1#«K SNEE! EJ OlSTHEkH.
JIEÏW8- ES limTESTIEBUD
No. es,
Woensdag; 24 Augustus 1910»
B6e Jaargang.
1
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
Kikkie, de
nog
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
practisch aanpakken,
en brugbouw be-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters nasr
plaatsruimte.
het naderende onweder. En tussuhen het suizen van den
wind door, hoorde men een zware mannenstem roepen:
«Greta, waar zijt ge
Dat was Hendrik Tiedemann, die haar kwam zoeken.
Bevend maakte zij zich uit Harry’s armen los. Ver
geefs poogde hij haar terug te houden. Pijlsnel snelde
zij weg naar de restauratie.
Als in een droom bleef Harry von Altenbrak een poos
staan. Toen vloog een lach over zjjn knap gelaat, en
langzaam keerde hij naar huis terug.
En ondanks storm en regen wandelde hij met onge
dekt hoofd door het vochtige bosch. Het jeugdige bloed
kookte in zijn aderen, het klopte in zijn hoofd, waar
van de lokken in den wind fladderden. Wat bekom
merde hij zich nu om storm en regen In zijn hart
blakerde de vlam der liefde en maakte hem ongevoe
lig voor het slechte weer.
In het gevoel zijner jeugd en zijner levenskracht stapte
hij voort, aan niets denkende dan aan zijn liefde, aan
zijn zielsverlangen. Voor zijn oog stond in helderen
glans het beeld van zijn geliefdehij zag alleen haar
schoonheid, haar bevallige vormen, haar roode lippen
en zacht stralende oogen. Doch hij bedacht niet dat
hij de onschuld van een rein kinderhart had verstoord;
hij kon het lieve meisje niet zien, toen zij ’s avonds voor
haar bed neerzonk, overmeesterd door schaamte en be
rouw, wanhopig de handen wringende en zacht fluister
de «O, wat zal er van worden
HOOFDSTEK XVII.
In het schrijfvertrek van den baron von Altenbrak
heerscbte een drukkende stilte. Willy zat ineengedoken
in zijn armstoel voor de schrijftafel, de vuist krampach
tig gebald, somber voor zich heen te staren. Intussehen
stond Rogalla bij het venster en trommelde met on
geduld tegen de ruiten.
Wm. Muller Co. heeft kantoren te Rot
terdam, Amsterdam, Antwerpen en Harlingen,
misschien in nog meer havenplaatsen, heeft
honderden menschen als klerk, enz. in dienst,
houdt er ook zelf reusachtige vrachtbooten op
na (de ertsboot «Grangesberg* meet ongeveer
10.000 ton, is 130 Meter lang en heeft 14,
zegge veertien masten) en bezit zelf ijzermij
nen in Spanje en Barbarije. Wm. Müller
Co. is dus een cargadoorsfirma, die werkt met
een millioenenkapitaal. En onze brave Kikkie
heeft geen ander bedrijfskapitaal noodig dan
ter aanschaffing van plm. 3 Meter touw met
een ijzeren haak.
Op elke hooge sluis of brug ziet ge zoo’n
Kargadoor, touw met haak over den schouder.
Het zijn van die aftandsche ex-losse-werklie-
den, die nooit van hun leven iets geleerd
hebben, over weinig werkkracht beschikken,
dus onmogelijk in vasten dienst bij een boot-
werkersploegkonden opgenomen worden. Reeds
vroeg staan ze ’s morgens op hun brug. Hun
brug! Want hoe halfsleetsch of meer-dan-half-
sleetsch ze ook mogen zijn, meen niet, dat een
ander hen van hun brug zal durven of kunnen
verdringen. Het zijn meestal dezelfde vracht
rijders, die van hun diensten gebruik maken
en ze kennen elkaar al zoo lang.
Of ’t baantje nog al wat oplevert? Och, ’t
is een centsche negotie. De Kargadoor ziet
de vrachtkar aankomen, komt haastig toege-
loopen, doet den haak door den karring en
trekt zoo hard hij kan. Is ’t hoogste punt
bereikt, dan ontvangt hij z’n cent. Een enkele
maal gebeurt ’t, dat zoo’n karrevoerder hem
zegt: Zeg, Jen, help me tot die en die brug
ot straat, dan geeft het een duppie ot een
nikkel. Maar gewoonlijk blijft het bij de
centsche beweging.
Nu, een der meest typische Kargadoors is
onze Kikkie. Hoe de man heet Niemand
weet het misschien, maar ieder in de buurt
kent hem als Kikkie. Hij is klein van stuk,
weegt hoogstens honderd pond, is altijd vroo-
lijk, maakt met ieder een praatje, krijgt aan
dit huisje een prikkie warm eten, aan dat een
kom warme koffie, wordt door de buurt in
de kleeren gehouden, die hem altijd passen,
omdat hij klein van proportie is en dus overal
in kan. Want ge begrijpt, op het stuk van
kleeding houdt Kikkie van de ruimte. Wat
maalt hij er om, als in die halfversleten jas
eerst een man van honderd kilo heeft gezeten.
ken Was het niet beter, dat zij hem aanhoorde en
dan ernstig antwoordde Dat was een waardiger
houding dan weg te loopen als een schoolkind.
«Ziet u, nn lacht u weer,* vervolgde hij. «Ik neem dat
lachen als een gunstig teeken voor mij op.«
«Wees zoo goéd mij spoedig te zeggen, wat u mij
mede te deelen hebt, mijnheer Ik moet naar mijn
oom terug.*
»Wat Is mijnheer Tiedemann uw vader niet
«Kent u den naam van mijn oom
«Bij de belangstelling, die ik voor u gevoel, is dat
zeer natuurlijk, juffrouw. Is u dus geen dochter van
den ouden heer Dan voert u zeker ook niet denzelf-
den naam
«Neen, ik heet Margherita Montelli.*
Hij glimlachte. «Ik dank u, juffrouw Montelli. Een
vreemde naam voor een Duitsche dame, maar neem
mij niet kwalpk mijn naam is Harry von Altenbrak.*
«Uw naam is mij niet onbekend, mijnheer
«Werkelijk
«Mijn broeder is ingenieur aan de fabriek te Neurode,
een klein uur van het slot Altenbrak.*
«Ei, dat is zeer interessant. Dan hoop ik u nog
meermalen te zien, ondanks den afkeer, dien u van mij
schijnt te hebben.*
Wel een kwartier praatten zij zoo geheel onschuldig
voortalleen, wanneer hunne blikken elkaar ontmoet
ten, beefde zij over al haar ledematen en dan werden
haar wangen gloeiend rood. Zonder er acht op te slaan,
waren zij onder het praten dieper het bosch ingegaan.
Plotseling blies een koele wind tusschen de boomen
door, en het scheen of een donkere wolk voorbij de zon
dreef en haar licht een oogenblik verduisterde. Ver
schrikt bleef Greta staan. Nu zag zij opeens het on
gepaste van haar toestand in. Haar schuldeloos ver
trouwen was verdwenen, haar vriendelijk lachend
gezicht kreeg een angstige droevige uitdrukking, en
haar lichaam trilde, als een bloem voor den stormwind.
«Groote goedheid,* sprak zij schuw rondziende, «wij
zijn zoover het bosch ingegaan. Er schijnt een onweer
op te komen, ik bid u, mijnheer, verlaat mij als
men ons bij elkaar zag
«Wat zou dat, juffrouw Margherita Is u dan wer
kelijk zoo bevreesd voor mij Of heeft u een af
schuw voor mij
Hoe kon hij zoo iets vragen 0, als zij had durven
spreken Hij boog een weinig voorover en fluisterde:
«Greta, dierbare Greta, stel toch vertrouwen in mij
Ik ben niet slecht en lichtzinnig, zooals u denktIk
meen het eerlijk en oprecht met u Ik bemin u met
geheel mijn hart en zou u gaarne gelukkig zien 1 Greta,
lieve, beste Greta, zeg mij toch, of ge mij een beetje,
een heel klein beetje moogt lijden.*
Zij voelde dat hij zijn arm om haar heen sloeg, en
bemerkte, hoe zijn hart bijna hoorbaar klopte. Zij hoorde
het zachte beven van zijn stem bij die liefkoozende,
vleiende woorden zij sloeg haar vochtige oogen naar
hem op en glimlachte.
Haar hart werd met onuitsprekelijke zaligheid ver
vuld zij gaf zich geen rekenschap van dit gevoel, zij
wist niet wat zij deed, zij dacht aan niets ter wereld,
alles was vergeten in de omhelzing van den geliefde
zij drukte zich nog vaster in zijn armen en duldde zijn
kussen. Zij sprak niet, zij antwoordde niet op zijn
onstuimige vragen stil lag zij in zijn armen en blikte
naar hem op met een zaligen glimlach.
Daar blies een hevige windvlaag door de bladeren.
Een grauwe schemering heerschte nu in het bosch,
daar straks zoo zonnig en helder krassend vlogen de
kraaien het bosch in, om beschutting te zoeken tegen
De ansichtkaarten-ziekte is nog niet uitge
woed.
Pardon, dames, jonge dames en jonge hee-
ren, die nog steeds met voorliefde uw verza
meling ansichten vermeerdert en trotsch zijt
op uw werkelijk zeer interessante collectie.
Ik bedoel tegenover u niets beleedigends en
mocht ge dezen aanhef toch als een affront
opnemen, dan vraag ik u bij voorbaat excuus.
O, gij doet aan ansichten en niemand ont
komt er meer aan. Ook de A’damsche brief
schrijver, uw onderdanigste dienaar, die nog al
eens zoo hier en daar komt, weet, dat hij ook
nog al eens verplicht wordt ansichten te belo
ven en daar hij begrijpt, met hoeveel ambitie
ze geaccepteerd worden, hoe zeer hij er dus
een dienst mee kan bewijzen, onttrekt hij zich
niet aan dien plicht.
Doch ik wil maar zeggen: Waar gij ook
komt, loopt ge tegen ansichten aan. De tafels in
de postkantoren zitten in dit drukke deel van
’t reisseizoen vol met menschen, die stapels
kaarten van adressen voorzien. Op straat
wordt ge, vooral in de buurt van ’t Centraal
station, meer dan eens aangesproken door
menschen, die kaarten verkoopen. Op de
drukste punten staan handige kooplieden, die
u met zeer veel flux de bouche minstens der
tig ansichten voor één simpel duppie aanlijmen;
ze praten als Brugman en lokken gemakkelijk
een aantal menschen om hun kar en terwijl ge
naar hun handig geratel staat te luisteren,
bemerkt ge niet eens, dat ze intussehen alle
kanten uitkijken of er ook politie in aantocht
is. Want de agent heeft hen al eens tot door
rijden aangemaand en ze loopen, ondanks hun
handigheid en welbespraaktheid, kans om «op
de bon* te komen.
Op de bon! Ha, nu raak ik al heelemaal in
de ansichten verdwaald. Tal van winkels eta-
leeren natuurlijk van die kaarten, waarbij er
heel mooie zijn. Zelfs gevoel ik, die in m’n
vorigen brief op dat gesol met Volendam-
mers en Markers afgaf, me weer verplicht ook
de ansichten met die typische oermenschen
moei te vinden. Ze worden nog steeds in
grooten getale verkocht. En zelfs Chretienni
met z’n Louisette, dat onmisbaar tweetal van
Frits van Haarlem (die sedert 14 Aug. weer
in Carré verschenen is), dansen op de planken
in Volendammer costuum.
HOOFDSTEK XVI.
26). Vervolg.)
Daar stond hij voor haar, dien zij had willen ont
vluchten.
«Heb ik u doen schrikken, juffrouw?* vroeg hij la
chend, terwijl hij beleefd den hoed voor haar afnam.
«Dan vraag ik wel verschooning.*
«Laat mij met rustbeet Greta hem toornig toe, en
zij wilde ontvluchten.
«Maar luister dan toch eens één enkele maal naar
mij, juffrouw Hij zei dat zoo smeekend, dat zij wei
felend bleef staan en hem aankeek.
«Wat wilt u van mij vroeg zij op zacht verwijten
den toon. «Waarom vervolgt gij mij bij elke schrede,
die ik doe
«Maar, juffrouw ik vervolg u volstrekt niet. Een
toeval, een goedgunstig toeval brengt ons telkens weer
samen, en zoo heb ik toch wel een weinig recht, als
ik u verzoek, mij eenige oogenblikkeu gehoor te schen
ken
Nu lachte hij weer zoo schelmachtig, en toch klonk
zijn stem week en smeekend. Zij was een dwaas
meisje, dat zij zoo bang voor hem was en voor hem
vluchtte. Toen ze daaraan dacht, vloog een glimlach
over haar gelaat. Wat moest hij wel van haar den-
en getrokken
wordt over de sluis, die bij de Reestraat over
de Prinsengracht leidt. Van de sluizen, (in
Friesland zegt men, meen ik, tegen die steenen
bruggen: pijpen), heb iku meer dan eens ge
sproken. Er zijn er meerdere tientallen en ze
behooren tot ’tgeen onze stad haar eigenaar
digs geeft. Zoodat de voorstander van oud-
Amsterdam zal ijveren voor behoud van die
lastposten. Want lastposten zijn 't, afbeulers
van paarden en menschen en duur in de por-
temonnaie. Hebt ge er wel eens op gelet, als
ge platen zaagt van heel-oud-Amsterdam, dus
uit den glorietijd, hoe toen zeer veel gesleept
werd. Heuschelijk gesleept! Nu is zoo’n slee-
perij gemakkelijk, als ’t in den winter gesneeuwd
heeft, maar anders is ’t zwaar werk voor de
paarden en alleen aan te bevelen voor vrach
ten die voorzichtig moeten behandeld en niet
gemakkelijk hoog op een wagen geladen kun
nen worden. Ge weet, dat men er oudtijds
ook smeerlappen en met zeep enz. besmeerde
Nu dan, als ge die uitstallingen in de win
kels gezien hebt, kondt ge opmerken, dat er
dezen zomer weer nieuwe ansichten met typisch
Amsterdamsch straatleven* in den handel
gebracht zijn. Natuurlijk ook een Volendam
mer vischboer «Oorne Kris van Volendam.*
De meeste dier kaarten hebben geen decla
ratie noodig, doch misschien zal een enkele u
niet terstond duidelijk zijn.
Op een dier ansichten ziet ge een aapjes-
koetsier, zittende op de bok van z’n vehikel en
staande gehouden door een agent, ’t «Vrachtje*,
dat hij rijdt, zit nieuwsgierig te kijken en er
staat onder ’t plaatje te lezen: Op de bon! De
agent heeft z’n boekje te voorschijn gehaald,
dat er uitziet als een dokters receptenboekje.
Nu begrijpt ge ’t al gauw. Ik weet niet of
de snorder z’n lichies vergat aan te steken, op
verboden terrein of met te groote snelheid
rijdt, maar in elk geval, de agent schrijft z’n
naam en ’t nummer van ’t rijtuig op en maakt
verbaal.
Een andere ansicht geeft te lezen: Naar de
baajes! Ge begrijpt ’t spoedig, als ik u zeg,
dat die wagen een gevangenisrijtuig is en
rijksveldwachters en agenten bezig zijn iemand
in dat rijtuig te stoppen ten einde hem eeni-
gen tijd gratis logies te geven in een rijks-
hotel.
Op een ander ansicht leest ge:
Kargadoor bij de Reestraat!
Ge ziet een kar, die geduwd i
dunne plankjes voor gebruikte, om zoo’n sleep
gemakkelijker over de straatsteenen te doen
glijden.
Tusschen haakjes gezegd, van die smeerlap
pen in werkelijken zin is ’t bekende «smeer
lap* afkomstig, waarmee uit minhoffelijken
mond wel eens iemands prestige op laag peil,
beneden nul, gebracht wordt.
Maar tegenwoordig ziet men dat sleepen
haast niet meer; ’t is te ongemakkelijk. In
dien beroemden tijd van Holland’s glorie, toen
men overigens hield van
was men dus, wat sleepen
treft, verre van praktisch.
Gelukkig zijn er thans heel wat van die slui
zen verbeterd, zoowel voor tram- als ander
verkeer en, zooals ik reeds meldde, is men
thans weer bezig, een paar van die beroemde
lastposten (over den Singel en de Heerengracht,
bij de Oude Spiegelstraat) af te breken en te
verbeteren.
Jammer, zal alweer de minnaar van oud-
Amsterdam zeggen; maar de duizenden, die
elke week uit de buurt van Kinkerstraat en
Elandsgracht naar de binnenstad moetenen die
thans liever een omweg door de Gasthuismolen-
steeg maken, dan aldoor die twee vervelende
sluizen te moeten op- en afklauteren, en de
honderden voerlieden, die er over moeten, ze
zullen allen zeggen: Dat is goed gedaan van
Burg, en Weth.
Doch ik dwaal af en moet Kikkie den Kar
gadoor aan u voorstellen. Doch eerst nog een
explicatie. Als ge in havensteden bekend zijt,
weet ge wat cargadoors zijn. Ik zal u maar geen
namen uit Rotterdam of Amsterdam noemen
en misschien zijt ge wel eens te Harlingen op
dat woord gevallen. Cargadoors, ’t woord
wijst het reeds aan, zorgen voor lossing en
lading van zeeschepen, en wat daar verder bij
te pas komt. Om ’t kort te zeggen: Ze zorgen
voor ’t goederenvervoer. In onze groote haven
steden zijn er reuzenfirma’s onder, die verschei
dene tientallen klerken employeeren en per
week voor soms millioenen guldens behan
delen.
Op ons plaatje «Amsterdamsch straatleven*
is dus ’t woord Kargadoor zeer ironisch ge
bruikt. Vergelijk onze Kikkie, die reeds jaren
lang op de genoemde brug bij de Reestraat
op den uitkijk staat of er ook een vrachtkar
over de sluis moet, eens met een firma als
bijv. Wm. Müller Co.
Adeltrots ei Misdaad.
5
cou