VOOR SfliEEK ES OSSTKEffi.
SIEEW8- Ei AOVERTESTIEBLAB
Recreatie.
I
BLOOKER’s
DAALDERS
CACAO;
gij betaalt minder
Zaterdag 20 Augustus 1910»
No. 97.
I
65© Jaargang.
Feuilleton,
1
WxWS
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
ZATERDAGS.
geestelijk gebied
Wordt vervolgd.
18
ons
1 ons
pond 421/,
1 pond 80
2 pond 150
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
maar op een anderen tijd viel en
Doch langzamerhand wordt de eisch
Zondagsrust sterker, onverbiddelijker, ook
degenen, wier arbeid uiteraard elke kans
HOOFDSTUK XVI.
25). Vervolg.)
Nauwelijks een kwartier later rolde het rijtuig weg
in de richting naar de Brandenburgerpoort. In de
breede laan naar Charlottenburg zette Hendrik de ros
sen in flinken draf, en met welbehagen ademde Greta
de frissche lucht in, die haar tegenwaaide. Het fraaie
rijtuig met de twee donkerbruine paarden maakte geen
slecht figuur bij de vele equipages van rijke lieden,
die men op den weg ontmoette.
En Hendrik Tiedemann, die in stramme militaire
houding op den bok zat, maakte ook geen slechten
indruk. Men had kunnen gelooven, dat hij een oud-
majoor van de huzaren was, die nog gaarne zelf de
paarden mende en nu met zijn dochter een rijtoer
maakte.
Greta zag er bekoorlijk uit in haar nauwsluitend
zomercostuum met fraaien stroohoed, waaronder de
donkerbruine lokken in weelderigen overvloed voor
den dag kwamen. Ondanks hare eenvoudige kleeding
lag er iets voornaams in haar voorkomen, en menig
heer, die, op een ros gezeten, het rijtuig ontmoette,
keek haar met bewonderende blikken na.
Charlottenburg was achter den rug, en spoedig be
reikte men het Grünewald.
gen hartstocht. En vandaag, nu zij alle droevige ge
dachten vergeten wilde, nu zij onder het rijden het
vaste besluit had genomen om er een einde aan te ma
ken, daar haar gemoedstoestand niet aan de opmerk
zaamheid van haar oom ontsnapt was, nu moest zij
hem weer ontmoeten en zat hij haar glimlachend en te
gelijk smeekend aan te kijken.
In zeer nette burgerkleeding zat hij daar met eenige
kameraden. Allen stond hun luchthartige opvatting van
het leven op het aangezicht te lezen. Zij leefden allen
in de hoogere kringen en sloegen geen acht op het
meisje uit het volk hij alleen zat daar met de oogen
onophoudelijk op haar gericht, terwijl hij aan zijn kne
vels draaide. Zij kon den blik zijner oogen niet langer
verdragenmet een licht zuchtje stond zij op en zei
«Oom, ik ga het bosch eens in. Binnen tien minuten
ben ik weer terug.»
»Ga maar, mijn kindWij zullen nog driemaal ge
ven, en dan rijden wij weer weg.»
Greta snelde heen, maar niet rechtstreeks het bosch
in, want zij wilde niet dat hij haar zou volgen. Zij ging
het huis binnen en verborg zich daar in den donkersten
hoek van een der kamers, die geheel ledig was. Na
een poos sloop zij toen door den tuin van den bosch-
wachter. Greta zette zich bij een kreupelboschje neder;
zij gevoelde zich zeer aangedaan zij kon haar tranen
niet bedwingen. Hevig snikkende lag zij daar, met het
gelaat in het hooge gras verborgen.
Plotseling schrikte zij ze hoorde voetstappen nade
ren op de droge afgevallen dennenaaiden, die den bodem
bedekten. Met een kreet sprong zjj op.
is voorbij, zal zóó nooit weer terugkeeren; al
zijn we gelukkig op weg, een betere, deugde
lijker manier van zorg voor de toekomst, voor
kwade en zieke tijden en voor den ouden dag
te scheppen. Doch hierover spreken we thans
niet.
Dcor den drang der omstandigheden, de
ontwikkeling der moderne wereld, is de jaar-
lijksche periode geheel gewijzigd. Van intense
winterrust is nu zoo geen sprake meer. Ruste
loos gaat 't leven door, niet lettende op koude
of warmte, op zonneschijn of regen, op licht
of duisternis. Voor ons bestaan die verschillen,
welke vroeger het bestaan der menschen re
gelden, niet meer; wij kunnen er geen rekening
mee houden, zijn gewapend tegen de wisselin
gen in de natuur, omdat ons leven de natuur
negeert. Op die wijze zou dus de jaarlijksche
rust- en arbeidperiode geheel gaan verdwijnen.
Maar daarom juist is de behoefte aan va-
cantie algemeener en grooter geworden. Wij,
die maar steeds meegaan in den zenuwver-
storenden rusteloozen tijdstroom, gevoelen hoe
langer hoe meer behoefte aan een vaste jaar
lijks terugkeerende vacantie-periode.
Onze grootouders, die van al die nieuwighe
den niets afwisten en er ook niet van willen
weten, die minachtend neerzien naar al dat
zenuwachtig, haastig modern gedoe, die niets
wisten van al de moderne ziekten, die de
nieuwe tijd meebrengt, zoodat al ’t oude de
gelijke verloren gaat, begrijpen ook niet, waarom
die vacantie thans zoo noodig is. Zij vinden,
dat de menschen thans lang niet zoo sterk meer
zijn als vroeger, toen men zoo niet hoorde van
zenuwoverspanning, toen de meester van des
morgens vroeg tot ’s avonds laat school hield,
de kinderen zonder uitzondering drie schooltij
den hadden, toen er geen eischen gehoord
werden omtrent minim um-loon en maximum -
arbeidstijd, om 8-uurs-arbeid als een utopie, een
dwaasheid, onzin, iets onmogelijks, gelachen
zou zijn, hadde men geweten, dat eens die eisch
zou kunnen worden gesteld.
Maar laten we hier niet te lang over uit
weiden. Het is nu eenmaal zoo en zal wel
zoo blijven en in nog sterker mate: we hebben
onze jaarlijksche vacantietijden, onze tijden van
recreatie. En we hebben die tijden noodig,
omdat 't zooveel haastiger gaande leven ons
bestaan anders te zeer en te spoedig zou sloopen.
Jammer is ’t echter, dat de rusteloosheid, de
zenuwachtige beweeglijkheid, die thans den
Hendrik Tiedemann was veel te groot liefhebber
van het edele skatspel om de gelegenheid te laten
voorbijgaan. In weinige ^ogenblikken waren de drie
heeren in hunne kaarten verdiept en bemerkten niet,
hoe verlegen Greta er bij zat en nauwelijks de oogen
opsloeg.
Zij durfde dat niet, want zij gevoelde, dat de oogen
van een jong heer, die drie tafeltjes verderop zat, met
vurig verlangen op haar rustten en ze wist dat haar
blikken onfeilbaar de zijne zouden ontmoeten, zoodra
zij de oogen opsloeg.
Hoe kwam het toch dat zij hem overal ontmoette
Sedert dien dag der wedrennen ging er bijna geen week
om, dat zij den jongen officier der huzaren niet ont
moette. Nu eens Unter den Linden, dan weer in de
Leipzigerstraat, een ander maal in den Thiergarten, als
zij ’s avonds een kleine wandeling deed. En telkens
keek hij haar zoo vragend aan met een glimlach, zoo
eigenaardig, half droevig, half vroolijk, soms ook lucht
hartig en overmoedig haar hart beefde er van.
Meermalen had hij getracht haar aan te spreken.
Zij was hem ontvlucht als een opgejaagd wild. Zij
wilde hem niet zien, niet antwoordenzij wilde
boos op hem zijn, hem verachten, en toch als zij
thuis in haar eenzame kamer zat, dan stond zijn beeld
haar voor de oogen, en. dan verlangde zij naar een
blik uit zijne heldere blauwe oogen. Hoe was het toch
mogelijk, dat zij hem niet kon vergeten; dat zij niet boos
op hem kon zijn; dat zij telkens en telkens weder aan
hem moest denken, en met bevend hart verlangde naar
’t oogenblik, dat zij hem weer zou ontmoeten? Zij begreep
dat uit dezen hartstocht nooit iets goeds zou kunnen
geboren worden zij wilde zich daarvan losrukken en
bjj haar moeder een toevlucht zoeken maar zij leefde
voort in de bitter-zoete kwellingen van dien rampzali
geestelijk gebied en daarop volgende rust, van
werk, dat de levenskrachten verbruikt en het
innemen van spijs en drank, om die levens
krachten weer te herstellen. Men zou van
dagelijksche, wekelijksche en jaarlijksche recre
atie kunnen spreken. Immers, ook eiken dag
gaat de afwisseling van in- en uitspanning door
en onderwijl groeien lichaam en geest, bereiken
hun volle kracht en verliezen die daarna lang
zamerhand, tot de dood komt en een einde
maakt aan het bestaan.
Men kan den mensch vergelijken bij een boom,
die eerst teer opschiet, langzamerhand zwaarder,
hooger en sterker wordt, in de lente zwelt
van jeugdige, hernieuwde kracht, in den zomer
de vruchten doet rijpen van die krachtsinspan
ning, in den herfst z’n sterkte en wasdom ziet
vergaan om in de rust des winters, in den
winterslaap, krachten te verzamelen voor een
nieuwen opbloei.
lijksche werk
Dit is het gewone jaar
lijksche werk van den boom, dat zich telken
jare herhaalt; ieder volgend jaar schijnt een
zeer getrouwe nabootsing van het vorige en
toch in den loop der jaren heeft, onder de
afwisseling der jaargetijden door, de groote,
doch langzame opkomst en vermindering plaats.
Nog kan men bij den boom beter nog
bij de teedere bloemen een dagelijks op
en neergaan van de levensbeweging zien.
Deze zelfde werkingen merkt men ook op bij
den mensch. Vooreerst het dagelijksch in- en
uitspannen, de dagelijksche afmatting en recre
atie. De afmatting geschiedt door den arbeid,
op welke wijze dan ook verricht; de recreatie
door het slapen, het nemen van spijs en drank,
het houden van rustuurtjes, het doen, ter ont
spanning, van ander werk. Vooral dit laatste
mag opgemerkt worden en moest meer de
aandacht van allen vorderen. Juist de wijze,
waarop uitspanning door inspanning geschiedt,
heeft zooveel invloed op den geheelen mensch.
Na de dagelijksche afwisseling van arbeid
en ontspanning, van afbreking en opbouwing,
valt de wekelijksche periode in het oog. Reeds
van de oudste tijden af heette het zes dagen
zult gij werken en den zevenden dag rust
nemen. De beslommeringen van het dagelijksch
leven, de harde strijd om het bestaan, de dwang
en drang tot arbeid, om het hoofd boven water
te houden, om het noodige voor het levens
onderhoud te verzamelen, heeft veel van die
wekelijksche periode bedorven. Heel wat
menschen hadden en hebben niet meer dié
In »Hundekehle« werd halt gehouden. Oom Hen
drik liet de paarden op stal brengen en ging toen met
Greta den tuin vau de restaurant in. De deftige heer
met het houten been en het lint van het IJzeren Kruis
trok de aandacht van vele gasten, maar het lieve
meisje naast hem nog veel meer. In de vrije lucht
had Greta haar vroegere gezonde kleur teruggekregen
en haar oog schitterde weer met kinderlijke vroolijk-
heid.
Plotseling verschrikte zij; ze verbleekte en haar
hand beefde, zoodat oom Hendrik bezorgd werd en
vroeg: »Wat scheelt er aan, Greta? Waarvan schrikt
ge zoo?«
>0, het is niets, oom! Ik ben mal. Ik weet zelf niet
waarvan ik zoo schrikte! Kom, oom, laten wij daar in
dien hoek gaan zitten».
»Wat? Daar in dien afgelegen hoek? Nu, zooals ge
wilt, het is mij goed.«
Hij richtte zijn schreden naar de bedoelde plek, die
half verscholen lag tusschen het struikgewas. Doch
daar voelde hij zich aan de panden van zijn jas vast
gehouden. Op vroolijken toon riep een man: «Hola,
Tiedemann, waar gaat ge heen? Zjjt gij een oud
vriend vergeten?»
»Zoo, Karei, zijt gij het?«
Hendrik herkende twee vrienden, met wie hij meer
malen kaart speelde, liefst skat.
»Dat treft! nu zijn we met ons drieën!»
«Daar kan vandaag niets van komen».
«Och kom, gekheid! Juffrouw Greta heeft er niets
tegen, nietwaar, juffrouw?»
Verlegen glimlachend knikte Greta.
«Komaan, oude jongen, kom dan maar hier zitten;
kellner, de kaarten! Het duurt niet lang, juffrouw,
hoogstens een uurtje!»
Waarde lezer, mag ik tot opschrift dit bij
de meesten weinig gebruikelijk woord bezigen
om verschillende ideeën samen te vatten, die
toch alle op hetzelfde doel wijzen, welk doel
juist door dit ééne woord goed wordt uitge
drukt
Verschillende ideeën. Men heeft het over
vacantie, over uitspanning, uitspanning door
inspanning, school- en gezelschapsreisjes, volks
feesten, kermissen, nationale feestdagen, rust
dagen, enz.
Alle deze zaken bedoelen: treden uit de
beslommeringen van het gewone leven om
daardoor lichaam en geest te herstellen, de
noedige rust te geven, ter recreatie dus van
lichaam en geest.
Immers, al wordt zeer dikwijls dit doel te
veel voorbij gezien, toch moet dit het doel blijven,
waarom men zich uit die dagelijksche beslom
meringen begeeft.
Recreatie! Eigenlijk is ons heele leven en
werken niets anders dan een voortdurende af
wisseling van inspanning en uitspanning, van
vermoeienden arbeid op lichamelijk of (en)
VRAAG,
in plaat» van Iomc cacao
of poederchocolade,
BUSSEN
en krijgt betere kwaliteit,
vierkante bussen van
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en
ABONNEMENTSPRIJS voor S n e e k f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
wekelijksche rust, welke we maar kortweg
Zondagsrust zullen noemen. De eischen van
het moderne leven veranderden ook voor velen
die periode, zoodat voor hen de groote rustdag
niet meer op den Zondag, op den algemeenen
rustdag, maar op
valt.
naar
voor
op Zondagsrust schijnt uit te sluiten, voor hen,
die hun werkkring vinden op de spoorwegen
en andere verkeersmiddelen, in posterijen,
telegrafie en telefonie, in fabrieken, die door
moeten werken, winkels, magazijnen en werk
plaatsen waar het ook des Zondags, en vaak ’t
meest des Zondags, door moet gaan. Zelfs
voor de spoorwegmannen zoekt men vermeer
dering of invoering van Zondagsrust.
En na de wekelijksche periode kan men de
jaarlijksche noemen.
Ons voorgeslacht kon die jaarlijksche afwis
seling van arbeid en rust beter volhouden dan
wij in den tegenwoordigen tijd van zenuw
achtige haast, van rustelooze doorwerking.
In oude tijden was de winter ook voor den
mensch de tijd van den winterslaap. In lente,
zomer en herfst werd gearbeid, werd gewerkt
niet alleen om dan te kunnen leven, maar werd
ook, op de wijze der bijen, overgegaard voor
den winter. Men deed wintervoorraad op,
vulde kelders en provisiekasten met spijzen
en brandstoffen, de kleerkasten met dikke on
der- en bovenkleeding. En dan kon men ’s
winters rust nemen en leven van wat er over
gegaard was, terwijl de korte dagen, die weinig
lichturen voor den arbeid lieten, zich zoo mooi
eigenden voor die winterrust, die met een
soort winterslaap te vergelijken is. Het ge-
heele leven, de geheele maatschappij was er
op ingericht, om den winter met weinig arbeid
te passeeren. De velden en akkers liggen
des winters verlaten en doodsch, de schipper
doet in den herfst z’n laatste reizen en zorgt, dat
men in de stad voldoende wintervoorraden
bijeen gekregen heeft. In de huisgezinnen
was het regel, dat tegen den winter turf en
hout op de zolders lagen, vleesch en spek,
aardappelen, ingelegde groenten in de provisie
kasten en -kelders.
Het was in de dagen van «den goeden ouden
tijd«, den tijd onzer degelijke groot- en voor
ouders, waarnaar wij, wufte moderne schep
selen, met te weinig respect opzien. Die tijd
99
MbIMs ei MistoL
M
W
99
99
99
99
10 ets.
w
99
99