Ul.HIS- Eï AIIW1WBLAD
HOK 8JH EJ MSTHEHJ.
los fea&riMg
BLOOKERS
CACAO
DAALDERS
No. 94.
Woensdag 23 November 1910.
95e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
Amsterdamsche Brieven.
NEE
COURANT.
het gebouw,
rechts van den
KOFFIE is duurder geworden, doch
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
en
kon doordringen, had de oude heer Haberland zijn
vrouw en zijn zoontje een woning achtergelaten. Een
woning of liever gezegd een woninkje, want aan de
straatzijde had het huisje twee vensters boven en twee
venstertjes beneden, terwijl het achtergedeelte der
woning in een hoek uitliep die hoek vormde de keu
ken.
Na den dood van haar man begon juffrouw Haberland
een zaakje in kunstbloemen in de beneden-verdieping.
Kunstbloemen waren toentertijd zeer in de mode en
nog heden ten dage is het graf van den heer Haberland
Senior getooid met een schoonen krans van keurige
kunstbloemen, die ieder jaar wordt vernieuwd.
Maar in den loop der jaren ging de affaire in kunst
bloemen hoe langer hoe meer achteruit en toen Justje
zoo groot geworden was, dat hij zelf aan het verdienen
kon gaan, had het winkeltje geen reden van bestaan
meer de mode had gaar grillig aangezicht al jaren lang
van de kunstbloemen afgewend. Toen verhuurde juf
frouw Haberland den winkel aan een slager, die er
trouw ieder jaar honderd gulden huur voor betaalde.
Het overige gedeelte van het huis was spoedig ver
deeld één kamer op de eerste verdieping plus de keu
ken bewoonde juffrouw Haberland zelf, de tweede
verdieping bevatte de apartementen van Justje.
Een jaar na den dood van zijn vader ging Justje naar
school. Dat was een hard gelach voor moeder tlaber-
land maar het moest toch gebeuren. Bij de keuze van
een school liet de moeder zich voornamelijk leiden door
het idéé Justje zoo dicht mogelijk in haar nabijheid te
houden en zoo viel haar keus op de volksschool op
den hoek van het straatje. En toen Justje, drie jaar
later, zijn moeder bad en smeekte hem toch naar het
gymnasium te laten gaan, weigerde moeder het verzoek
van haar zoon, bewerende dat ’t haar dood zou zijn als
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
flinken waaier opliepen.
kroegjes hebben juist op dezen dag
voor die slokjesbazen de
van het jaar. Anders gaat
door van ’s morgens heel
uur toe. Ge begrijpt,
al heeft Royaards ook ditmaal met ’t oude
stuk succes, toch zal hij zich nog wel eens
bedenken, voor hij zich nog eens aan een
treurspel van Vondel waagt. Alleen bij zeer,
zeer groote opkomst kan er van een financieel
succes sprake zijn, omdat een voorstelling op
deze wijze zooveel kost. En dan, zooals we
reeds zeiden, de menschen van heden hebben
moeite thuis te zijn in zulk een Vondeliaansche
wereld.
Een der grootste attracties van onze stad
wordt nog weer geschikter gemaakt voor het
publiek. We bedoelen ’t Rijksmuseum, dat
zou groot is en toch nog te klein om alles te
bevatten. Vroeger was het museum steeds op
Maandag gesloten; dan werd er schoongemaakt.
Later is dit veranderd; alleen gedurende de
wintermaanden bleven des Maandags de deuren
gesloten, en wel van 1 Nov. tot 31 Maart.
Thans heeft de minister van Binnenlandsche
Zaken bepaald, dat ook die Maandag’en er af
zijn, zoodat nog enkel de Nieuwjaarsdag als
sluitingsdag blijft bestaan. Niet, dat men hier
op dien dag zooveel aan Bacchus offert, zoo
dat er vrees zou behoeven te bestaan, dat ’t
aangenaam verwarmde Rijksmuseum ’n rendez
vous zou kunnen worden voor een troep zat-
terikken, die er hun roes zouden gaan uitsla
pen. Och, ’t gaat hier als elders. Er wordt
nog veel gedronken op dien dag. Doch wat
een verandering bij vroeger, toen een goed
deel der Nederlanders het als veel heil en
zegen brengend beschouwden, als ze juist dien
dag een flinken waaier opliepen. Bovendien,
tal van 1
gesloten. Het is
eenigste vrije dag
het maar steeds
vroeg tot ’s nachts twee
dat deze vergunninghouders met dit Nieuwjaar-
sluiten wel heuschelijk de bedoeling hadden
van lastige dronkaards af te zijn, die kroeg in
kroeg uit zouden trekken om voor hun »veel
zegen* een paar gratis borrels op te loopen.
Dus om de dronkaards behoeft men op
Nieuwjaarsdag het museum niét gesloten te
houden. Vooreerst weten die lui wel, dat ze
er in beschonken toestand niet mogen komen.
Bij het binnenkomen wordt er reeds scherp
toegekeken en bovendien is er een heel per
soneel in de verschillende zalen en zaaltjes
aanwezig en dit let allereerst op ongewenscht
bezoek. Verder is er een politiepost in het
Justje iederen dag de halve stad door moest om naar
het gymnasium te komen. Justje vroeg niet verder,
Justje bad en smeekte niet meer maar bleef waar hij
was: op de lagere volksschool.
Moeder behoefde zich nu niet iederen dag angstig
te maken voor haar lieveling, als hij naar school ging.
Dit was het eerste groote verdriet dat zijn moeder
hem had aangedaan.
Toen hij zijn belijdenis gedaan had en de volksschool
ontgroeid was, kwam nog eenmaal voor de laatste
maal een energieke gedachte in Justus’ hoofd op.
Als knaap nl. bad hij bij een ouden vriend van zijn
vader vioolles gehad; hij wilde nu verder studeeren en
lid worden van een theater-orkest.
Toen moeder van die plannen hoorde, brak ze in
onbedaarlijk snikken uit; ze huilde, jammerde, steunde,
klaagde dagen achtereen. En in oogenblikken van
kalmeering hield zij Justus voor oogen, dat het theater
het begin was van onnoemelijk veel kwaad, dat ope
ra’s zwavelpoelen der hel gelijk waren, dat op de
planken alles was vol verleiding en zonde, zoodat
Justus ten slotte mee begon te huilen over tooneel -
jammerlijke slechtheid en hij onder tranen zijn moeder
om vergiffenis smeekte, dat zoo booze plannen in zijn
arm hoofd hadden rondgespookt.
Den volgenden morgen stond Justus Haberland in
zijn Zondagsoh pakje, de sluike haren glad gekamd,
het kale hoedje bedeesd in de zenuwachtige vingers,
in de directiekamer der firma J. J. Meier en Zonen
en werd hij door den heer Meier Senior, uit achting
voor den overleden Haberland Senior, als volontair
aangenomen. Met Nieuwjaar kreeg hij een gratificatie
van 20 gulden en Justus was over deze edelmoedig
heid der firma Meier even diep geroerd als zijn moeder.
Aan trouwen had Justus nooit gedacht, nooit kunnen
bloemstukken omringd was, werd hem
een telegram voorgelezen: Het Nederland-
sche tooneel hoopt, dat Bouwmeester zijn Ne-
derlandsche jubileum-tourn '-e in den Stads
schouwburg zal beginnen.
In den Stadschouwburg, waar hij zooveel
jaren speelde, waar hij thuis behoort, zal hij dus
zijn gouden feest vieren.
Jammer, dat hij er niet weer voor goed aan
verbonden blijft. Neen, Louis blijft een Zi
geunerleven leiden. Hij zal voorloopig in ’t
Bioscope-theater, in de Reguliersbreestraat,
optreden. Verder zijn tournée door ons land
maken en ook in ’t buitenland optreden. Wat
al plannen! Menig veel jeugdiger acteur zou
er tegen opzien. Doch Louis schijnt er wel
tegen te kunnen. Hij ziet er flink uit met z’n
door de Indische zon gebruinde teint, uitko
mende van onder z’n bekende flambardhoed.
Ja, bij tooneelmenschen moet energie be
staan. Werken, steeds werken, nooit versagen.
Terwijl dit blad onder de oogen onzer le
zers komt, krijgen we de première van de »Lu-
cifer*. Ge zult even glimlachen, opmerkende
dat dit stuk van Vondel toch niet voor ’t
eerst vertoond wordt. O, ge hebt gelijk. Maar
toch is t, zooals ’t stuk hedenavond gegev en
wordt, een echte première. Joost van den
Vondel zelf zou wel vreemd opkijken, als hij
nu eens de opvoering van zijn bekende tragedie
kon zien, met zulke decors, in zoo’n zaal van
’t groote Paleis, en dan vooral met zulke
muziek er bij. We hopen, dat Royaards,
ook een der tooneelsterren van ons land, en
iemand die ondernemingsgeest bezit, succes
moge hebben met dit ondernemen. Want
waarlijk, ’t is een onderneming, zoo’n stuk in
verouderde taal, in versmaat te geven; een
stuk, waaraan wel wat handeling ontbreekt,
dat verplaatst in toestanden, waarin thans zeer
velen zich niet meer verplaatsen kunnen, om
dat ze er in ’t geheel niet meer aan doen.
Een zeer gewone troep zou ’t niet durven wa
gen, met dit stuk voor ’t voetlicht te treden;
't zou een groote schadepost worden. Maar
Royaards heeft ’t aan gedurfd. Met den »Adam
in Ballingschap* heeft hij, in meer dan honderd
opvoeringen, groot succes gehad. Met de
»Lucifer« zal ’t ook wel in die richting kunnen
gaan. Zie, er komen bij zulke presentaties
menschen in den schouwburg, die ’t anders niet
in hun hoofd zouden durven krijgen, een
schouwburgzaal binnen te treden. En toch
kost nog steeds 1.50 per bus
van i Kilo (a pond).
Kleinere bussen naar verhouding.
Vijf en veertig jaar achtereen had Justus Jeremias
Haberland viermaal per dag denzelfden weg van huis
naar z’n bureau en van ’t bureau naar huis, afgelegd.
Men moet namelijk weten, dat het gevoelsmensch^
dat den schoonen en klassieken naam Justus Jeremias
Haberland droeg, reeds 45 jaar boekhouder was bij
firma J. J. Meier Zonen. Alleen de Zondagen hadden
m deze 45 jaren een gunstige uitzondering op den al-
gemeenen dienstregel gemaakt. De Zondagen had Justus
Jeremias gebruikt om te voldoen aan zijn zeer beschei
den innerlijke neigingen, welke bestonden in het
natuurleven te genieten in de allernaaste omgeving
van het stadje, natuurleven echter, in niet rijkelijker
mate genietbaar dan de beurs van een armen boekhouder
der firma J. J. Meier Zonen toeliet.
Als het Zondags slecht weer was, maakte Justus mu
ziek. Er lagen zelfs, vergeten in zijn schrijftafel ver
borgen geheime composities die het licht van tooneel-
en concertzaal schuwden, want Justus Jeremias Haber
land was niet alleen een gevoelsmensch, maar hij was
trots zijn reeds hoogen leeftijd, schuchter als een pas
geboren lam.
Als het ’s Zondags regende was de piano in de mooie
kamer zijner moeder, Justus’ eenige vreugde. Ach I
wat hield hij niet van deze oude piano. Als hij speelde
haalden zijne vingers strelend over de gele toetsen,
dat men als het ware den toon reeds kon vermoeden,
voor men het geluid zelve hoorde. En dit schuchtere,
bescheiden gevoelsmensch, dat zijn heelen vrijen tijd
er aan besteedde met wandelingen te maken in de naaste
omgeving van zijn stadje of als het regende de
oude piano zijner moeder te bespelen dit gevoels
mensch was, behalve op Zon- en feestdagen, boekhou
der bij de firma J. J. Meier Zonen.
Uit den grond van zijn hart echter haatte hij de
getallen en getalletjes, waarmede hij 45 jaar van zijn
leven te werken had gehad, maar hoe meer hij ze in
den loop der jaren leerde haten, des te getrouwer hield
hij op zijn post stand. Want deze post verschafte hem
en zijn oude moeder onderhoud en de getallen, die hij
dag in dag uit bij elkaar telde, van elkaar aftrok, ver
menigvuldigde en deelde, zetten zich voor hem en
voor zijn moeder om in klinkende munt, en verzekerden
moeder en zoon een bestaantje, dat in gelijkvormigheid,
eentonigheid en regelmaat zijns gelijke in héél de stad
niet had.
Moeder merkte niets van die eentonigheid en ook hij
had langzamerhand verleerd er gevoelig voor te wezen.
Reeds in zijn eerste jeugdjaren neigde het jonge leven
meer en meer naar het oude toe en langzamerhand had
hij de maniertjes van een oud mannetje aangenomen,
zonder eigenlijk te weten hoe die metamorphose precies
zoo in haar werk gegaan was. Want het lag nu een
maal in zijn schuchtere, timide natuur om zich aan alles
te onderwerpen, zich gedwee aan alle toestanden zijner
naaste omgeving aan te passen.
Die moeder is Justus Jeremias Haberland z’n ongeluk,
zeiden de menschen en de menschen hadden groot
gelijk.
Zijn moeder was zijn ongeluk.
Toen Haberland Senior stierf, was Justje vijf jaar
oud. In een achterafstraatje, waar bijna geen zonlicht
sousterrain van
rechteringang.
Terwijl ik en ieder steeds groot gaan op dit
heerlijk, grootsch kunstpaleis met zijn onnoe
melijke schatten en ’t door de buitenlanders
ook hoe langer hoe meer als de groote attrac
tie van de Amstelstad wordt beschouwd, mo
gen we ’t toch wel betreuren dat ons land
zoo weinig stukken van onzen grootsten schil
der behouden heeft. Engeland, Amerika en
Duitschland bezitten de Rembrandts bij tiental
len en wij, dwaze Nederlanders, kunnen ’t voor
ons geheele land slechts tot één enkel tiental
brengen. Gelukkig dat we voor onze nieu
were schilders in tijds betere maatregelen heb
ben getroffen, al blijft ’t jammer, dat er in ’t
stedelijk museum en in ’t rijksmuseum nog niet
meer Israëls en Mauves en Marissen, enz. ver
zameld zijn. Hulde daarom, zooveel te meer
hulde aan kunstminnaars als Drucker en an
deren, die door hun koninklijke legaten deze
museums vulden.
En toch de groote massa van de stukken
onzer groote schilders van de tweede helft der
19e en van deze eeuw is in handen van ’t
buitenland. Een Amerikaan durft een paar
ton voor een Mauve te* bieden en daar past
een Nederlander voor.
Dezer dagen kon ik hier ’t mooie werk van
Thérèse Schwartze (mevr. Van Duyl—Schwart-
ze) bewonderen. Ge weet, dat deze geniale
schilderes, die ook in ’t Rijksmuseum proeven
heeft geplaatst van haar groote gaven, als
portretschilderes, door H. M. de Koningin was
uitgenoodigd om op ’t Loo een portret van
Hare Majesteit te maken, De Koningin is zoo
welwillend geweest, het voor een tijdje aan
Arti af te staan (ge weet, Rokin hoek Spui
straat), opdat ’t publiek dit nieuwe conterfeit-
sel zal kunnen zien vóór t gezonden wordt
naar t buitenland, als een geschenk van onze
Vorstin aan den hertog-regent van Brunswijk,
die een broeder is van Prins Hendrik.
Jammer, dat dit meesterstuk van onze zoo
begaafde schilderes niet in ons land kan blijven.
In vroeger tijden, zegt professor Dake, zou een
groote stad als Amsterdam, trotsch op haar
kunst, trotsch op haar koningstrouw, een der
gelijk portret met toestemming van de souve-
reine, voor haar raadszaal besteld hebben.
Ja, in vroeger tijden was ’t anders.
Intusschen mogen we zeggen, dat niet alleen
de kunst herleefde in ons land, uit haar slaap
We hebben onzen grooten tooneelspeler weer
terug. Louis Bouwmeester, die voorde tweede
maal een tournée door Indië maakte, is Woens
dag gearriveerd aan 't Weesperpoortstation om
z’n woning in Watergraafsmeer, die hij zoolang
aangehouden had, weer te betrekken. Wel een
sterk gestel; een druk, zeer druk tooneelleven
van 50 jaren achter zich en dan nog zulke rei
zen maken; en dan nooit eens kunnen zeggen:
nu heb ik geen zorgen voor ’t heden en de
toekomst meer. Louis heeft’t slecht getroffen
in de Oost. Niet, dat zijn medespelers te
slecht waren, te ver beneden hem stonden;
niet, dat men hem daar vergat te respecteeren
als de grootste Nederlandsche acteur; niet, dat
men daar zuinig was bij zijn dubbeltjes en
daarom den man met een bijna ledige zaal liet
zitten. Maar er was een groote, machtige
vijand; de cholera waarde er rond en dit is ge
noeg gezegd om te verklaren, waarom ’t suc
ces in financieel opzicht niet gunstig kon zijn.
En toch was Bouwmeester opgetogen. Zijn
laatste voorstellingen, die als Indische jubileum-
voorstellingen moesten gelden, waren een schit
terend succes geweest. De uitbundigheid van
het succes, de overgroote belangstelling van
het publiek, de hartelijkheid, waarmee hij en
de leden van zijn troep waren ontvangen, over
troffen alle vroegere eerbewijzen en sympa
thiebetuigingen. En terwijl hij te Batavia op
’t tooneel stond en door een schat van kransen