NIEUWS- RJ AUTOWBLl»
Fm SMIS 13 OWMH
BLOOKER’s
DAALDERS
CACAO;
*4
No. 74.
Woensdag 14 September 1910.
65e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
Amsterdamsche Brieven.
de be-
-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 8 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
heb ik de sporen van de misdaad ontdekt. Te Frati,
een dorpje in het gebergte bij Palermo, zijn mijn ouders
getrouwd. Kort na mijn vaders dood is daar het re
gister verdwenen waarin de podesta de voltrokken
huwelijken moest inschrijven. Niemand weet waar
dit register gebleven is. Dit ^alt juist samen met den
tijd, dat een Duitscher in Frati vertoefde, dien niemand
kende, maar die veel omgang had met den podesta.
Na het vertrek van den Duitscher was het boek verdwe
nen. De podesta vertrok als landverhuizer naar
Amerika. Deze sporen zal ik volgen, al voeren zij
mij naar het einde der aarde. Als ik u dan
wijzen breng, dat gij reeds lang in het onrechtmatig
bezit van Altenbrak zijt geweest, dan hoop ik, dat gij
m j de genoegdoening niet zult weigeren die ik vorder.*
Eduard maakte zich gereed tot vertrekken, doen
Harry hield hem terug.
«Halt, mijnheer,* sprak de jonge officier, «hoor nu
ook een laatste woord van mij. Gij zijt in uw recht,
als gij op mij verstoord zijt, dat moet ik erkennen.
Maar gij hebt niet het recht, mij voor een eerlooze
te houden, die zich onrechtvaardig verkregen goed
toeeigent. Als hier een onrechtvaardige daad van onzen
kant, dus door mijn ouders, is gepleegd, dan kan dit
alleen gebeurd zijn zonder opzet en ik geef u mijn
woord van eer, dat ik het gepleegde onrecht zal goed
maken 1 Gij hebt mij voor lichtzinnig gehouden, mis
schien terecht, maar het gevoel voor de eer van mijn
naam heb ik niet verloren, en ik zal niet dulden, dat
op dien naam een vlek blijft kleven. Vborloopig moet
ik nog aannemen, dat alles op een dwaling berust, Ik
zal echter zelf mijn vader daarnaar vragen ik zelf zal
van mijn vader eischen de eer en de vlekkeloosheid van
onzen naam te herstellen, als door die dwaling een
onrechtvaardigheid is begaan. Wilt gij wachten mijn-
Zooals ge weet, hebben onze drie grootste
steden elk 45 raadsleden. Een respectabel
aantal, zult ge zeggen. En toch is dat getal nog
soms niet eens voldoende, om daaruit geschik
te wethouders te kiezen. Ge weet ’t ook, de
tijd is lang voorbij, dat 't burgemeesterschap
uitsluitend een eerebaantje was, waartoe ge
woonlijk een gewichtig man (gewichtig vaak
door stand en geld,) uit of buiten de gemeen
te werd uitverkoren, fa, in kleine gemeenten
hoort men Jan publiek nog wel eens beweren:
O, onze secretaris is met alle wetten op de hoog
te; die kan den burgemeester wel voorlichten.
Maar ook voor kleinere gemeenten is die tijd
voorbij. Er is thans zooveel te weten om behoor
lijk aan ’t hoofd eener gemeente te staan en dus
een gemeente te besturen en den Raad te leiden,
dat, als ’t allemaal op de kennis van den ge-
meente-secretaris aan zou moeten komen, deze
en niet de burgervader-zelf de eigenlijke bur
gemeester zou zijn. En dat zou toch een ver
keerde toestand zijn. Ge zult zeggen: O, de
secretaris weet ook niet altijd al wat hij weten
moet. Daar hebt ge ’t onlangs in de cou
ranten vermelde geval van een Friesche platte
landsgemeente, (ik meen Ferwerderadeel,) waar
ik u als valsche erfgenamen uit het slot Altenbrak
laat verwijderen door den sterken arm van het gerecht
en ik in uwe plaats treed. Mijn vader was de ritmees
ter Eduard von Altenbrak, die den 16en Augustus in
den slag bij Mars-la-Tour den heldendood stierf.*
Eduard sprak met zooveel ernst en overtuiging, dat
Harry hem getroffen en eveneens ernstig aankeek. Hij
herinnerde zich nu de verhalen, die hij over het leven
van zijn overleden oom gehoord had, ja hij herin
nerde zich nu ook dat zijn oom in Italië in het geheim
een huwelijk had aangegaan. Wie hem dit had ver
teld, wist hij niet meer. Waarschijnlijk een van de
oudere dienstboden, die reeds ten tijde van den Fransch-
Duitschen oorlog bij zijn ouders dienden. Hij zweeg
een poos hij was een weinig bekomen en zeide, nu
echter zonder spot»Eén omstandigheid doet mij ver
wonderd staan, mijnheer namelijk, dat ge uw aanspra
ken niet eerder hebt doen gelden.*
»Met het oog op mijn moeder en op uw familie heb
ik gezwegen, maar nu laat ik alle bedenkingen varen.
Van heden af neem ik den naam aan van mijn vader.*
Harry beet zich op de lippen. «Wat zegt ge daar
Hebt ge gezwegen met het oog op mijn familie
»Ook dat zal ik u verklaren. Het was uw vader,
die de papieren in bewaring had, welke het bewijs le
verden van het huwelijk, dat mijn vader, de erfgenaam
van Altenbrak, in het geheim op Sicilië had gesloten.
Die papieren werden hem door zijn broeder toever
trouwd. Mijn moeder moest zich tot hem wenden, als
mijn vader in den strijd mocht vallen. En toen mijn
moeder tot hem kwam, ontkende hjj het bezit der pa
pieren en stiet haar uit zijn huis.*
Harry was zeer bleek geworden. «Gij spreekt daar
een zware beschuldiging uit,* zeide hij op doffen toon.
«Ik zal die beschuldiging door bewijzen staven. Reeds
Misschien
volgenden brief nog wel de
den Raad, de beslissingen
van Burg, en Weth. (want voor alle besluiten
is niet de Raad bevoegd), en noem ik nu een
tweede belangrijk punt van de agenda.
Ik bedoel het voorstel van-den heer Z. Gul
den, ontslagen gemeente-ambtenaar (ambt, ter
secretarie), lid van de Soc. Dem. Arb. Partij,
daarna gekozen tot lid van den Raad, sedert
ook architect. De heer Gulden had ’t danig
voorzien op de vergunninghouders en wilde
eenvoudig besloten hebben, ’t getal vergun
ningen in de hoofdstad terug te brengen op
duizend. Nog een heel getal, zult ge zeggen.
Zeker, maar Amsterdam is ook een heele stad.
En daar de vergunningswet nu eenmaal be
paalt, dat te Amsterdam ’t maximum-aantal
vergunningen één per 500 inwoners mag zijn,
zou ’t getal duizend een heele inkrimping be-
teekenen. Immers, Amsterdam heeft thans
al stevig over de 571 duizend inwoners. Ja,
we groeien tegenwoordig goed. Begin 1906
overschreden we reeds de 560 duizend, einde
1908 hadden we nog maar nauwelijks 565
duizend en thans bijna 572 duizend. Thans
zouden er dus mogen zijn, zonder dat de wet
er iets op af kan dingen, tweemaal 571 of
1142 vergunningen. Zegge dus: binnenkort
elfhonderd en vijftig vergunningen. En dat
getal te reduceeren tot duizend! Dus honderd
en vijftig drankzaken weg te maken, dat is
geen kleinigheid.
Professor Diepenhorst, het anti-rev. Raads
lid, verkreeg ’t eerst ’t woord om vóór aanne
ming van ’s heeren Guldens voorstel te spreken
heer, totdat ik u bericht geef Wilt gij mij vertrou
wen schenken? Nog heden vertrek ik naar Altenbrak.*
Eduard legde zijn rechterhand in de hand, die Harry
hem toestak, en zeide »Ik zal wachten, totdat ik
van u hoor.*
»Ik dank u. Voor zoover dit aan mij ligt, zal aan u
en uwe zuster volledige genoegdoening verschaft
worden.*
Een stevige handdruk bevestigde dit vreemdsoortig
bondgenootschap der twee jonge mannen.
HOOFDSTÜK XXI.
Het was of een donkere wolk boven het slot Alten
brak zweefde. Wel was de baron van het ziekbed
opgestaan, maar naar lichaam en ziel scheen zijn kracht
gebroken te zijn. Urenlang zat hij in zijn leuningstoel
warm toegedekt, en staarde wezenloos voor zich uit.
Hij scheen alle belangstelling en begrip van zijn om
geving verloren te hebben alleen als zijn dochter hem
naderde, begroette hij deze met een droefgeesligen
glimlach. Gerda was de eenige, die de zieke in zijn
nabijheid dulden kon. De barones was van nature een
slechte ziekenverpleegster zij bekommerde zich ook
niet veel om den zieke. Alle dagen vroeg zij een
paar keeren, hoe het hem gingoverigens liet zij de
verpleging over aan haar dochter, terwijl zij het beheer
der zaken in handen genomen had. Met haar scherp
zinnig verstand begreep zij wel, dat het zoo niet langer
gaan kon met groote omzichtigheid voerde zij bezui-
gingen in, helaas echter op verkeerde wjjze. Zoo had
zij bevolen, in de fabriek een groot deel der arbeiders
te ontslaan en aan de overblijvende het geringste loon
te betalen. Daardoor was op Altenbrak en op Neueu-
brak een groote beweging onder de arbeiders ontstaan;
zij hadden bij den directeur der fabriek en bij den
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
1 ons 18
pond 42%
1 pond 80
2 pond 150
VRAAQ,
in plaats van losse cacao
of poederchocolade,
BUSSEN
gij betaalt minder
en krijgt betere kwaliteit.
vierkante bussen van ons 10 ets.
nog nooit als zoodanig in functie kunnen tre
den. Maar dit is ook een unicum. Neen, men
mag met recht zeggen, 't baantje van raads
lid is geen sinecure meer. Neem de dagen
van de vorige week. Woensdagmiddag een
stevige zitting, Woensdagavond een dito, om
gevolgd te worden door een even zware zit
ting op Donderdagmiddag, die weer gevolgd
werd door Kijk, dat is om er moei
van te worden.
Er was dan ook heel wat te behandelen en
er waren groote nummers op ’t programma.
Natuurlijk in de allereerste plaats de oplossing
der kwestie in de Gemeente-Electriciteits-Wer
ken. Daarover hebben de bladen reeds zooveel
gemeld, dat ’t me eigenlijk niet lust er over
te schrijven. Ge weet, hoe ’t ongeveer ging.
In ’t voorjaar werd de onder-directeur der G.
E. W., dr. De Gelder, een zeer bekwaam inge
nieur, door Burg, en Weth. ontslagen; drie
maanden zou hij nog tractement ontvangen.
Burgemeester was toen niet jhr. dr. tnr. A.
Röell, mr. Van Leeuwen had reeds ontslag
gekregen en Wethouder Delprat, die thans
reeds eenige maanden z’n baantje er aan ge
geven heeft, was waarn. Burgemeester. Toen
kwam dr. De Gelder met een klacht tegen den
directeur der Gem. Elec. Werken. Een klacht,
die een zee van stof opwierp en in den Raad
weerklank vond. Een commissie van vijf raads
leden werd benoemd met uitgebreide vol
macht en ’t was juist mr. L. W. van Gigh, een
man, die om den dood niet ’t zaakje een eer-
ste-klas-begrafenis wilde bezorgen, welke tot
voorzitter der commissie werd gekozen. De
commissie vatte haar taak zeer serieus en zeer
uitvoerig op. Een rechter van instructie in
een éclatante zaak zou er een voorbeeld aan
kunnen nemen. Het rapport, dat uitgebracht
werd, besloeg ruim 800 folio-bladzijden. Een
aardig hapje voor heeren raadsleden (orn van
Burg, en Weth. maar niet eens te spreken!)
om zoo’n rapport, vermeerderd met nog meer
adressen van belanghebbende electriciteits-amb-
tenaren, met ingezonden stukken in de dag
bladen en recensies van de dagblad-redacties,
enz., door te werken. Voorzeker, wie dan z’n
lidmaatschap van den raad ernstig opneemt,
heeft geen sinecure aan z’n eerebaantje. Want
zoo iets lees je ook niet door als een aan
trekkelijk, aangrijpend, boeiend, meeslepend
romannetje, dat zelf prikkels genoeg bevat,
die tot doorlezen aansporen. Zoo iets lees je
HOOFDSTUK XX.
32). Vervolg.)
Eduard voelde zijn toorn opwellen, maar toch ant
woordde hij met kalmte «Toch niet geheel, baron
Daar ge niet van plan zijt, de belofte aan mijn zuster
te volbrengen, zult ge toch wel genoeg eergevoel be
zitten om mij genoegdoening te verschaffen voor het
snoode spel, dat ge met mijn zuster gedreven hebt.*
/Genoegdoening P* Harry’s gelaat nam een trotsche
uitdrukking aan hij geleek nu onaangenaam veel op
zijne moeder. «Dan behoor ik toch eerst te weten, of
ik u wegens uw stand
«Genoegdoening mag verschaffen, wilt ge zeggen,
luitenantviel Eduard in. »Nu, misschien wordt ge
wel daarvan overtuigd door hetgeen ik u te zeggen
heb. Ge kent mij slechts als Eduard Montelli, maar
mijn zuster en ik hebben in onze aderen even zulk
een voornaam bloed als gij, namelijk het bloed der
Altenbraks, wier eer door uwe handelwijze met voeten
is getreden.*
Harry staarde hem een oogenblik sprakeloos aan.
1 oen brak hij in een spottend gelach uit.
«Blijkbaar zijt u niet wel bij het hoofd.*
’Volstrekt niet,* antwoordde Eduard somber. «Gij
zult mij later zeker hoonen of om mij lachen, wanneer
’t secretarisbaantje nog al goed beloond mag
heeten (’k meen f 1500 of t 1600 salaris per
jaar,) en waar iemand tot secretaris benoemd
zou worden, die eerst nog in de leer moest
gaan. O, ’t zou best gaan, heette ’t; de secre-
tarie-ambtenaren waren ervaren genoeg en zou
den den secretaris wel op de hoogte brengen;
over eenige maanden zou de laatste zich wel
geheel zelf kunnen redden. Kijk, op die wijze
zou eigenlijk ’t secretarie-personeel de gemeen
te besturen en dat zou toch een toestand geven,
zooals volstrekt niet door den wetgever be
doeld is en zooals zeker ook niet in ’t belang
van de gemeente zou zijn, daar alsdan de bu
reaucratie al te veel gelegenheid zou hebben,
hoogtij te vieren.
Ik wil dus maar zeggen: tegenwoordig moet
een burgemeester klaar zijn voor zijn gewichtig
ambt.
Maar ook de wethouders. Een wethouder in
een groote stad is een soort minister, die een
bepaald gedeelte van de gemeentezaken be
heert en grootendeels met zijn verantwoorde
lijkheid, (geen wettelijke verantwoordelijkheid,
zooals die bij de rijksministers!) dekt.
En daar bij de verkiezingen en stemmingen
in de gemeente-districten ook wel op de be
kwaamheid der candidaten gelet wordt, maar
toch politieke en partijoverwegingen, gevoegd
bij toevallige gewildneid, den doorslag geven;
terwijl er in elk district bij een verkiezing
niet gedacht wordt: Menschén, denkt er om,
nu is er in den raad een man noodig, geschikt
voor dit of dat wethouderschap; terwijl boven
dien, al zou de voornaamste partij in een
district met opzet een daartoe geschikt man
in den raad brengen, daarmee nog niet ver
kregen is, dat de andere partijen er mee accoord
gaan en bovendien nog altijd de raad er is,
die kiezen moet, welke harer leden zij als
wethouder wil hebben en ook hierbij par
tijoverwegingen op den voorgrond treden;
kijk, om al die redenen is ’t vaak moeilijk
een goed college wethouders te krijgen.
Doch van raadsleden in ’t algemeen gespro
ken, ook zij hebben thans niet uitsluitend meer,
wat men een eerebaantje zou kunnen noemen.
In elk geval ’t is lang geen sinecure meer. Een
sinecure! dat schijnt in de laatste jaren wel te
zijn 't lidmaatschap onzer commissie voor de
statistieken. Ten minste, ons raadslid Vliegen
is al twee jaren lid van die commissie, werd
dezer dagen als zoodanig herkozen, en heeft
ook niet door in een after-diner-stemming,
want daarvoor is de aangeboden kost veel te
zwaar en te ingewikkeld, te samengesteld. Na
dat de dagbladen groote gedeelten, natuurlijk
de hoofdmomenten, uit 't rapport hadden over
genomen, begonnen de commentaren en de
ingezonden stukken en de adressen en de par
ticuliere discusseeringen. Voeg hierbij, dat de
commissie van vijf niet eensgezind haar be
sluiten genomen heeft om in het rapport den
Raad voor te stellen een viertal hoofd-ambte-
naren zóó en zóó te straffen. De heer Lam-
brechtsen was het niet in alles met de andere
heeren eens. Voeg hier nog bij, dat intusschen
de directeur der Gem. El. W., de heer Ressing,
reeds tijdens het klaar maken van het rapport
om verlof vroeg en dit verkreeg.
Doch laat ik hierover eindigen,
geef ik in een
eindbeslissing van
om
M
MfiMs Bi Misdaad.
99
99
M M