovenwoningen zijn gesticht door een gift van vrouwe Anna Elisabeth Geelvinck, weduwe van Jan Lucas Pels, en vrouwe van Hoogelande, hetwelk aan den binnengevel insgelijks in verzen is vereeuwigd: Had Oorvers rijke sorge en Trips dit Huys gestigt, Vrouwe Hoogelande’s Gift Heeft, in dit armen-stift, Tot een gedagtenis, drie Hutten opgerigt. De kosten van den eersten bouw waren 64,400 gulden, waarna nog een kapitaal van ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. heb ik al zoo lang met u, die thans de hoofdstad bezoekt om heel andere redenen dan om de oudheid te doorsnuffelen, in oud-Amsterdam rondgewandeld, dat we noo dig nog even in ’t heden moeten toeven. Moet ik u van de jongste raadszitting ver halen? In een vorigen brief schreef ik, hoe de heer Ketelaar een interpellatie zou houden tot Burg, en Weth. naar aanleiding der nu wel algemeen bekende circulaire van B. en W. aan de onderwijzers. Het werd toen te laat en zoo was de zitting van Woensdag 13 Juli er ongeveer geheel aan gewijd. Dus weer een der groote zittingen en ’t ging tusschen den heer Ketelaar, oud-onderwijzer, lid der Tweede Kamer voor ons district V en arrond.-school- opziener van Hilversum, als tolk van de wen- schen en grieven en stroomingen, die men in zoowel boven de poorten als in de muren der beide aangrenzende huizen, zijn van later tijd. De beeldengroepen zijn niet overdreven mooi (ge weet, dat deze weezen een kleeding dragen, half zwart en half rood), maar de verzen van Vondel mag men hooger schatten: Geen armer wees op aarde zwerft Dan die der Weezen Vader derft. Der Weezen Vader derft hij niet, Die Weezen troost in haer verdriet. Dies sla uw oogen op ons neer, Ons aller Vader troost u weer. Voor op het pleintje was vroeger een kope ren armbus geplaatst, waarop een gedicht doelt, met de slotregels: Zoo gij gezegend zijt van Godt, Vertroost ons uit uw overschot. Verder merkt ge op het bekende gedichtje boven de poort: Wij groeien vast, in tal en last, Ons tweede Vaders klaagen. Ay, ga niet voort, door deeze Poort, Of help een luttel draagen. Het hoofdbureau van politie, thans tijdelijk overgebracht naar de Stadhouderskade, bevindt zich aan de Spinhuissteeg. Pieter Corneliszoon Hooft, de Muider drost, schreef indertijd onder de beeldgroep, welke Hendrick de Keyser als sieraad bewerkte boven de poort, die toegang gaf tot ’t Spinhuis, het tuchthuis der vrouwen: Schrik niet. Ik wreek geen quaet: maar dwing tot goet. Straf is mijn hant; maar lieflijk mijn gemoet. Velen hebben zeker deze zelfde regels op gemerkt in een heel ander stadsgedeelte, na melijk in den zijmuur van het voormalig Werk huis, nu Armhuis geheeten. Dat oude spinhuis werd in 1597 gebouwd en bestemd: Om schamele meyskens, maegden en vrouwen ’t Bedelen, leech-gaen en dool-wech te schouwen. Dit gebouw brandde in 1643 at, werd in 1645 grooter en schooner herbouwd, maar ook dit gebouw is thans verdwenen. Dit jaar is men begonnen het voormalig spinhuis, sedert jaren hoofdbureau van politie, te amoveeren en door een nieuw en grooter te vervangen. Ten slotte wandel ik even met u door de Heiligenweg, waar vroeger ’t Rasphuis of Mannen-tuchthuis stond, zoo genoemd omdat de gevangenen daar bezig werden gehouden met het raspen van verfhout. Nu vindt men daar sinds jaren een nieuwe Bad- en Zwem inrichting. Maar de poort, waardoor men zich naar die inrichting begeeft, houdt de herinne ring aan ’t oude Rasphuis levendig. Niet alleen door ’t woord «Castigatio* (kastijding, verbete ring), maar duidelijker nog door de beelden groep daarboven: de Tuchtiging, in de gedaan te eener vrouw, met twee geboeide mannen aan weerszijden. In het frontespies ziet men in basrehef uitgehouwen: «de tugtmeester, zit tende op eenen wagen, met verwhout belaa- den, en getrokken van leeuwen, tijgers en an dere wilde dieren, die hij met een geessel voortzweept.* Daarboven leest men: «Virtutis est domare quae cunctipavent*, (’t is der dapperheid eigen te temmen ’t gene elk vreest.) Zoo zegt Wa genaar. Maar Hooft gaf eene andere ver taling: Hetgeen daar alle man voor zwigt Te temmen, is manhaftheidts pligt. En Vondel schreef: Raspijn, de tuchtheer, temt met arbeid, zweet en slagen Wat Oirces kroes in schijn van dieren heeft veraert, Hij spant hun onder ’t juck van zijnen zwaaren wagen. Zijn zweep verschrikt het wilt, dat stadt en lant ver- [waert. Zoo wordt de wanhoop hier voor ’t halsgerecht bewaert. In de laatste helft der 17e eeuw, voor dat deze poort werd opgericht, was de toegang tot het B asphuis eenvoudig gedekt met het Stads wapen, gesteund door de twee leeuwen; en omdat in een van dit gebouw ook wel goeden huize, die zich aan hadden schuldig gemaakt, geplaatst werden, drukte men dat in die dagen euphemistisch uit door te zeggen, dat zij «in de kost waren besteed bij Jan-vaer in de twee klimmende Leeuwen.* Ziezoo, nu u lastig mocht zijn.* «Maar mevrouw u is ongesteld geweest; ik kan het nog zeer goed aan uzien,waarom mij niet eens geschre ven Ik zou u gaarne op alle mogelijke manieren geholpen hebben.* Hij verstomde onder den vreemden, onderzoekenden blik van haar groote, schitterende oogen. »U kent dus mijn naam, baron Margherita stond van haar stoel op alle gevoel van zwakheid was verdwenen instinctmatig gevoelde zij dat nu de strijd begon, en de herinnering aan haar echtgenoot en hare kinderen gaf haar moed en kracht. Doch ook bij Willy was het koelzinnig overleg te ruggekeerd hij zag slechts een zwakke vrouw voor zich, die hij gemakkelijk zou kunnen over winnen. Be daard antwoordde hij «Hoe zou ik u niet kennen, mevrouw Mijn arme broeder heeft over u gesproken.* «Alleen gesproken, baron Heeft hij u niet met een opdracht belast Willy verbleekte. Hij deed zich geweld aan en antwoordde «Zeker, mevrouw, zeker Hij verzocht mij, voor u en uwe kinderen te zorgen, als ik langer leefde dan hij. Ik had reeds de eer u op te merken, dat ik daartoe gaarne bereid ben. Alleen ik wist niet goed, hoe ik mij met u in betrekking zou stellen.* Met zwijgende verbazing had Margherita bij deze woorden hem aangezien. Nu wist zij met volle zekerheid, dat deze man haar en hare kinderen van hun wettig erfdeel wilde berooven. «En waarin zou die zorg bestaan, baron vroeg zij op koelen toon. «Ik zou aan u een vrij groot kapitaal uitbetalen en voor een passende opvoeding der kinderen zorg dragen.* Margherita beefde van verontwaardiging maar ze bedwong zich zij wilde nog meer zekerheid. - Adeltrots en Misdaad.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1