NIEUWS- ES ADVERTEWT1EBLA» VOOR SNEEK Ei MSTIIEKEN. f No. 64. Woensdag; 10 Augustus 1610. 66e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. HOOFDSTUK XIV. r Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. bij den oever van de Elbe en omgeven door een scha duwrijken tuin. Hij stelt het huis met zijn omgeving zoo mooi voor, dat men zou gaan verlangen naar dat rustige buitenleven.» Greta liet haar hoofdje zakken. Een donkere gloed vloog opeens over haar gelaat. Ja, zij geloofde ook wel, dat het heerlijk moest zijn, daar buiten in een lief huisje met een mooien tuin te wonen maar zij hing toch ook aan Berlijn, waar zij was opgegroeid en dat haar met zijn drukte en gewoel lief geworden was. Hoe prettig was het, dat wandelen door de drukke straten, onopgemerkt voor een juwelierswinkel te blij ven staan en naar de schoone sieraden en diamanten te zien, of voor een modemagazijn de nieuwste hoeden en japonnen te bewonderen. En dan de wandelingen in den Thiergarten. Hoe heerlijk was bet, toen oom Hen drik haar meenam naar den Hoppegarten om de wed rennen bij te wonen. Ja, nog altijd moest zij aan het avontuur denken, dat zij dien dag had. Oom Hendrik was er met zijn rijtuig heengegaan, en in het open rijtuig staande, had zij naar het rennen gekeken. Voornamelijk had zij belangstelling gevoeld voor den wedren van militairen. Bijna alle uniformen van het leger waren vertegenwoordigd geweest. Juist bij het rijtuig, waarin zij stond, had de jonge huzaar van de garde zijn paard bjj den eersten proefrit inge toomd. Het dier steigerde heftig, maar de ruiter zat zoo vast in den zadel, alsof hij met het paard was sa mengegroeid. Toen hij het dier bedwongen had, liet het publiek een luid bravo hooren. Met een trotschen glimlach keek de jonge ruiter naar ’t publiek, en zijn blik ken ontmoetten juist die van Greta, die met belangstel ling den strijd tusschen het paard en zijn berijder had gadegeslagen. Greta bemerkte wel, hoe zijn oog ver helderde, hoe hij zich in den zadel oprichtte en met een glimlach op militaire wijze groette. Daarop gaf hij zijn paard de sporen en galoppeerde terug naar het begin der baan, na nog een vluchtigen groet met de oogen aan Greta, wier hart bijna hoorbaar klopte. In de grootste spanning volgde zij het verloop van dezen wedren. De roode atila van den jongen huzaar was duidelijk tusschen de andere kamprijders te onderschei den angstig hing haar blik aan den ruiter bij eiken sprong- over een sloot of een andere hindernis, beefde haar hart en jubelde zij als de sprong gelukt was. En toen nu de jonge huzaar als overwinnaar het eerst den eindpaal bereikte, stemde zij jubelend in met den lui den bijval der menigte. Oom Hendrik was dien dag opvallend stil bij de wedrennen. Toen Greta hem vroeg of de overwinning van den rooden huzaar hem geen genoegen deed, ant woordde hij knorrig «ja, dat kon ik wel denken die Altenbraks zijn allen flinke ruiters.» De herinnering aan dit voorval was bij Greta weer levendiger dan anders, want reeds tweemaal had zij den jongen officier op straat ontmoet, en aan zijn vriende- lijkèn groet en zijn verheugden blik had zij bemerkt, dat hij haar herkende. Ja, vandaag was de jonge offi cier haar verscheidene straten door gevolgd zij was hem slechts ontkomen door in een tram plaats te ne men. De roode wangen, die haar moeder had opge merkt, waren niet alleen te wijten aan den verren tocht. «Nu, kind,begon Margherita weer, «hoe laat ge het hoofd zoo hangen? Zoudt ge liever in Berlijn blijven »0 neen, zeker niet, mama, antwoordde Greta in ver warring. Zij wist zeer goed, hoe haar moeder verlangde de steenen gevangenis, zooals zij de stad noemde, te ontvluchten. Maar bet kwam alles zoo onverwacht. Weet oom Hendrik er reeds van?» ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. oent. Groote letters naar plaatsruimte. Terwijl de Stadsschouwburg, en de meeste andere gelegenheden om voorstellingen van allerlei aard bij te wonen, reeds sedert ver scheidene weken gesloten waren, speelden ’t Rembrandt-theater en Frascati maar al door. In Rembrandt bleef’t opera- en operette-gezel schap aan ’t woord en voor het voetlicht en werd zelfs een nieuwe operette, de Vice-admi- raal, heel wat malen gespeeld. Maar Zondag voor acht dagen ging dit stuk toch voor het laatst en nam men ook in Rembrandt vacantie. En Prot wist in Frascati, in de Plantage-Mid- denlaan, nog maar steeds volk te trekken, terwijl de concurrent uit de Plantage-Fran- sche laan, Stoel en Spree, reeds lang deels de provincie in was, deels de blommetjes buiten zette. Ge zult zeggen: En ’t Grand Theatre Van Lier dan? Pardon, 't gezelschap Van Lier uit de Amstelstraat bestond dit afgeloopen seizoen niet. In het gebouw werd dezen winter en ’t voorjaar door Duitsche of Oostenrijker gezel schappen gespeeld, meest in concurrentie met Rembrandt. Gaf men in Rembrandt de Graaf van Luxemburg, Dollarprinses, enz. in Holland- schen- tekst, bij Van Lier kon men dezelfde stukken in het Duitsch hooren. Voor hier, waar men toch die soort stukken nog uit de tweede hand krijgt, waren die operettes in het voor jaar reeds oud, zoodat half Amsterdam de meest inslaande wijsjes reeds lang uit het hoofd kende en daarom moest ik voor een paar weken wel even glimlachen, toen ik in een koffiehuis het gesprek afluisterde, dat in m’n nabijheid ge voerd werd. De spreker was blijkbaar een onderwijzer uit Limburg, zeker nog al een ge wichtig baasje, want hij bleek afgevaardigde naar een Duitsche onderwijzersvergadering geweest te zijn. De jonge man sprak met geestdrift over de Duitsche vergadering en wat er verder gedaan werd tot ontspanning. Hij had, dus in begin Juli, het nieuwe Duitsche stuk «der Graf von Luxemburg» gezien en ge hoord. Gelukkig voor hem schenen z’n toe hoorders geen A'dammers te zijn, anders hadden ze hem wel eens kunnen nemen om z’n dor perheid. En ook voor ’t nu komend seizoen is Van Lier nog niet hereenigd. De meeste leden van ’t vroegere gezelschap, waaronder uitste- 22). Vervolg.) Margherita verborg den brief van haren zoon in den zak van haar japon, en toen de jonge maagd de kamer binnentrad, lachte zij haar vriendelijk tegen. »Mama, u moet niet boos zijn, dat ik wat later kom,« sprak Greta Montelli, ontlastte haar arm van de mand die zij droeg, en snelde naar haar moeder, om die te omhelzen en te kussen. »Alles, wat u me belast hebt, heb ik gedaan,» zei Greta toen verder. »De mand was zoo zwaar gewor den, dat ik er de trap bijna niet mee op kon komen. Toen heeft de knecht van oom Tiedemann mij geholpen.» »Dat dacht ik wel, toen ik je daar in de gang hoor de spreken,* antwoordde haar moeder. «Maar ge hebt het warm doe je hoed en mantel af ik heb je wat nieuws te vertellen.» Spoedig legde Greta hoed en mantel af eu nam plaats op een voetbankje aan moeders schoot nieuwsgierig keek zij tegen haar moeder op. »Nu, mama «Ik heb een brief van Eduard. «Van Eduard Bevalt hem die betrekking «Die bevalt hem best hij wil, dat wij bij hem ko men wonen. Hij heeft een kleine villa gehuurd, dicht «Neen, hij weet nog niets. Van avond zullen wjj er met hem over spreken. Daar hoor ik hem juist naar boven komen. Sta op en doe de deur voor hem open.« Greta snelde naar de deur! In de gang klonk de zware stem en de luide stap van een man. «Oom, wij gaan Berlijn verlaten riep Greta hem tegemoet. «Nu, wat is dat vroeg Hendrik Tiedemann, terwijl hij binnentrad. «Goeden avond, mevrouw hier ben ik, volgens uw verlangen. Wat is er aan de hand, daar Greta van spreekt Dat is immers maar gekheid «Ga zitten, Hendrik,* zei mevrouw Montelli lachend, «en ga jij in de keuken, Greta, om ons avondmaal gereed te maken. Ik kan het aan Caroline alleen niet toever trouwen.» Greta ging met de mand naar de keuken. Hendrik Tiedemann nam plaats tegenover mevrouw Montelli en keek haar in gespannen verwachting aan. Margherita reikte hem den brief over, en een poos heerschte diepe stilte in de kamer, terwijl Hendrik den brief las. Toen vouwde hij hem zorgvuldig weer dicht, gaf hem aan mevrouw Montelli terug en zat een poosje na te denken. «Nu, Hendrik, wat denkt ge Wat zal ik doen Hij keek op. «Gaan, mevrouw,* sprak hij met over tuiging. moet bepaald gaan. Het noodlot speelt dikwijls wonderlijk met den mensch wie weet, wat de toekomst u nog brengen kan.« «Maar, beste vriend, ge weet toch wel, dat ik reeds lang alle hoop heb opgegeven.* «Dat mag zoo zijn, maar Eduard heeft dat nog niet gedaan, naar het mij toeschijnt. Het zal dus het best zijn, hem ter zijde te staan, en te waken, dat hij geen domme streken begaat. U weet, mevrouw, dat ik u erg zal missen. Gelukkig hebben wij niet meer noodig naar geld of goed te streven het lot is mij gunstig werden er bepaald onveilig door gemaakt. Maar langzamerhand verdween de ambitie en met de Qerste heetere dagen in den voorzomer waren de rolschaatsers verdwenen van het asphalt en ze blijven weg. Nu ja, een enkele komt men zoo eens in de week nog wel eens tegen. En het blijkt dus, dat Burg, en Weth. gelijk had den, toen ze, nadat er van meerdere zijden aandrang kwam om verbods-, in elk geval om politie-bepalingen in deze nieuwe richting, zich er afmaakten, door te zeggen, dat ze het zóó wel zouden redden met de brutaalste rolschaat sers. En och, de politie redde het toen ook best, liet in de Kalverstraat afbinden, zorgde, dat de rolschaatsers in andere stadsgedeelten niet op de trottoirs kwamen en alles ging goed tot de rolschaatsbeweging als sneeuw voor de zon verdween. Maar als de koelere dagen komen, zullen we de nieuwe sport wel weer zien beoefenen. Gelukkig, dat niet de heele stad geasphalteerd of houtbestraat is, want dan zou je nog eens wat zien. Nu moge ’t druk en voor duizenden hinderlijk geweest zijn, toch bleef het nu nog een vermaak. Doch als de rolschaatsers zich overal konden heen- begeven, had men ze spoedig in practischen dienst van loopjongens, bestellers, enz. gezien. In dit opzicht is het dus alweer gelukkig, dat we niet heelemaal geasphalteerd zijn. We hebben al last genoeg van de allerbrutaalste wielrijders. Bij dit genre kunt ge zien, wat een echte Amsterdammer jongen is. Natuurlijk zoo brutaal als de beul van Haarlem. Hij rijdt uit louter moedwilligheid- u tegen de bee- nen en vóór ge woorden gevonden hebt om hem ’n gepast standje te maken, heeft hij u reeds twintig, dertig brutale woorden toege voegd. Zoo’n aap deinst alleen terug voor iemand die nog ruwer uitpakt dan hij zelf en blijk geeft geen katje zonder handschoenen te zijn, handen aan het lijf en haar op de tanden te hebben. Over het algemeen heeft de doorsnee-Am- sterdammer iets minder aangenaams over zich: Hij is van den tongriem gesneden, eigenwijs, weet het dus altijd beter, al weet hij ook geen steek af van de dingen, waar het over handelt en meent uit z’n A’dammer-zijn het recht te mogen putten, zich boven de provinciaaltjes verheven te achten. Wat de A’damsche jongen betreft, ik bedoel natuurlijk de brutaaltjes van 16 tot 18 jaar hij heeft geen innemend gezicht, brutale kijkers; z’n heele wezen duidt vrijpostigheid aan; hij draagt steevast ’n sterke manchester broek, die van onder nauwsluitend is gemaakt (of schijnbaar gemaakt) door enkele knoopjes; ’tgeen dus aanduidt dat hij veel fietst. Ook de aparte lap in z’n zitvlak wijst hier op. Ge staat ergens voor ’n raam te kijken, hij gaat ook zien, gaat liefst zoo brutaal mogelijk voor u staan of duwt en hangt hinderlijk tegen uw lijf, vooral als hij ziet, dat ge niet zoo brutaal zijt, netter gekleed of zwakker van constitutie. Zooals ik reeds zei, ge zoudt dwaas zijn, ’n nette strafpredicatie tegen hem te willen be ginnen; toon hem, wat in zijn oogen uw meer derheid is. Ongelijk heeft hij nooit. Sommigen van hen lanterfanten den ganschen dag in groepjes door de stad, bijv, achter een orgel aan, omdat daarbij wel eens drukte komt en gedanst wordt. Een deel kunt ge geregeld aantreffen tegen vier uur bij de bureaux van «De Courant» en «Het Nieuwsblad», Pas komt de krant uit, die voor twee centen te koop is en, zooals bij «De Courant* gewoonte is, ook spoedig in duo voor de ramen gehangen wordt, of hij zoekt de rubriek door van Loopjongen ge vraagd. Spoedig komen dan ook de meisjes, die de lijst van Dagmeisjes nasnuffelen. Heeft men iets gevonden, dan er op los. Enkelen loopen dan ook nog even langs «De Echo», die misschien ook nog een geschikte annonce heeft. Moet zoo’n jongen van 16 a 18 jaar dan niet eten? zult ge vragen. Och, ’s morgens eet hij z’n boterham, krijgt van z’n moeder ’n paar centen los en lanterfant dan rond tot den avond als er thuis gegeten wordt. De echte A’damsche loopjongen heeft eigen aardig gevormde beenen; dit komt zoo door het vele loopen en fietsen; boven de enkels loopen ze iets naar buiten. Doch ik verlaat het standje en laat u even opmerken, dat er in de jongere, nettere jon gens nog al wat bluf zit. Neem zoo’n kan- toorjoggie, dat bijv, op 't Postkantoor heel wat dikke brieven moet afhalen, voor meerdere guldens postzegels halen of eenige tientallen brieven en kaarten en pakjes frankeeren moet; hij is minder lomp-brutaal dan ’t genre dat ik zooeven bedoelde, maar meer beleefd-vrijpostig, laat u merken op het Postkantoor, hoe gewichtig hij reeds is, door met veel ostensatie z’n post zegels, brieven, enz. te behandelen. Nu, als ze wat ouder zijn, hebben ze vooral kende krachten, hebben reeds engagementen afgesloten bij andere gezelschappen. En toen de Duitschers de Amstelstraat ver lieten, kwamen Albert Frères, de bekende cine matografische heeren, en werd er ter bladvul ling nog ’t een en ander bij gescharreld. Zeer waarschijnlijk zullen we dus dezen win ter weer Duitschers in de Amstelstraat krijgen te hooren. Binnenkort, want het is spoedig weer speel- saison, kunnen we echter weer overal heengaan. Carré (Frits van Haarlem), reeds zoo lang gesloten, zal weer z’n massa’s trekken, terwijl Flora de menschen niet in de ongewoonte brengt en ’t heele jaar doorspeelt. Nöggerath laat zoowel Flora in de Amstelstraat, als het Bioscoop-théatre in de Reguliers Breestraat doorgaan. In ’t laatste heelt papa Abram de Winter dezen zomer een tijd lang z’n deel van ’t repertoire genomen. Crispijn, het afgedwaalde schaap van den Stadsschouwburg, die een slippertje naar Indië gemaakt heeft, is weer in den warmen stal teruggekeerd en behoeft, daar het geen usance is dat tooneelspelers uit Indië hier terstond ’n villa te Baarn of Bussum betrekken, dus niet om ’n bestaan te zoeken. Het événement van het aanstaande seizoen? Zal men het bij Willem Royaards moeten zoeken? Misschien wel. Royaards heeft het voor een paar jaren aangedurfd, met financi- eelen steun van rijke Amsterdammers, die wel geld voor verheffing der kunst, niet voor dra ken en schunnige stukken over hebben, de «Adam in ballingschap» van Vondel te geven. Hubert Cuypers schreef er de muziek bij, die niet diende om van de verheven Vondeliaan- sche zinnen een operette te maken, doch meer als stemmingsmuziek het stuk moest dragen en beter doen slagen. Dezen winter zal Royaards ’t met Vondel’s Lucifer probeeren en weer heeft Hubert Cuy pers voor de muziek gezorgd. Zal het stuk ook weer over de honderd voorstellingen be leven en zelfs in België meermalen opgevoerd worden, zooals ’t met de Adam in ballingschap het geval was? Wanneer ge dezen zomer onze stad bezoekt, zal het u opvallen, dat ge niet gehinderd wordt door te veel rolschaatsers. Zooals ge weet, maakten ze het dezen winter en dit voorjaar den voetgangers heel lastig. De Kalverstraat en verschillende andere straten en pleinen Adeltrots en Misdaad.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1