SIEIJWS- EJi HIWfflTBLAD
ÏOOK SNEEK BJ OMSTREKEN
De zilveren beurst
No, 104.
Woensdag 28 December 1810,
65e Jaargang.
Uitgever: B, FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamschs Brieven.
Feuilleton.
1 1 J
hw
Ir
1
de volgende
zich had,
niets voor
gen Nieuwjaar.
Ge
Dank u wel, mevrouw.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
boden het luidkeels
eetwaren op Zondag.
Door de raadleden
Polak is onlangs een
rijke dame deelgenoot van
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
»Een jaar langer kind.c
«Een jaar onderwijs meer«.
Dat waren de onderwerpen, door de heeren
Henri Polak, voorzitter van den Algem. Ned.
Diamantwerkers Bond, en J. Matthijsen, onder
wijzer, op een openbare vergadering van de
afd. A’dam van den Bond van Ned. onderwij
zers, dezer dagen in «Bellevuebehandeld.
De bijeenkomst, die geleid werd door den
heer Thomassen, was goed bezocht. Natuurlijk
waren er veel onderwijzers, doch er waren
ook nog al vele andere belangstellenden, om
te hooren naar de woorden van deze twee
sprekers. Het past niet, hier de redenen dier
heeren weer te geven, redenen die voor ieder
duidelijk zijn. Het onderwijs is wel veel beter
dan vroeger, dan bijv, voor 40 jaren geleden,
toen er 15 gld. 30 cent per kind en per jaar
uitgegeven werd, tegen thans f 46,20.
Maar toch, de resultaten zijn nog verre van
schitterend en een verplicht zevende leerjaar zou
zeer veel kunnen verbeteren.
Het zal natuurlijk heel wat kosten. Zeker,
er zijn thans reeds vele scholen, met een M.
U. L. O.-plan, waar meer dan zes leerjaren
bestaan, maar een verplicht zevende leerjaar
zou beduiden, dat al de volksscholen er een
leerjaar bijkregen. Het zou voor onze stad
geen weinigje kosten. Een heele reeks van
scholen zou vergroot moeten worden en dat
zou heel wat kosten aan verbouwing en ontei
gening. Verder zouden er heel wat onderwij
zers meer aangesteld moeten worden. Want we
zeggen ’t nog eens, wie wil, kan nu reeds van
een zevende leerjaar genieten, doch de groote
meerderheid en juist degenen, die het ’t aller
meest noodig hebben, doen dit niet, komen
nooit in de hoogste klassen, maar blijven lang
in de meerbevolkte lagere klassen.
DPI MAN~IËB~
«Wat is het jaartal van den slag bij Waterloo?* vroeg
een onderwijzer op school.
«Dat weet ik niet,« antwoordde de leerling.
«Het ie toch zoo gemakkelijk te onthouden*, zei de
onderwijzer, «als gij maar weet hoe gij uw geheugén
moet te hulp komen.
«Ge denkt aan de twaalf Apostelen en voegt de helft
van dat getal er nog bij. Dat is 1800.
«Nu denkt ge weer aan hetgetal Apostelen en voegt
er een kwart van het getal bij: dan hebt ge 15. Tel
daarbij het getal dat ge reeds hadt, 1800, dan hebt ge
het jaartal 1815.
«Zie je, dat het heel gemakkelijk is datums en jaar
tallen te onthouden, als je mijn manier maar wilt
volgen
Zij verzweeg niet dat zij gehoopt bad betaald te wor
den door den kleermaker, evenmin als haar groote te
leurstelling, en ook waarschijnlijk die van haar kinderen.
De onbekende had het droevig verhaal met belang
stelling aangehoord, de smart van een moeder, die niet
aan haar kinderen kon geven wat zij beloofd had, deed
haar droevig aan.
Baareerste ingeving was de ongelukkige te troosten,
door haar een vijffrancstuk in de hand te drukken. En
daartoe haalde zij een zilveren beursje uit haar zak,
Waarin zich ook eenige goudstukken bevonden. Het
gerinkel van het goud deed de vrouw sidderen.
Zij was opgestaan, haar oogen waren op de beurs
gevestigd, zij schitterden.
nog meer verbeterd worden, als eerst de Ui-
lenburgerbuurt verbeterd is. Maar juist omdat
hier zooveel Israëlieten bijeen wonen, geeft
dat op Zondag een heel anderen toestand. Zco-
dat er in de gemeentelijke, ja zelfs in de
rijkswetgeving soms rekening mee gehouden
moet worden.
Zooals bekend, is bij politieverordening ver-
aanprijzen van geringe
Ik ben het, die u bedanken moet, want ik zou mijn
beurs verloren hebben, waar zeker wel vijfhonderd
franc in zit. Ik heb haast, ik moet u verlaten. Ik
moet nog Nieuwjaars-cadeautjes koopen voor vanavond
en morgen.
En zij verwijderde zich haastig.
Marie bleef een oogenblik staan op dezelfde plaats,
onbewegelijk de oogen gevestigd op de twee geldstukjes
in haar hand.
Die mooie dame gaat Nieuwjaars-cadeautjes koopen
voor vanavond en morgenAchwat zijn de rijke
menschen toch gelukkig om te kunnen geven. Twee
franc, ik heb twee franc, wat kan ik daarmee doen
Zij schudde treurig het hoofd.
Niets, niets
Zij liep vrij wat minder vlug naar Montmartre terug
dan zij gekomen was, en zuchtende ging zij haar huis
binnen. Het was ditmaal niet met een verheugd hart
dat Marie haar man en kinderen zou weerzien.
Dezen kwamen haar tegemoet.
Moesjeriep de kleine André, brengt u
ons mee
Kinderen, antwoordde zij, het is vanavond geen
Nieuwjaar, maar morgen.
Ja zeker, stemde het oudere meisje toe, het is mor
gen Nieuwjaar.
Moeder bukte en omhelsde haar lievelingen en haar
kus was zoo innig, zoo vriendelijk dat de kinderen
een oogenblik niet meer aan het speelgoed dachten.
Toen Marie zich eindelijk uit de omhelzing kon los
maken. wendde zij zich tot haar man. Deze zag dadelijk
hoe treurig zij keek. En hij had alles begrepen.
Zij hebben het voorschot zeker ingehouden?
Helaas ja.
Zij weten toch in welk een ellende wij zitten. Er
mr. Asscher en Jacobus
voorstel bij den Raad
ingediend, om ’t 2e lid van dit artikel aldus te
wijzigen: «Het is bovendien verboden op
Zondag, in de nabijheid van kerken of gebou
wen voor godsdienstige bijeenkomsten bestemd,
geringe eetwaren langs de straat met luider
stem te venten*.
Nu, tusschen haakjes gezegd, er wordt ook
thans reeds met ’t betreffende artikel een
handje gelicht; men kan daar nu eenmaal niet
anders.
De beide raadsleden geven o. a.
toelichting:
Zij meenen, dat eene zoo groote beperking
als de tegenwoordige verordening aan die vele
nijvere, kleine kooplieden oplegt, onbillijk is,
wanneer zij niet gebiedend noodzakelijk is.
En al kan nu niet worden ontkend, dat het
geschreeuw dier venters des Zondags hinder
lijk is, toch achten zij (de voorstellers) dat be
zwaar niet zóó groot, wanneer men slechts be
denkt, dat het gewoel eener groote stad ook
des Zondags niet stil staat en het geschreeuw
van den venter slechts één stem is in het koor
der rustverstoorders. Verder wijzen de voor
stellers er op, dat ’t overgroote deel dier ven
ters Israëlieten zijn, die door de gewraakte be
paling dubbel worden getroffen, omdat zij
daardoor gedwongen worden tot het houden
van twee rustdagen.
Het zal me verwonderen, wat er van dit
voorstel zal komen. Het is nog al een ingrij
pende verandering, vooral omdat het niet slechts
de Jodenwijk, maar de geheele stad omvat,
alleen de omgeving der gebouwen, voor den
eeredienst bestemd, met rust latende.
Intusschen wordt ook druk gewerkt voor ’t
zevende leerjaar. Twee raadsleden van vrijz.-
democratische richting hebben ’t voorstel in
den Raad gebracht: een verplicht zevende
leerjaar. En thans wordt er ook buiten den Raad
druk voor geijverd.
Al is Amsterdam geen wereldstad zooals
Londen, Parijs, Berlijn of New-York, al moeten
zelfs degenen, die dezen zomer Brussel be
zocht hebben, erkennen, dat de Belgische hoofd
stad meer een wereldstadsidee geeft dan ons
goede Amsterdam, toch worden we er niet
minder op. Na de sukkelperiode van voor
een paar jaren, toen het scheen alsof A’dam
tot de doode steden der Zuiderzee zou gaan
behooren, is ef in alles weer vooruitgang ge
komen. Het is aan alles te bemerkenDe
bevolking gaat vooruit; er wordt overal nieu w
gebouwd, zoodat er ruimte komt om een grooter
bevolking te herbergen; er heerscht weinig of
geen werkeloosheid, zoodat de menschen geld
ontvangen en ook geregeld geld kunnen uit
geven; de diamantwereld vooral verheugt zich
in een royaal bestaan; de middenstand heeft
niet te klagen, want er zit koopkracht in het
publiek; de handel en de scheepvaart nemen
nog steeds toe en aan de beurs is leven en
vertier. We krijgen groote bouwwerken in de
oude en in de nieuwe stad. In tijden van
malaise wordt geen particuliere beurs voor den
effectenhandel gebouwd, zooals er nu zal ver
rijzen op de terreinen, waar nu nog het Bible
hotel en aangrenzende gebouwen staan. En
als er slapte heerscht in het diamantvak, richt
men geen diamantbeurs op, zooals er nu aan
’t Weesperplein verrijst en waarvan de burge
meester onlangs den eersten steen legde. Het
Bible-hotel, een der groote hotels onzer stad,
verdwijnt, maar ’t Amstel-hotel, dat toch reeds
zeer groot is, wordt vergroot met de er tegen
over liggende dependance; en ook het hotel
de l’Europe, ’t oude Rondeel, wordt heel wat
vergroot. Achter het Rijkstnuseum is ’t nog
wel niet volgebouwd, maar ’t begint er toch
naar te gelijken en men kan nu niet meer on
derscheiden, waar vroeger de kaarsenfabriek
gestaan heeft.
Dat was toch maar een flink idee, ’t aan-
koopen door de stad van die afschuwelijke
geurmakerij. Ja, een flink stuk industrie ver
dween, want de kaarsenfabriek zocht niet naar
een ander terrein in onze gemeente. Boven
dien kostte ’t zaakje een millioen gulden aan
onze gemeentelijke schatkist. Maar toch, de
stad heeft goed gedaan, onze deftigste nieuwe
stadswijk kon zich nu ontwikkelen en zoo is
De dame fronste de wenkbrauwen en deed een schrede
achteruit, het was of zij bang was lat de beurs haar
zou worden ontrukt. Want zij had de gelaatsuitdruk
king van de vrouw opgemerkt.
Ofschoon die ongelukkige oprecht leek in haar spre
ken; had zij de waarheid wel gezegd, had zij niet ge
tracht haar te bedriegen Zou zij het slachtoffer wezen
van eer. avonturierster, die handig comedie speelde
met haar smart en haar wanhoop Zij moest haar
eigen goedhartigheid misschien wantrouwen.
Zij deed haar beurs niet open, maar haalde een
franc uit haar zak en gaf haar dien.
Daar, dat is wat voor u.
Toen deed zij haar mantel open om de beurs in haar
zak te steken, maar deze gleed tusschen een paar
plooien van de zwart zijden japon en viel op den grond.
Zonder een woord er bij te voegen, draaide de dame
de vrouw den rug toe en ging langzaam verder.
Dadelijk vielen Marie’s oogen op de beurs. Zij raapte
haar op en riep: Mevrouw 1 mevrouw
De onbekende keerde zich om.
Wat is er?
Mevrouw, u hebt uw beurs laten vallen.
Werkelijk? zeide de oude dame schijnbaar zeer ver
baasd. Ik dacht dat ia haar in mijn zak had gestoKen.
Zij zag de arme onderzoekend aan.
Dank u wel. Ik heb vergeten u naar uw naam te
vragen. Hoe heet ge?
Marie Bertin, mevrouw.
En waar woont ge?
Te Montmartre, mevrouw, Trois-frèresstraat 23.
Het is een goede daad, die ge verricht hebt,
zult er voor beloond worden, Marie Bertin.
En zij liet een tweede franc in haar hand glijden.
zijn menschen, die in het geheel geen hart hebben.
Ach man zij kunnen geen medelijden hebben met
iedereen. Er is zooveel ellende in de wereld.
Jawel, maar die arme kinderen krijgen nu niets.
Terwijl je weg was hebben ze over niets anders ge
sproken.
Weet je wat De bakkersvrouw is altijd heel aar
dig voor mij. Ik zal het haar morgenochtend vertellen,
misschien schiet zij mij wel drie of vier franc voor.
Wij moeten haar al zooveel betalen!
Ja, dat is waar. Maar zij weet wel, dat zij haar geld
zal krijgen zcodra jij weer werken kunt.
Dat zij ons op crediet verkoopt, dat laat ik nog daar.
Maar geld van haar te leen vragen, reen dat kan niet.
Is er niets meer dat naar de Bank van Leeninggebracht
zou kunnen worden
Neen, niets.
Niets meer Zou je van drie of vier franc
Ik heb dit al, viel Marie hem in de rede, terwijl zij
hem de twee franc liet zien.
De man zag haar vragend aan. Toen vertelde de
vrouw hem wat er in de Drouotstraat gebeurd was.
Twee franc, een aalmoes, alsof je een bedelaarster
was En jij, die vroeger zoo trotsch was, heb je dat
willen aannemen
Ik heb het recht niet meer om trotsch te zijn. Ik
dacht daarenboven aan de kinderen. De dame scheen
heel veel belang in ons te stellen en zij sprak zoo
vriendelijk en aardig
Mooie vriendelijkheid, die zich uit in het geven van
twee franc aan een ongeluakige.
Ach kom zij heeft gedacht datje een gewone bede
laarster bent, zooals er zoo’n menigte ronoloopen.
Ik dacht een oogenblik dat zij mij een goudstukje
zou geven.
Vervol ff.)
Marie wilde opstaan en naar huis gaan, toen een
vrij oude, rijk gekleede dame voor haar bleef staan.
Waarom schreit ge zoo? wat is er? vroeg de dame
met zachte stem.
Marie sloeg de oogen op naar de persoon, die belang
in haar scheen te stellen en opnieuw stroomden de tra
nen haar over het gelaat.
De dame was ontroerd het was of zij begreep dat
zij een diep ongelukkige vrouw teger over zich had,
wier ellende zij misschien verlichten kon. Zij sprak
vriendelijk met haar.
En niet zonder eenigen schroom maakte Marie de
haar smart. Zij vertelde
van de ziekte van haar man en van de ellende in huis.
Zij verzweeg niet dat zij gehoopt had betaald
ook de idee mogelijk geworden, onlangs door
een der bladen geuitde gemeente A’dam zou
haar oud stadhuis weer terug willen ontvangen
en achter het Rijksmuseum, op het terrein der
kunstijsbaan, een nieuw paleis voor ’t vorste
lijk huis willen bouwen. Och, was dit eens
waarheid! De Dam zou er zeer waarschijnlijk
door verbeteren. Nu zien we er minstens 51
weken per jaar een reusachtig lijk staan, steeds
met sombere zwaarte ’t geheel beheerschende;
dan, als het gebouw weer stadhuis werd, zou
er leven en vertier komen in het trotsche
gebouw, dat weer aan zijn bestemming zou
zijn teruggegeven. Verdwijnen zou het
verbod om op de bekende kleine steentjes te
mogen wandelen en geen soldaatjes zouden
er noodig zijn om dit verbod te handhaven.
En ook, onze vorstelijke familie zou hier in
de stad geschikter kunnen wonen. Men zou
in elk geval voor een tuin kunnen zorgen,
terwijl het paleis op den Dam geen duimbreeds
tuingrond heeft, zoodat het Prinsesje dezen
zomer een deel van het Vondelpark moest
bezoeken. Het zou jammer zijn, dat de ijsbaan
verdween, want ze ligt daar zoo mooi in het
midden der stad. Maar och, verder zuidwaarts
is wel ruimte voor zooiets en bovendien, aan
ijs doet men tegenwoordig niet zooveel meer;
het is net alsof we werkelijk in zachter klimaat
verplaatst zijn. Het zou er zoo mooi passen,
dat koninklijk paleis achter ’t Rijksmuseum,
midden in het deftigste deel onzer stad, tus
schen ’t trotsche museum en ’t flinke Concert
gebouw en omringd door andere fraaie ge
bouwen.
Doch laten we ons niet verbeelden, dat het
reeds zoo ver is; de gemeente heeft voorloopig
nog genoeg te doen met het in orde maken
van den Dam. En we behoeven niet bevreesd
te zijn, dat er spoedig staking in de bouwbe-
weging zal komen, want er moet nog heel
wat afgebouwd worden en heel wat grootsch
werk ook.
Intusschen blijft Amsterdam in meer dan
éen opzicht een eigenaardige plaats innemen,
doordat ruim een tiende deel der bevolking
tot de Israëlieten behoort en deze voor het
grootste deel in éen wijk vereenigd zijn. Was
de Jodenwijk vroeger meer aan den buiten
kant der stad, thans is ze geheel midden in
de stad gekomen, doordat er in 't Oosten heel
wat aangebouwd is. De Jodenwijk is er in
den loop der tijden ook op verbeterd en zal
diep ongelukkige vrouw teger over
vriéndelijk met haar.