Ï««R S'il.Lk ES OISnEKEK.
HEWS- ES ADVERTE5T1EBLAB
AlBltmtS 6B MisM.
No. 70e
Woensdag 31 Augustus 1310.
63e Jaargang.
1
Uitgever: B, FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uit de Raadszaal.
Feuilleton.
671.53
624.16’
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
VERGADERING van den Raad der Ge
meente Wymbritseradeef op Zaterdag,
den 27 Augustus 1910, ’s voormiddags
101/a uur.
Tegenwoordig zijn 13 leden; afwezig met kennisge
ving de heeren A. F. de Boer en A. H. Tromp.
Voorzitter de heer H. M. Tromp, Burgemeester.
Secretaris de heer J. Poppinga.
Na opening der vergadering door den Voorzitter,
wordt het gebed door den Secretaris uitgesproken.
’t Doet den Voorzitter genoegen den heer Kooistra,
na een hem overkomen ernstig lichamelijk ongeval,
hier terug te zien en feliciteert hem met zijn herstel.
Punten van behandeling:
1 Notulen van den 23 Juli j l.
Na lezing door den Secretaris, worden deze notulen
onveranderd vastgesteld.
2 Ingekomen stukken en mededeeling en.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
a Een schrijven van Mej. Popkje Nijenhuis, hoofd
der bewaarschool te Menaldum en benoemd tot hoofd
der Nutsfröbelschool te Woudeend, houdende mede-
deeling dat zij, onder dankbetuiging, hare benoeming
tot onderwijzeres in de nuttige handwerken aan de o.l.
school te Woudeend, aanneemt;
b Een idem van A. Hofstra te Sneek, waarbij hij
zijne benoeming tot onderwijzer aan de o. 1. school te
Woudsend, aanneemt;
c Een resolutie van Ged. Staten, houdende goed
keuring van het raadsbesluit van 23 Juli, tot recht-
streeksche betaling van eenige posten uit den post
voor onvoorziene uitgaven der begrooting, dienst 1910;
d Een idem, waarbij wordt goedgekeurd het kohier
van schoolgeld over het 2e kwartaal 1910;
e Eene mededeeling van den Commissaris der Ko
ningin in deze provincie, dat door hem voor den tijd
van 5 jaar en met ingang van 1 September a. s. is
benoemd tot Secretaris der Gezondheidscommissie met
den zetel Sneek, de heer mr. dr. P. C. Andreae, ad-
vocaat-procureur te Sneek;
f Een resolutie van Ged. Staten, houdende mede
deeling, dat de reclame tegen zijn aanslag inden hoof-
delijken omslag, van W. Cnossen Sr. te Gauw, in hoo-
ger beroep door hun college is toegewezen
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten vo
rengenoemde ingekomen stukken allen voor kennisge
ving aan te nemen.
g Een adres met bijlagen van het bestuur der Ver-
eeniging van Nederlandsche loodwitfabrikanten, geves
tigd te Rotterdam, verzoekende bij eventueele aanbe
stedingen van verfwerk de in de stukken uitgedrukte
meeningen omtrent het loodwitvraagstuk wel in over
weging te willen nemen.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten hierop
bij gelegenheid te letten.
h Een adres van de wegwerkers in deze gemeente,
verhooging van jaarwedde verzoekende;
Zal worden behandeld in de volgende vergadering,
tegelijk met de begrooting voor 1911.
i Mededeeling van Burg, en Weth., dat door hun
vast te stellen als volgt
Armvoogdij
Oppenhuizen c.a.
Hommerts c.a.
Woudsend c.a.
Heeg
Ondega c.a.
Westhem c.a.
Oosthem c.a.
Nijland
IJsbrechtum c.a.
Scharnegoutum c.a.
Zonder discussie
conform de conclusie
6 Vaststelling der begrooting
ieder een ander schiphuis in het vaarwater »het Ges«,
terwijl het onderhoud van de te maken dam met
duiker etc. voor rekening der gemeente blijft.
Bovendien wil de heer Atsma, indien door zijn huur
der Doting schadevergoeding wordt geëischt, dit door
de gemeente wordt betaald.
Omtrent deze eischen is het advies van den ge-
meente-opzichter gevraagd en deze rapporteert na een
door hem ingesteld onderzoek o.m., dat adr. inderdaad
ongerief zullen ondervinden bij aan- en afvoer van
landbouwproducten, en daarom tegen het gratis ge
bruik van de te maken opslagplaats z.i. geen bezwaar
bestaat; dat het onderhoud door de gemeente van de
aan te leggen schutdam met pomp billijk is en het
maken van een schiphuis, te plaatsen in een perceel
land van adr., zou kunnen worden toegestaan. Het
bezwaar dat de huurder Doting schadevergoeding
wenscht, zou kunnen worden ondervangen door de
brug weg te ruimen na 12 Mei 1911, als wanneer de
huurovereenkomst tus,chen Doting en Atsma eindigt.
En eindelijk zou hij de schadeloosstelling voor Atsma
op f700 en voor Keulen op f 500 bepaald willen zien,
wat naar hem voorkomt voldoende is.
Burg, en Weth. kunnen zich met dit advies ver-
eenigeri en stellen voor de aangeboden suppletoire
staat van waterstaatswerken voorloopig vast te stellen
en na 12 Mei 1911 tot wegruiming der brug over te
gaan; aan de adr. Atsma en Keulen resp. f 700 en
f 500 schadeloosstelling toe te staan en de overige
eischen van deze adr., overeenkomstig het rapport van
den gemeente-opzichter in te willigen.
De kosten van een en ander zullen in totaal f 1900 in
eens vorderen, wat voordeeliger is dan de brug te be
houden.
De heer Jorritsma is van meening dat de schade
loosstelling, die adr. vragen, niet te hoog is; zoo zal
o. a. de koemelkerij van Atsma, zeker wel 25 jaar als
zoodanig gebruikt, waardeloos worden; met het overige
van het voorstel kan hij zich wel vereenigen. Wegens
nauwe familiebetrekking wil spreker er echter liever
niet verder over spreken.
De Voorzitter verzoekt om deze reden den heer Jor
ritsma zich van stemming te onthouden.
Op een vraag van den heer Van der Leij of de eige
naren ook bewijs hebben dat de opvaart aan hen be
hoort, antwoordt de Voorzitter, dat het water bij het
kadaster ten name der gemeente staat; het bewijs is
echter niet zeer sterk; wegen en vaarten zijn onbelast
bij het instellen van het kadaster was het te doen
om te komen tot een betere regeling der grondbelas
ting en niet zoozeer om de eigenaren van onbelaste
vaarten en wegen aan te geven.
In het onder werpelijke geval gaat het ook niet om
het bezit nakar om het ongerief, dat adr. zullen onder
vinden.
De heer Wesselius vindt het moeilijk uit te maken
of de voorgestelde schadeloosstelling juist is; toch
meent hij er op te moeten wijzen, dat er geen vol
doende rekening mee gehouden is dat de koemelkerij
van Atsma waardeloos wordt.
De Voorzitter merkt op, dat bedoelde koemelkerij
vroeger als boerderij gebruikt werd, doch hiervoor
destijds een nieuwe huizinge is gesticht, waarop de
koemelkerij zonder land is verkocht. Door het huren
van los land kan er nu het koemelkersbedrijf in uit-
terwijl ze haar handen krampachtig gevouwen hield.
«Wat is er gebeurd, Gerda ik bid je, zeg het me.*
«Beloof me op je woord van eer, dat je me naar
waarheid zult antwoorden
«Heb ik je dan ooit onwaarheid verteld
«Neen maar misschien hebt ge mij de waarheid ver
zwegen
«Gerda
«Antwoord me Hoe heette je vader
Eduard deinsde terug het noodlottige oogenblik
was gekomen. Hij dacht aan de waarschuwing van
zijn moeder, en antwoordde ernstig: «Vraag dit niet,
Gerda Deze waarheid heeft geen waarde voor je.«
«Dan wil ik je den naam van je vader noemen
Het was Eduard von Altenbrak, mijns vaders broeder.*
«Weet ge
«Ik vermoedde het,« fluisterde zij. Toen greep zij
onstuiming zijn hand en sprak met bevende stem «Nu
ik zekerheid heb, rustop mij de plicht om te handelen.*
«Gerda, wat wilt ge doen Gerda, laten wij het
verledene vergeten wat beteekent een naam Wij
weten immers niet, wie de schuld draagt van wat er
gebeurd is. Ik wil niemand aanklagen, ge moogt niet
gaan denken, dat ik je erfdeel voor mij zelven begeer.*
«Zwijg, Eduard,* sprak Gerda von Altenbrak met ver
heffing van stem. «Ik acht en bemin je te veel, om
zoo iets van je te kunnen denken. Maar wij zijn voor
eeuwig gescheiden, als die schuld niet wordt goedge
maakt, als aan jou en je moeder geen recht wordt ge
daan.*
«Gerda, spreek zoo niet 1 Wij verlangen niets
ik begeer niets dan uwe liefde.*
«Ik zal je eeuwig liefhebben Maar ik zal je niet
wederzien, totdat aan jou en je moeder volledig recht
is wedervaren.*
«En je vader dan Wordt vervolgd.
«Wat heeft Gerda met die werkstaking uit te staan?
Het is de taak der beambten, de oneenigheden uit den
weg te ruimen*.
«Natuurlijk; maar een deel der beambten staat aan
de zijde der arbeiders, en het andere deel bestaat uit
onwillig’en, die den baron bediiegen, waar zij slechts
kunnen. Er zijn reeds ernstige ongeregeldheden voor
gekomen; hoe licht kunnen die naar Altenhrak over
slaan, en dan staat Gerda zonder bescherming tegen
over de oproerige arbeiders*.
«Ik begrijp de woede van die menschen niet*.
«Die is toch zeer begrijpelijk, als men denkt aan de
uitzuigerij, waaraan zij blootstonden, zoowel van de
zijde der bedriegelijke beambten als van de eigenaren
der fabriek*.
«Maar de baron moet toch een goedaardig mensch
zijn, die gaarne met volle handen weggeeft*.
«Hij heeft er ook geen schuld aan, maar zijn vrouw*.
Margherita liet het hoofd op de borst zinken. Zij
dacht aan het uur, toen zij de trotsche Rogalla von
Altenbrak voor de eerste en laatste maal gezien had.
Die ontmoeting stond haar nu weer zoo duidelijk voor
den geest, alsof ze gisteren had plaats gehad.
Reeds toen had een blik op dat gelaat en die koele
oogen haar doen zien, dat het hart dier vrouw geen
medelijden of erbarming met vreemde menschen kende.
Als doelloos had zij den strijd tegen die vrouw opge
geven; want zij begreep, dat haar tegenstandster geen
middel ongebruikt zou laten om de overwinning te
behalen, al moest dat middel ook een misdaad zijn.
Het was vreemd: het gevoel van haat tegen Ro
galla von Altenbrak kon zij niet overwinnen, terwijl
zij voor baron Willy een gevoel koesterde, dat bijna
medelijden mocht heeten. Zij had Willy von Alten
brak vergiffenis geschonken, omdat zij wist, dat hij
onder den invloed van zijne vrouw handelde, toen hij
HOOFDSTUK XVIII.
28). Vervolg.)
Gedreven door haar gevoel van sympathie voor Edu-
ard’s moeder had Gerda eenige dagen later een bezoek
aan mevrouw Montelli gebracht. Zij waren elkander
bijzonder goed bevallen. Voortaan was Gerda bijna
eiken dag gekomen om met mevrouw Montelli gezellig
te praten. Sedert eenige dagen was zij weggebleven;
een brief meldde Eduard’s moeder, dat Gerda niet
kon komen, omdat haar vader ernstig ziek was ge
worden.
Onder de noodzakelijkheid, die bezoeken te Neurode
na te laten, leed Gerda evenzeer als Eduard. Want
sedert zij elkaar hunne liefde bekend hadd'-m, hield
Gerda het niet voor waardig, naar de bekende plekjes
in het bosch te gaan, zij ontmoette nu haar geliefde
alleen ten huize zijner moeder. Maar de teedere blik
van haar oogen, haar warme handdruk bij het komen
en gaan, zeiden Eduard duidelijk genoeg, dat de liefde
in haar hart niet was uitgebluscht.
»U hebt gelijk, moeder*, zei Eduard na een poos.
«Gerda zal nu geen tijd hebben om ons te komen op
zoeken. Ik zou haar echter in deze moeielijke dagen
zoo gaarne met raad en daad bijstaan. De ziekte van
haar vader is zeker niet de eenige zorg, die haar drukt;
ook de dreigende toestand op Neuenbrak drukt haar.
Er is daar een werkstaking uitgebroken*.
f 1132.55 f 1132.55
554 79
2000.78’ 2000.78’
1256.89s 1256.89’
542.58s
1531.63s 1790.73
853.71s
1405.40
884.16
1504.80
en
van
alle familiebetrekkingen met haar, de burgerlijke Mar
gherita Montelli, verloochend had.
Een lange poos zaten moeder en zoon zwijgend bij
elkaar. Eindelijk stond Eduard op.
«Het is mooi weer,* zeide hij, «ik ga nog een kleine
wandeling doen. Bij het avondeten ben ik terug.*
Hij reikte zijn moeder de hand en ging heen. On
willekeurig richttp hij zijn schreden naar de plek, waar
hjj Gerda allereerst ontmoet had. Het was of hij een
voorgevoel had, dat hij haar daar zou aantreffen. Met
geweld werd hij daarheen getrokken, en zijn hart jubel
de van vreugde toen het vroolijk geblaf van Gerda’s
hond hem begroette.
Gerda had, tegen een boom geleund, gezeten en in
droeve gedachten voor zich heen gestaard. Nu ver
helderde haar gelaatzij ging hem tegemoet en stak
hem béide handen toe, waarop Eduard een vurigen
kus drukte.
«Wat heb ik je in langen tijd niet gezien, Gerda
«Ik kon niet komen ik moest bij mijn zieken vader
blijven, Eduard. Maar vandaag kon ik het niet langer
uithouden ik moest naar buiten, in de frissche lucht
van het bosch, naar deze plek, waar ik je de eerste
maal gezien heb. Mijn stille hoop is weer vervuld
ik zie je weder, ach, misschien voor de laatste maal
«Wat praat ge zoo, lieveling riep Eduard ontroerd.
«Mijn vader neemt toe in beterschap ik moet met
hem naar het Zuiden,* zei Gerda «maar vóórdat ik
afscheid van je neem, Eduard, moet ge mij een vraag
beantwoorden, waarvan ons beider lot afhangt.*
Verbaasd keek Eduard zijn geliefde in het bleeke ge
laat. Zij deed zoo vreemd, als hij nog nooit gezien
had, zoo ernstig was ze, zoo bleek. Ze scheen op het
punt, in tranen uit te barsten, en haar stem beefde van
aandoening. Zij stond als het beeld der vertwijfeling voor
hem haar oogen zwierven onbestemd en schuw rond,
geoefend worden; ook meent spr. dat Atsma al eens
plan heeft gehad de koemelkerij op te heffen; met
deze kwestie is echter eenigszins rekening gehouden.
Hierop wordt het voorstel van Burg, en Weth.
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
5 Rapport der commissie voor de armenzaken nopens
het onderzoek der armvoogdijrelceningen over het eerste
halfjaar 1910.
De commissie, bestaande uit de heeren Hokwerda,
Kooistra en Jorritsma, heeft de verschillende rekenin
gen onderzocht en daarbij heeft enkel de rekening van
de armvoogdij te Gaastmeer aanleiding gegeven tot
hst maken van een aanmerking, omdat de jaarwedde
van den boekhouder over het volle jaar inplaats van
over het eerste halfjaar is uitgetrokken.
De commissie stelt dan ook voor deze rekening ter
verbetering terug te zenden en de overige rekeningen
Inkomsten: Uitgaven: Vóór- of Nadee-
lig saldo
Nihil.
f 116.74
Nihil.
Nihil.
f 81.58
259.09’
227.72
Nihil.
625.99s
1405.40
579.71 f304.45
1504.80s Nihil.
hoofdelijke Stemming wordt
het rapport besloten.
j over het 2e halfjaar
1910 van het algemeen armbestuur.
De Voorzitter zegt dat deze begrooting nog niet ge
heel gereed ie, waarom de behandeling van dit punt
wel tot de volgende vergadering moet worden aange
houden.
Nog wenscht spr. een nieuw punt aan de agenda toe
te voegen en dadelijk af te doen, en wel
Benoeming van leden der Commissie voor Armen
zaken.
De aftredende leden, de heeren Hokwerda, Kooistra
en Jorritsma worden allen herbenoemd resp. met 11,
11 en 12 stemmen.
Op de heeren Van der Leij, Miedema, Hettinga,
Wesselius en Visser was ieder 1 stem uitgebracht.
7 Aanbieding der gemeentebegrooting dienst 1911.
Deze begrooting, door Burg, en Weth. opgemaakt in
ontvangsten en uitgaven tot een bedrag vanf 154,475,11,
wordt ingevolge de bepalingen der Gemeentewet, den
Raad aangeboden.
De Voorzitter zegt dat deze begrooting is opgemaakt
naar een nieuw model, waardoor het oude materieel
niet meer gebruikt kon worden en de afschriften voor
de leden nog niet gereed zijn; men hoopt echter spoe
dig aan de leden, evenals vorige jaren, een exemplaar
in afschrift *e kunnen uitreiken.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten de
begrooting ter onderzoek te stellen in handen eener
commissie, waartoe de Voorzitter, met goedvinden der
vergadering, tot leden aanwijstde heeren A. H. Tromp,
Wesselius en Hettinga.
Het rapport wordt gaarne in het laatst van Septem
ber of begin October ingewacht.
gemeenterekening over 1909 met de daarbij behoorende
bescheiden heeft nagezien en dat het onderzoek geen
aanleiding heeft gegeven tot op- of aanmerkingen,
waarom zij adviseert bedoelde rekening, bedragende in
f 171,179 02»
- 162,401.43
f 8,777.59’
dankbetuiging aan
Burg, ern Weth. voor het zuinig en welgevoerd beheer
en aan
nistratie.
Buiten medewerking van
wordt met algemeene stemmen
besloten.
heeren Ged.
college tot 3e beambte ter secretarie is benoemd de heer
Tj. Krol te Purmerend.
Wordt voor Kennisgeving aangenomen.
3 Rapport van de commissie omtrent het onderzoek
der gemeenterekeningdienst 1909.
De commissie, bestaande uit de heeren A. H. Tromp,
D. Hokwerda en T. Reitsma, wijst er in haar rapport
op, dat zij, ingevolge de haar gegeven opdracht, de
«ClAA 1 Jl 1 1 I- -3 -J
bescheiden heeft nagezien en dat het onderzoek geen
advisee°rt°bedoelde rekening, bedragende in
Ontvangsten
Uitgaven
en dus met een batig saldo van
voorloopig vast te stellen, onder
den gemeente-ontvanger voor zijne nette admi-
u heeren Wethouders, die
zich, volgens de Gemeentewet, in dezen van stemming
moeten onthouden, v
conform de conclusie van het rapport
De rekening zal ter goedkeuring aan
Staten worden toegezonden.
4 Behandeling van den suppletoiren staat van wa
terstaatswerken met het daartegen ingediend bezwaar-
schtift.
De Voorzitter herinnert dat dit punt ook reeds in de
vorige vergadering ter tafel is geweest en toen na
uitvoerige bespreking werd besloten, de verdere be
handeling aan te houden en inmiddels door dén ge-
meente-opzichter ’n onderzoek te laten instellen omtrent
de ingediende bezwaarschriften van de heeren W. G.
Atsma, veehouder te Oppenhuizen, en J. J- Keulen
aldaar, eigenaren van de vastigheden, in Puur bij A.
Doting en H. P. van der Velde.
Deze vastigheden zijn gelegen aan de oostzijde van
de houten draaibrug in den grindweg van Sneek naar
Oppenhuizen (de eerste brug nabij dit dorp); Burg,
en Weth. wenschen bedoelde brug te amoveeren en te
vervangen door een duiker en aldaar dan een opslag
plaats met walbeschoeiïng te maken.
De heeren Atsma en Keulen hebben hiertegen be
zwaarschriften ingediend, waarin zij er op wijzen dat
hunne vastigheden nu langs de bestaande opvaart een
uitweg hebben, waarop vroeger, bij het aanleggen van
den grindweg, ter dege is gelet door het maken van
de thans bestaande draaibrug. Zij zullen bij amovee-
ring van de brug en het ter plaatse maken van een
dam met duiker in hunne eigendomsrechten benadeeld
worden, terwijl hun dan tevens de gelegenheid beno
men is om per vaartuig landbouwproducten, mest enz.
langs de opvaart aan- en af te voeren. Niet alleen
zullen dan hunne huizen, maar ook hunne landerijen
in waarde verminderen, -hunne schiphuizen waardeloos
zijn enz., maar bovendien zullen zich nog tal van be
zwaren voordoen, waardoor zij veel ongerief zullen
ondervinden.
De Voorzitter zegt dat deze adr. bij nadere bespre
king bereid waren de amotie der brug etc. toe te staan
indien zij ieder eene schadeloosstelling van f 800 ont
vangen; verder wenschen zij o.a. het vrije gebruik van
een door de gemeente te maken opslagplaats en voor
I