NIEUWS- EJi AIIIERTENTIEBLW VOOR WES D 0IS1ME1 H I L D E. TXToensdae; 14 December 1910» No. 100. B5e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. N COURANT. lang W. Sleef, een soc.-democraat, eigenaardig. Beide heeren stemming even Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t0,40 per 8 maanden, franco per post f0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. i land meer dus wel belangrijk Wie de statistieken der bevolking nagaat, l opmerken, dat in plattelandsgemeenten vrouwen wonen als zijn plaatselij<e uit- van uit het sprookje, doch ik lang en vroolijk, dat Alfred moest t- i Echter kunt gij - heet Schrader, zooals mijn vader ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar plaatsruimte. geopend en het kraken daaraan trok de aandacht van den gast. Een klein meisje van ongeveer vier a vijf jaar, geheel in het wit gekleed, met een reusachtige pop op den arm, trad de eetzaal binnen. De kleine keek nieuwsgierig rond en begaf zich niet regelrecht maar met kleine omwegen naar den eenzamen gast. Het kind was een allerliefst, gezond uitziend, poezelig we zentje met lange, blonde krullen, donkerblauwe oogen en een stomp neusje. Kleine, witte muizentandjes waren tusschen hare halfgeopende, roode lippen zicht baar. De kleine was een toonbeeld van gezondheid en kinderlijke gratie. Zij knikte den gast toe en deze beantwoordde haren groet vriendelijk. Toen kwam de kleine naar hem toe en gaf hem, zonder zich te bedenken, de hand. Na deze ongedwongen begroeting hief zjj ie rokjes van de pop op en zeide Zij heeft een zijden onderrok. De vreemde scheen heel veel belang in deze mede- deeling te stellen. Hij onderzocht de stof met duim en wijsvinger en antwoordde Ja, het is werkelijk zijde. Daarop hief de kleine haar eigen japon op en toonde hem met de woorden: Ik heb ook een zijden onderrok, dit intieme kleedingstuk. Heel interessant 1 en Papa Papa is bij Onzen lieven Heerhij is dood, weet u? Eergisteren was het twee jaren, dat hij gestorven is. Mama is boven en weent. Ik ben weggeloopen want het weenen is zoo vervelend. Daar hebt ge gelijk in, lief kind men moet het leven van zijn vroolijke zijde opnemen. De kleine knikte toestemmend, alhoewel zij de laatste woorden niet goed begrepen had. De kellner bracht de bestelde gerechten. Kijk, kijk Hilde, zeide deze, zijtgij daar weer Mama zal je zeker overal zoeken. Hilde schudde het hoofd en kwam nader bij de ta fel staan om nieuwsgierig naar de gebrachte schotels te kijken. Wat is dat vroeg zjj. Wiener Schnitzel, antwoordde de gast. Dat eet ik heel graag, zei Hilde. Wilt ge mee eten Heel graag. Kellner, nog een couvert voor de jonge dame. De kellner, wien de wijze, waarop de kleine Hilde met den gast vriendschap sloot, zeer vermaakte, ging lachend weg en bracht voor Hilde een hooge krukstoel, waarop zij gemakkelijk aan tafel zat, benevens bord, servet en het overige benoodigde. Hilde nam het servet en zeide tot den gast Gij moet het mij ombinden en van achter twee lange ooren maken, weet u, opdat ik er uitzie als een kleine ezel. Het zal gebeuren, antwoordde de vreemdeling opge ruimd en bond het kind het servet om den hals. Hilde scheen zich daarover zeer te vermaken, maar zij verlangde haar pop, die intusschen op den grond gevallen was. Zij moet mee eten, verklaarde het kind ernstig. Natuurlijk, antwoordde de vreemdeling en zette de pop op de tafel. Kellner, geef de pop ook een klein bord. Met hetzelfde lachend gezicht als zooeven, haalde de kellner een dessertbordje en zette het voor de pop neder. De gast sneed een groot stuk van de Wiener Schnitzel af en legde dit op Hilde’s bord. Daarop gaf hij de kleine een glas water met een geringe hoeveelheid wijn uit de karaf, die op tafel stond. Geef nu de pop ook iets en dan gaan we eten. Hilde sneed een heel klein stukje van hare portie af en legde ’t op het bordje van de pop. Zij mag zich de maag niet bederven, zeide het kind. Zij wordt anders ziek en moet dan medicijnen nemen. Zeg, medicijnen smaken afschuwelijk, nietwaar? Natuurlijk, medicijnen neemt men niet voor zijn ge noegen. Hilde nam haar glas op en stak het haren gastheer toe. Prosit, zeide zjj. Prosit 1 was het antwoord van den vreemdeling. Smaakt het u goed is vooruitgegaan, ondanks ’t feit, dat er thans zooveel meer betrekkingen voor dames toe gankelijk zijn. Men zou ook nog kannen op merken, dat er veel leden van de zwakke sekse als winkeljuffrouw, als buffetjuffrouw en, in een groote stad vooral, ook als cafébedien- den werkzaam zijn; bij dit laatste deel ’t woord café in zeer ruimen zin op te vatten. Doch vroeger waren er ook meer vrouwen dan mannen, zal men kunnen opmerken. Ja, ’t is toch, goed bezien, een moeilijk pro- b'eem. Want rren zou ook kunnen opwerpen, dat er thans niet meer zooveel en vooral niet zoo vroeg meer, gelegenheid bestaat voor de jonge dames, om in ’t huwelijksbootje te stappen. En alweer kunt ge daartegen opmerken, dat men vroeger ook niet zag, wat tegenwoordig steeds meer opvalt: Een heel leger van jonge da mes, dat de hoogere onderwijsinrichtingen be zoekt. De oplossers van ’t door ons aangevoerde verschijnsel zullen misschien ook redenen vin den, om in verband met dit alles aan ’t femi nistisch verschijnsel van den tegenwoordigen tijd te denken; ’t verschijnsel dat duidt op ’t streven naar steeds grooter gelijkstelling van vrouw en man. Vrije vrouwenvereenigingen, vrouwen-kiesrecht,vrouwen als ambtenaren naar Indie, en zoo voort. Doch genoeg hierover. Laten we hierbij nog even opmerken, dat, al mag men te Ber lijn en elders reeds spreken van dames-tim- merlui, dames-metselaars, dames-koetsiers, er ook echt-vrouwelijke beroepen zijn, die door heeren worden uitgeoefend. Wel zijn er nog geen heeren bakers, maar heeren voor de da- mes-costumes zijn er reeds veel en ’t staat zelfs deftig, als heeren een zaak voor die costu mes uitoefenen; de allerfijnste dames halen reeds sedert lang de chicste kleeding uit be kende werkplaatsen, waar heeren stof en snit aangeven en aanbrengen. Enfin, de wereld verandert zooveel, dat er wel steeds meer gelijkheid tusschen de beide geslachten moet komen. De fiets heeft hier reuzenwerk verricht. En de gymnastiek. En straks doet ’t de aviatiek. In Amerika wordt reeds de klacht aangeheven, dat de dames daar hoe langer hoe meer, wat hun lichaams bouw betreft, de heerentaille nabijkomen. Wat De herfstwind had de boomen van hunne bladeren ontdaan. Het seizoen van de kleine badplaats was voorbij slechts weinige gasten van de zomermaanden Waren in de hotels en pensions achtergebleven. De herfststilte had de bedrijvigheid van honderden en duizenden, die de zomermaanden ia de geliefde bad plaats hadden doorgebracht, vervangen. De bedienden der hotels dachten reeds aan hun vertrek ten einde hunne nieuwe betrekking voor den winter te gaan aan vaarden. In de groote eetzaal van het hotel «Bellevue* was het reeds donker en de eenige kellner, die nog bediende, had het electrische licht ontstoken. Hij keek eenigszins verwijtend naarden man met den grooten, blonden baard en ’t eigenaardige bruine gelaat, die de zaal binnentred en aan het einde der tafel plaats Dam. Deze gast was ook een nakomer, die eerst in den namiddag in het hotel was aangekomen. Oogenschij alijk was het een zonderling, die de eerste weken hier in eenzaamheid wilde doorbrengen. De gast bestelde een flesch wijn en koos uit de spijs kaart eenige gerechten. Terwijl de kellner zich ver wijderde, ging de gast aan het venster zitten en keek naar de gele en bruine bladeren, die dooi den wind wer den voortgestuwd. Hij nam een dagblad en plaatste zich zóó, dat hij licht genoeg had om te lezen. De kellner bracht den wijn, waarvoor de gast met een hoofd knik bedankte. Toen daarna de kellner naar de keuken ging, was het in de eetzaal ongemoedelgk stil men hoorde een paar vliegen gonzen en het regelmatig tikken der regulatenr-klok, die in de laatste weken zoovele Vroolyke uren aan de gasten had aangewezen. Een der deuren, die toegang tot den tuin had, werd zal doorgaans wel zooveel mannen. Natuurlijk, er zonderingen, veroorzaakt door ’t bestaan industrieën, die veel vrouwenarbeid vereiscben. Maar over ’t algemeen gaat de regel door. En daar ’t bekend is, dat er in ons vrouwen zijn dan mannen, moet ’t uitkomen, dat er in de steden een surplus van den feministischen kant is. A’dam heeft tegenwoordig bijv, zoo wat driehonderd duizend vrouwen en nog geen 275 duizend mannen; een verschil dus van 25 duizend. Voor iemand, die veel van onderzoeken houdt, zou uit te vinden zijn, wat hiervan de juiste oorzaken zijn. O, zal een ander uitroe pen, dat is nog al gemakkelijk te begrijpen. Neem vooreerst ’t leger der dienstmaagden, der juffrouwen, der meisjes, die in de mode vakken zijn; en dan vindt men juist in een groo te stad zooveel plaatsen, die vroeger alleen door mannen bezet werden, thans door dames ingenomen. Aan telefoon, telegraaf en post zijn zeer veel dames. Er zijn dames bij 't on derwijs, op de kantoren, ja, waar niet al. En op ’t platteland is dat juist heel anders. We geven dit alles toe en bepalen ons tot de op merking, dat de meerderheid der vrouwen er in de laatste tientallen jaren niet bijzonder op op de gratie dier dames geen voordeelige uit werking zal hebben. Neem ook de nieuwere spelen, zooals korfbal, enz. Neem ’t leven op de badplaatsen aan zee en ’t optreden der dames als Alpinistes. Dit alles vraagt afstand doen van de vroegere vrouwelijke kleeding, afwijking in idee over wat voor dames gepast is of niet. Laten we alleen nog opmerken, dat ’t voor sommige zaken misschien niet zoo verkeerd was, als ook de vrouwen meededen. Neem onze Tweede Kamer, die uit honderd heeren plus negen heeren-ministers bestaat, en waar men in de laatste jaren is begonnen te babbe len, dat eerste-klas-dameskoffiekransjes, toch zeker wel bekend om hun spraakzaamheid, ’t er bij moeten afleggen. In ’t Leger des Heils werken de dames ’t meest in ’t publiek; wie weet, hoe ze zouden werken bij de propaganda voor Kamer-en an dere verkiezingen. Zouden er ook veel dames noodig zijn, als ’t nieuwe Amerikaansche warenhuis er komt? Volgens een onzer groote bladen moeten er immers thans heusche plannen in die richting werken. Het werd reeds tegengesproken; men zei, dat A’dam te klein was voor zoo’n inrich- ting. Bovendien is ’t bekend, hoe de bestaande winkeliers bevreesd zijn voor de concurrentie; hoe daarom moord en brand geroepen werd, toen er voor enkele jaren sprake van was, dat ’t oude-Beursterrein een filiaal van Tietz of Wert heim zoo moeten torschen. Maar thans vertelt De Telegraaf, dat een consortium plan heeft in ’t centrum der stad een warenhuis, heelemaal op z’n Amerikaansch, op te richten. Enfin, we zullen ’t wel zien, als ’t er komt. Als er dan ook maar een Kolo niale wereldexhibition in onze stad komt in 1913. Dat zou dan precies dertig jaren na de tentoonstelling van 1883 zijn. Toen heeft de hoofdstad een flinken duw gekregen; de be volking nam hard toe. Als nu over een goe de paar jaar er weer een expositie komt, en dan wat flinker aangepakt, zoo a la Bruxelles, dan kan ’t voor onze stad ook weer voordee lige gevolgen hebben. En dan kan zoo’n wa renhuis ook wat royaler uitpakken. Maar ’t warenhuis is er nog niet en de expositie is er nog lang niet. Zeer goed hoe heet u eigenlijk Ik heet Alfred. Hilde nam weder haar glas op en zeide Prosit, Alfred I De vreemdeling lachte harteljjk en de kellner deed in den hoek der zaal hetzelfde. Hoe heet u verder vroeg Hilde, zonder echter het eten te vergeten. Kumpelstilzchen. O, gij leugenaarriep Hilde uit, dat is in het geheel niet waar, Kumpelstilzchen is de man uit het sprookje en dadelijk begon zij lustig te zingen: >0, hoe goed, dat niemand weet, Dat ik Kumpelstilzchen heet.* Ik ben ook niet de man ben een zoon van hem. Hilde lachte zoo 1 meelachen. Gij zijt goed 1 riep zjj. geducht jokken. Ik heet Schrader, heette, en hoe heet gij Ik heet Weber Ziet ge wel, dat ge een leugenaar zjjt. Eerst zeide u dat ge Kumpelstilzchen heet! Ik wilde slechts een grapje maken. Gij zijt goed, prosit, zeide Hilde. Nu zullen wij nog wat eten, iets zoetigs, nietwaar? Hilde klapte in de handen en zeide Pudding met vanillesaus, dat smaakt goed. Kellner, hebt ge pudding met vanillesaus Jawel, mijnheer. Breng dan twee portie’s. Woont u voor goed hier? vroeg Weber, om de pau ze, die door het brengen der spijzen ontstond, aan te vullen. Hilde schudde het hoofd. Neen, wij wonen ver weg, in HannoverWeet u waar dat ligt Ja, ik ben daar wel eens geweest, beweerde Weber. En wij zijn hier slechts gekomen, omdat papa hier begraven ligt en daarom gaat mama ieder jaar naar Heel wat dichterbij is de stemming voor den Raad in district II. Want gestemd moet er worden, daar er niet minder dan zes candi- daten zijn opgegeven, die men kans meent te geven de plaats van mr. Meijers, den nieuwen professor, in te nemen. Dit district is zeer onvast. De heer Snoeck Henckemans is er de vertegenwoordiger van in de Tweede Ka mer; hij haalde ’t daar met geringe meerder heid tegen een S. D. A. P.-candidaat. Maar de heer J. W. Smit, die jarenlang in den Raad zat en R. K., dus ook van de rechterzijde is, moest het er eens afleggen tegen den heer J. Dat ging toen hadden bij her- veel stemmen op zich veree- nigd en daar Smit de oudste was, moest die gekozen verklaard worden als Want de stem ming werd nietig verklaard, omdat er voor Sleef blijkbaar een paar stemmen te weinig geteld waren. Bij de nieuwe stemming moest Smit ’t royaalweg afleggen. Een goed deel der kiezers dacht zeker: Sleef was eigenlijk in de meerder heid; die heeft dus recht. En het hielp niet, of de tegenpartij al opmerkte, dat men, door Sleef te kiezen, nooit van de stemmerij af kwam, daar Sleef toch spoedig een rijksbaantje zou krijgen en dan weer zou moeten aftreden. Dus thans zes candidaten: Eveiwijn Lange (vrij lib.), Smit (R. Kath.), Van den Tempel (S. D. A. P.), Wackers (Vooruitgang-liberaal), Wijnkoop (Tribunist) en Van Zeggelen (Vrijz.- dem.). We vermoeden dat er thans voor ieder keuze is, vermoeden verder, dat de R. Kath. en de S. D. A. P. in herstemming ko men en durven verder niets vermoeden. Doch intusschen is m’n brief reeds zoo geworden, dat ik u niet meer kan schrijven over Heemschutde nieuwe vereeniging tot behoud der schoonheid van Nederland, over ’t Multatuli museum, dat in ’t Stedelijk mu seum voldoende ruimte kan vinden, over de nieuwe tramlijnen, die er moeten komen en die toch moeten wachten, omdat er eerst nieuwe tramremises moeten gebouwd worden; en over nog zooveel. Doch laat ik eindigen, vertrouwende, dat er in volgende brieven nog gelegenheid genoeg zal zijn, deze zaken aan te roeren. o Hilde scheen zich daarover zeer te vermaken, gevallen was. Zij moet mee eten, verklaarde het kind ernstig. Natuurlijk, antwoordde de vreemdeling en zette de opge- bord.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1910 | | pagina 1