ft
BUMS- BB ADVER WTIEBLAD
VOOR SNEBK EB 018TBEEE5.
BLOOKER'S
De dramatische kip.
CACAO; I
No, 102.
Woensdae: 21 December 1210.
65 e Jaargang.
DAALDERS j
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
MEN MOGE U NAMAAK
OPDRINGEN,
HOUDT VAST AAN
verbetering, bij vroeger
we zeiden ’t reeds, nog
zoo-
ar-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2% cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Kun je er nu werkelijk niet toe besluiten je beroep
vaarwel te zeggen vroeg Annetje Bodenstein zachtjes
met een oogopslag, waarvan ze de werking kende. Je
bent toch eigenlijk een geleerd koopman, en als zoodanig
zul je mijn vader stellig welkom zijn,want hij wenscht
niets zoo zeer, dan onze firma eenmaal in handen
van zijn schoonzoon te zien, daar hij geen zoon heeften
ik toch zijn eenig kind ben.
Verschrikkelijk riep Helmut Geisler, met alle tien
vingers door den genialen krullebol strijkend, wanneer
men zoo weinig begiepen wordt, terwijl men zijn heele
ziel geeft En juist vandaag zeg je mij dat alles.
Ik kan toch niet anders, daar juist van je gastrol
vandaag het eerste engagement afhangt, waardoor je
toekomst beslist wordt, sprak Annetje een beetje ge
prikkeld tegen.
Breng je vader vanavond maar mee in den schouw
burg, misschien zal hij morgen dan anders over de
zaak denken, antwoordde Helmut. Ik voorspel me een
reuzensucces. Het stuk »De volksziel» heeft nog nooit
gefaald. Het is eenvoudig schitterend! En Michael
Stark is een prachtroLInde groote redevoering, waarmee
ik de sluimerende volksziel wek. sleep ik iedereen mee.
En ik weet, vandaag zal ik beter spelen dan ooit. Wie
weet, wat er gebeurtJe vader heeft ook wel een
kwetsbare plek. Mijn volksrede is als voor hem ge
maakt. Wanneer ik me niet totaal in h. m vergis, zal
hij morgen trots zijn mij als zoon te omarmen.
Ach God, maar moeder en de tantes zuchtte An
netje.
Breng ze maar allemaal mee, ik ken de vrouwen 1
Ze zullen stroomen van tranen vergieten en mij veraf
goden. Bereid ze daarop voor, dat ze iets buitengewoons
te zien zullen krijgen. De regie heeft al het mogelijke
gedaan. De groote boerenhof, het tooneel van den volks
oploop, is bijzonder natuurgetrouw in scène gezet. Op
de deel wordt werkelijk stroo gedorscht en in het
kippenhok zijn levende kippen. In München moeten
ze zelfs varkens en koeien op het tooneel gehad hebben,
maar dat gaat niet aan bij de ruimte op dit tooneel.
Ik beu erg nieuwsgierig. Maar een ding moet je me
beloven. Je mag je partner, Gisela, niet echt kussen!
Lieve kind, dat moet gebeuren, dat kan nu eenmaal
niet anders. Daaraan moet je je gewennen.
Nou, daar wen ik me niet aan Papa heeft groot
gelijk, dat hij zijn dochter niet aan een tooneelspeler
wil geven. Het is geen solied beroep. Overigens is
het hoog tijd, dat ik naar huis ga, ik heb me al veel te
lang opgehouden.
Tegelijk knikte Annetje met haar aardig kopje en
niettegenstaande de heftige protesten van Geisler was
ze snel door een zijstraatje verdwenen. Hij bleef in
hevigen tweestrijd achter en sloeg met een nadenkend
gezicht de tegenovergestelde richting in.
De geheele stad sprak dien dag van Helmut Geisler’s
gastrol en van de eerste voorstelling in deze plaats van
»De Volksziel». De locale bladen hadden vooruit re
clame gemaakt voor het stuk en voor Geisler en men
verkeerde in groote spanning. De jonge acteur kon
zich in de algemeene belangstelling verheugen, daar hij
als zoon van den overleden rechter Geisler in de stad
geboren was en hoe lange jaren hij er al niet meer
woonde, toch herinnerden zich nog velen hem uit hun
dige dienstbaarheid. Er waren mooie tooneeltjes van
’t eerste oogenblik af was men al levendig geinteresseerd.
Het aangename griezelen voor het ontzettende, dat als
een spook op den achtergrond grijnsde, maakte zich
van allen meester.
In het tweede bedrijf vergrootte nog het lijden en de
spanning steeg. De toestanden werden voor de gelief
den Michaël en Gisberta onverdraaglijk. Helmut had
niet te veel gezegd het vrouwelijke deel van ’t publiek
snikte al.
Annetje Bodenstein vergat de wereld om zich heen,
ze vergat bijna haar jaloerschheid ze leefde en leed
mét haar held. Mama en tante schreiden op ’t laatst
zoo luid in hare zakdoeken, dat papa Bodenstein ver
klaarde nooit weer naar den schouwburg te zullen gaan,
want dat het nog erger was dan een begrafenis. Maar
hij zelf was ook zichtbaar aangedaan en ergerde zich
over zijn teergevoeligheid.
Eindelijk kwam de groote scène in den boerenhof,waar
Michaël Stark, tot man gerijpt, de sluimerende volksziel
wekken zal om de geknechte boeren tot verontwaardi
ging te prikkelen tegen het onteerend despotisme. Alles
ging schitterend. Het publiek was zeer bevredigd
door de verbazingwekkende realiteit der ensceneering;
er was zelfs een echte mesthoop op het tooneel. Het
dorschen in de schuur en het levende vee in (ie stallen
maakten sterken indruk.
Michaël Stark’s leven hing aan een zijden draadje,
maar nu sprong hij op een omgevallen kar en begon
de groote, machtige redevoering, die zich als een onweer
zou ontladen en de lucht reinigen.
Ieder hield den adem in. In spanning leunde Annetje
over de leuning der loge en haar oogeu hingen aan den
geliefde, even zeer bereid met hem te leven en te ster
ven als de gehate mededingster Gisberta.
CE WEET DAT DIE
UITSTEKEND IS.
schooltijd.
De oude Geisler was een vriend van papa Boden
stein geweest en ofschoon de laatste geen schouwburg-
vriend was, maakte hij in dit geval een uitzondering
en besprak een geheele loge voor zich en zijn familie.
Het spijt me voor den jongen, dat hij onder de ko
medianten gegaan is, want hij was een fiksche kerel
en had een heider hoofd, dat voor iets beters bestemd
was, maar ter wille van mijn ouden vriend Geisler zal
ik toch maar eens gaan kijken, zei hij. Zoo zat hij dan
’s avonds naast zijn vrouw in de dure loge en mevrouw
Bodenstein droeg een kostbaar kanten doekje, een ver
jaarsgeschenk van haar man, dat vandaag werd inge
wijd en waarvan ze voorspelde, dat het de vriendinnen
meer opwinden zou dan alle tooneeltjes en pakkende
momenten uit»De Volksziel». Zelfs tante Clementine
had voor dezen interessanten avond zenuwpijnen en
galsteenen vergeten en pronkte aan Bodenstein’s lin
kerzijde onder een nieuwen schouwburghoed met prach
tige veer, waarop ze niet weinig trotsch was.
Annetje Bodenstein trilde van spanning, toen ze
naast haar ouders in de loge plaats nam. De spiegel
had haar troostend de verzekering gegeven, dat ze ’t
in haar bleek-blauw japonnetje best tegen die Gisberta
zou kunnen opnemen, die door haar geliefde van avond
voor aller oogen in de armen genomen en gekust zou
worden. O, wat haatte ze Gisberta en het heele tooneel!
Neen, het ging boven haar krachten, ze wou geen
tooneelspeler tot man 1 Tegelijk sidderde ze voor het
succes van den geliefde en voor den indruk, dien hij
op haar vader zou maken.
De schouwburg was uitverkocht en tot op de laatste
staanplaats gevuld.
Het eerste bedrijf bracht’t martelaarschap van den held
in een vreugdeloozen jeugd onder den druk van onwaar-
in de zaak der Electrische Centrale), aangeno
men, waarbij B. en W. uitgenoodigd worden
te onderzoeken, welke categorieën van arbei
ders op minder uren en meer loon aanspraak
kunnen maken en wat de verandering kosten
zal. Wethouder Van den Bergh had anders
wel zijn best gedaan om aan te toonen, dat
arbeidslast en -verdienste niet geheel naar bil
lijkheid geregeld zijn. Dus wachten en
nog harder aankloppen is dien werklieden aan
gewezen. Me dunkt, de Raad had wel iets
gedecideerder kunnen zijn in ’f belang van
lieden, die soms nog minder dan twaalf gld.
per week maken, wat in een stad als A’dam
zeker geen Lucullusachtig loon kan genoemd
worden.
Dezer dagen werd geproefstoomd, of liever
geproef-motord met een nieuw vaartuig voor
de Kon. Ned. Petrol. Mij. Wat gaan we toch
vooruit! Een schuit van 1000 tons, gedreven
door een Dieselmotor. Kleinere vaartuigjes
met motoren zijn ei reeds vele, maar zoo groot
nog niet. Wie weet, wat toekomst er nog
voor motorschepen is weggelegd.
drongen. Er wonen hier nog al veel Duit-
schers, die over ’t algemeen niet tot den vier
den stand behooren en zij houden hun Kerst
feest hoog, maar ze konden ook al niet ont
komen aan den Amsterdamschen en Neder-
landschen Sinterklaas. En hun Kerstfeest
wordt wel eenigszins door niet-Duitschers na
gevolgd, bovendien zijn de Kerstdagen ’t be
gin eener vacantie, die zich verder uitstrekt dan
alleen over alles wat doceert of onderwijs ont
vangt, zoodat die dagen zich uitermate leenen
tot huiselijke genoegens, maar toch de Sinter
klaas verliest nog niets van zijn glorie.
Nu ik zoo langzamerhand aan het einde van-
m’n brief kom, moet ik even vermelden, dat
er Woensdag en Donderdag jl. zeer veel in
onzen Raad gesproken is over den 9-urigen
werkdag voor gemeente-arbeiders. Er waren
heel wat moties, de heeren B. en W. hadden
voorgerekend, dat hun voorstel een kwart mil-
lioen per jaar zou kosten (de loonen zouden
voor het plan ook verhoogd worden, tenmin
ste eenigszins verhoogd voor de minst-bezol
digden), maar het kostte heel wat discussie en
ten slotte werd, met 23 tegen 18 stemmen,
de motie-Delprat (oud-wethouder, gesneuveld
werden van levensmiddelen en brandstoffen.
Want in den winter was er geen, of bijna
geen werk, werd er dus weinig verdiend, was
de scheepvaart goeddeels gestremd, moest men
dus wel zijn winterprovisie gereed hebben, zoo
goed als de bij hare korf vol honing. En dit is
wel zeer veel veranderd. Het leven gaat thans
meer gelijkmatig door in zijn drukke beweeg
lijkheid en voorraden worden ’t geheele jaar
aangevoerd.
Maar toch, al is er
vergeleken, toch is er,
veel te veel armoede en in malaise-jaren,
als we voor drie jaren doormaakten, is de
moede zelfs onrustbarend groot.
Gelukkig, dat de armbesturen nog over flinke
sommen kunnen beschikken, dat verschillende
vereenigingen nog veler nood kunnen lenigen.
Zeker, ’t ware een gezonder toestand als nie
mand bedeeld behoefde te worden. Het oude
spreekwoord zegt: Het is zaliger te geven
dan te ontvangen. Dit mag men uitbreiden
en zeggen: Het is vernederend om bedeeld
te moeten worden. Ieder moest recht op ’t
allernoodigste hebben.
Doch zoolang dit niet bereikt is, mag men
’t gelukkig achten, dat er nog zooveel gegeven
wordt. En juist in December zijn er een paar
dagen, die in dit opzicht meetellen. We be
doelen natuurlijk Sinterklaas en de Kerst
dagen.
De Sinterklaas is een echt Amsterdamsche
Sint; vroeger de patroon der stad, is nu nog de
hoofdkerk der Katholieken naar hem genoemd.
De dagen voor Sinterklaas is ’t hier druk en
de meeste winkels moeten dan hun bestaan ma
ken. (Als ze ’t ten minste maar niet treffen
als voor twee jaren, toen op een der drukste
avonden, twee dagen voor den grooten dag,
in ’t voornaamste winkelkwartier ’t electrisch
licht plotseling weigerde. De winkels in Kal-
verstraat, Nieuwendijk, Damrak en omgeving,
die bij de particuliere onderneming «Electra»
waren aangesloten, hadden volop licht, doch de
anderen, en dat is ’t meerendeel, die hun licht
van de stedelijke centrale moesten ontvangen,
zagen den besten avond van ’t jaar verloren
gaan. Wel zag men kaarsen en petroleum
lampen in der haast aangestoken, maar wat
geeft dat in een moderne winkelzaak?) Doch
op den eigenlijken avond van 5 Dec. moge ’t
in vele plaatsen des lands druk zijn, hier is ’t
dan minder druk dan op gewone avonden; de
Wanneer we den tegenwoordigen tijd met
lang of minder lang vervlogen tijden verge
lijken, dan valt er groote verbetering en groo
te verandering te constateeren. Er is meer
weelde, meer gemak voor de verschillende
standen. Zelfs de zoo hoog geroemde glorie
tijd, na den 80-jarigen oorlog, toen Amsterdam
de schatten der wereld naar zich toe zag stroo
men, vallen in de schaduw bij ’t heden. Wel
was er toen veel rijkdom, maar ook veel ar
moede; zoodat een schrijver beweren kon, dat
de eene helft van de A’dammers rijk was
maar de andere tot de bedeelden behoorde.
Wel zijn er thans nog veel armen, veel teveel
dus, maar zooveel als in de gouden eeuw zijn
er toch niet. Bovendien wonen de menschen
zooveel beter, krijgen bij ziekte oneindig beter
verpleging; kunnen ook de armsten behoorlijk
lager onderwijs genieten.
Een groot verschil tusschen ’t heden en ’t
verleden is ook, dat de winters veranderd zijn.
Neen, waarde lezer, we willen niet beweren,
dat we thans zoo weinig strenge winters krij
gen, maar we bedoelen ’t volgende:
Vroeger trad ’t menschdom in ons land in
de wintermaanden in een soort van winter
slaap. In den zomer moest men zorgen dat
de provisiekasten en -kelders goed voorzien
meeste A’dammers vieren dien avond in huise-
lijken kring.
En er wordt ook behoorlijk aan de armen
gedacht, vooral aan ’t arme kind.
De Kerstdagen zijn ook weldadigheidsdagen
en onder de vereenigingen en corporaties, die
zich dan voor de armen inspannen, mag het
Leger des Heils in de eerste rij genoemd wor
den. Zooals ge weet, is ’t Leger voor enkele
jaren op een aardige wijze begonnen giften
te verzamelen; ouderwetsch en toch weer nieuw.
Sinds een paar dagen hangen ze er weer,
de ijzeren potten, door een driepoot in de hoogte
gehouden.
Men vindt ze natuurlijk op de drukste pun
ten, op den Dam, bij de Beurs, op Kalverstraat
Spui, Sophiaplein, Rembrandtplein, Leidsche
plein en nog op meer plaatsen.
Een baantje van opoffering is ’t voor de
menschen van ’t Leger, die er den geheelen
dag de wacht bij houden. Is zoo’n wachters-
baantje in den zomer, bij mooi weder, reeds
vervelend, in dezen dag moeten ze ook nog
de naarheden van ’t jaargetijde verdragen. Re
gen of wind, vorst of sneeuw, ze staan op hun
post, die mannen en vrouwen, welke zich aan
een leven van opoffering gewijd hebben.
Mogen ze veel, zeer veel ontvangen, zoowel
de goudstukken van den rijke als de zilver
munt van den middenstand en ’t koper van
den arbeidef. Hoe grooter de inhoud der pot
ten is, des te langer wordt na Kerstmis de rij
der groote wagens, die de Kerstmispakken
naar de buurten der armen brengen, waar ze met
vreugde ontvangen worden. Juist de armsten
der armen, die ’t Leger zoo goed weet te vin
den, worden dan ’t eerst bereikt. Want de
Heilsoldaten weten, waar die behoeftigsten
te vinden zijn; de welbekende pet met »Leger
des Heils» op den rooden band, en de Halle-
lujahoed zijn gewoon de armsten te bezoeken
en te troosten.
Moge er dus veel gegeven worden. Want nie
mand behoeft te denken, dat ’t Leger verlegen
zal zitten met ’t ontvangen geld. Er zijn er zoo
veel, die, ongezien verloren in krotten,
bittere armoede lijden.
Wat verder het feest van Kerstmis aangaat,
dat in Engeland en Duitschland het hooge feest,
het hooge familiefeest is, in ons land wordt ’t
wel gevierd, kerkelijk door de christenen, die
de kerken bezoeken, huiselijk door zeer velen,
maar toch de Sinterklaas is er nog niet door ver-
OURANT.
o