VOOR 8HK ES M8TMES. SIEEW8- ES AOVERTESTIEBLA» Sèa liefde der Jen^d. Woensdag 4 Januari 1911. 66e Jaargang» Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. betee- ALLERLEI de En Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Wraak van een tandarts Wat was u lang met dien patiënt bezig vóór u hem z’n kies had getrokken, zei de assistent. Ja, zei de tandarts, maar hij is ook getrouwd met de vrouw, die ik liefhad. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. In droomerige gedachten verzonken, liep Mia Gosler over ’t strand. Zelfs een critisch oog zou haar nauwe lijks haarzevenentwintigjaren hebben gegeven, zooslank was nog hare jeugdige buigzame gestalte, zoo frisch en "warm de kleur harer wangen. Het fijne, aantrekkelijke gezicht, dat zelfs met de uitdrukking van bijna zwaar- moedigen ernst zoo bekoorlijk was, moest zonder twij fel betooverend liefelijk wezen, wanneer de zonneschijn der vroolijkbeid er op straalde. Om haar heen was heel het bonte gewemel van het strandleven, dat zich in het late namiddaguur in een badplaatsje pleegt te ontwikkelen. Maar Mia Gosler schonk er niet de minste aandacht aan, tot ze zich plotseling op blij verrasten toon hoorde aanspreken. Ze keek op, en ook haar gezicht verhelderde, toen ze het aardige jonge vrouwtje herkende dat daar uit een strandstoel op haar toestapte. ElliBen je het werkelijk Welk een onverwacht weerzien Na een scheiding van tien jaar. lachte ’t vrouwtje, haar een hartelijken kus op de wangen drukkend. Want reeds eenige weken geleden, is het volle tien jaar geweest, dat ik uit Nieuwstad wegging. Een klein meisje van 4 of 5 jaar drukte zich tegen haar aan, en terwijl ze het kind liefkoozend door het zijdeachtig haar streek, vroeg Mia: Je bent dus al lans getrouwd Hoe vreemd, dat ik daar nooit iets van gehoord heb 1 Ik had toen ter tijd geen zin er veel ophef van te maken, beste Ga eens naar je broertje, Else 1 ik kom zoo weer met jullie spelen. Je zult je toch nog herinneren-, Mia, hoe we als domme bakvisschen altijd zulke hooge toekomstidealen hadden. En daarom heb ik me in 't begin een beetje gegeneerd, als. ik ’t eerlijk zal zeggen, voor mijn Nieuwstadsche vriendin nen, dat ik me tevreden gesteld heb met een heel een- vondigen handelsreiziger. Een handelsreiziger Maar neen, Elli, dat is niet moaelijk Toch wel En nu schaam ik me daarvoor in ’t minst niet meer. Natuurlijk heeft mijn uitverkorene zich toen met behulp van mijn bruidschat een zelfstan dige positie verschaft en handelt hij nu met veel succes in kousen en Jaeger-goederen en gros. Ik kan je verzekeren, beste, dat men ook in een milieu van kousen buitengewoon gelukkig kan zijn. Vooropgezet natuurlijk, dat men niet zoo gevoelig en romantisch aangelegd is als jij. Mag ik vragen tot welke hoogten het lot jou onderwijl opgevoerd heeft Tot de trotsche hoogte van een oude jongejuf frouw, Elli O. je wilt complimentjes hooren. Met dat oude jongejuffrouwschap heeft het bij jou heusch nog een poosje den tijd. Een beetje verbaasd ben ik echter wel. Je bent dus nog altijd zoo kieskeurig, dat de ware Jozef maar nooit gevonden wordt. Mia zuchtte zwaarmoedig. En na een kleinen inner- lijken strijd zei ze Ach, Elli, ik heb de ware mis schien juist gevonden. Een knappe en voortreffelijke man, tot wieu ik me van ganscher harte voel aan ge trek ken, heeft me voor een paar uur zijn hand geboden. En ik ben diep bedroefd, dat ik hem straks zal moeten afwijzen, zooals alle anderen. overzees, waar ook onze voorouders naar uit zagen. De zee is goed, omdat hij zeevisch ople vert, omdat er zeebadplaatsen zijn, en omdat een storm op zee zoo indrukwekkend lijkt Och, laat ik hier niet op antwoorden, egoïst, die ge zijts Laat de zee ons op nuttige wijze grootmaken, daar ligt ons land geschikt voor en ook de hoofdstad Amsterdam. Ge zult zeggen, dat ik eentonig en eenzij dig en vervelend ben. Goed, ik geef het u toe. Als mijn bescheiden woord er dan maar toe moge medewerken om ook van u, meer dan tot nu toe, wereldburgers te maken, die niet bang zijn van een zeetje. Ik had u eigenlijk over heel wat huishou- delijker dingen willen schrijven. Had de hoop willen uitspreken, dat van nu af de tweede reuzenuitleg van A’dam voor goed beginnen zou, had de Nieuwjaarswenschen van Thomas- vaer en Pieternel willen bespreken. Maar ik heb me nu eenmaal in de grootscheepsche richting laten gaan met de gedachte, dat A’dam enookNederlandslechts grootsteedsch en groot kunnen zijn door ook grorAscheepsch te zijn. Compris die slechts tijdelijk te Nieuwstad vertoefde, een slanke donkerharige Adonis met vurige oogen en een vurige ziel. Bij de eerste wals reeds voelden onze harten zich tot elkaar aangetrokken, alsof we reeds van den aan vang af voor elkaar bestemd waren geweest. En de schuchterheid van mijn zeventien jaar smolt voor den gloed van zijn hartstocht als sneeuw voor de zon. Nog voor dezen onvergeetlijken feestavond voorbij was, hadden we elkaar eeuwig trouw gezworen. Nu en later Waarom heeft de Adonis aan je ouders, die toen toch nog leefden, niet eenvoudigweg je hand gevraagd Zijn trots liet dat niet toe, Elli. Want hij wason- bemiddeld en was juist van plan naar Australië of Zuid Amerika te vertrekken, om daar fabelachtige schat ten te verwerven. Hm En heeft hij dat dan ook werkelijk gedaan Ik twijfelde er niet aan, dat hij ’t gedaan heeft. Geschreven heeft hij mij nooit. Maar dat hadden we van te voren afgesproken. Zijn trots om zijn eergevoel verzette zich tegen zoo’n geheime correspondentie. Eens zoo beloofde hij me, zou hij komen om me te halen als een rijk, geacht en beroemd man. En daarop wacht jij, gansje, nog altijd? Dat is werkelijk het dolste, wat ik ooit van mijn leven gehoord heb. Je moet me niet bespotten, Elli 1 Wanneer je hem gezien hadt zooals ik zijn onuïtwischbaar beeld nog steeds in mijn hart draag als je, zooals ik, de adem van zijn wereldbeheerschenden geest had geveeld. Dat genoegen heb ik werkelijk niet gehad. Maar wat helpen je zijn schoonheid en zijn geest, wanneer je slechts van de herinnering daaraan moet leven? Dan kan ik je dringend raden, dien anderen te nemen, naar wien M’n eerste in ’t nieuwe jaar Zal ik ’t wagen een terugblik te slaan naar ’t verleden jaar en de daaraan voorafgaande? Ik zou het ditmaal met meer genoegen kun nen doen dan bij enkele vroegere jaarwisselin gen. Want er zijn in het eerste decennium der 20ste eeuw jaren van malaise geweest. Malaise, die zich niet het minst in de hoofdstad des lands deed gevoelen. Immers, we hebben ’t hier gezien, dat er in de bouwvakken stil stand heerschte, zoodat timmerlieden, metse laars, schilders, enz. bij duizenden omliepen en tevergeefs naar werk zochten; dat in de dia mantnijverheid, het A’damsch weelde-ambacht in dubbel opzicht, de werkloozen bij honderden, ja bij duizenden te tellen waren; dat de fa brieksnijverheid geen vooruitgang van kenis aantoonde; dat de bevolking soms maan den aaneen achteruitging, ’tgeen altijd een veeg teeken is. Amsterdam heeft betere decennia aan te wijzen dan het nu afgeloopen tienjarig tijdvak. We bedoelen niet uit de eeuw van ons glorietijdperk, toen geen land ter wereld zoo bloeide als ons land, geen stad zoo als de beroemde stad aan Amstel en IJ. Neen, we bedoelen de laatste halve eeuw. Na een eeuw van stilstand kwam eindelijk voor de hoofdstad de herleving. De groote uitbreiding werd voorbereid en dr. Sarphati is hierbij niet het minst te prijzen. We kregen toen langzamerhand de grootsche omgeving van de Hooge sluis, Paleis voor Volksvlijt, Amstel-hotel. Daardoor werd de stoot gegeven. Een nieuwe stad verrees aan alle zijden om de oude, die geheel een binnenstad werd. Vooral de jaren van 1880 tot 1900, toen Adam het van 300 duizend inwoners tot meer dan een half millioen bracht, zijn opmerkelijk. Maar na 1900 was de toename niet meer zoo sterk. Zoodat we thans met moeite de 575 duizend bereikt hebben. Gelukkig, ’t thans afgeloopen jaar geeft weer hoop op de toekomst en rechtvaardigt de ge dachten onzer regeeringsmannen, die steeds bleven gelooven aan de toekomst onzer goede stad. Ons stedelijk bestuur mocht ook niet anders handelen, zult ge zeggen. Ge hebt gelijk, niaar gezien onze vroegere handelsgroot heid; gezien ons verval in de 18e eeuw; ons diepgaand verval in den Franschen tijd; de weinige vooruitgang, die we na 1815 maak ten; gezien de verplaatsing van de scheepvaart- beweging naar Rotterdam; de verandering in de zeeschepen, die maakte, dat de Zuiderzee slechts een meer werd voor de binnenscheep vaart; in aanmerking genomen, dat het graven van ’t Noordhollandsch kanaal niets gaf, ook slechts binnen verkeer in de eigen provincie bevorderde; in aanmerking genomen, dat èn het Noordzeekanaal èn het Merwede-kanaal niet konden beletten, dat Rotterdam de groote haven werd voor ’t geheele Rijngebied van Duitschland en Nederland; gezien en in aan merking genomen dit alles en nog zooveel; dit alles deed telkens de gedachte boven ko men, dat A'dam zou gaan behooren tot de doode steden der Zuiderzee. Er behoorde dus eenige moed toe om niet eenigszins aan de toekomst te twijfelen. Nu zult ge zeggen Alles, wat de hoofdstad verlangde voor de verbetering harer waterwe gen, is toch geschied. Zeker, maar dit is ook alleen geschied door de volharding onzer voormannen óp handels- en bestuursgebied. Thans kan A’dam er op bogen, het beste zeevaartkanaal ter wereld te bezitten. Zoodat er nu slechts enkele schepen bestaan, die hier' niet kunnen binnenkomen. Dus, zult ge zeggen, het Noordzeekanaal, dat reeds zooveel gekost heeft en pas voor eeni- gen tijd op de tegenwoordige capaciteit in orde kwam, is tijdens dat in orde brengen reeds te klein geworden. Ge hebt gelijk. Doch die enkele leviathans, welke tusschen Europa en Amerika varen, zijn slechts uitzonderingen; A’dam heeft met die snel-mailvaart weinig uit te staan; Rotterdam dat geen sluizen kent van de havens naar de zee, zal wel zorgen voor de mail- en passa- giersdienst op Amerika geschikt te blijven. En zoodra ’t noodig is, zal R’dam wel zorgen, dat de Nieuwe Waterweg grooter diepgang krijgt, terwijl A’dam er niet voor te rug zal deinzen om de groote Noordzeesluizen, die slechts schepen van ruim 210 meter lengte, ruim 20 meter breedte en ruim 9 meter diepgang doorlaten, te vervangen door nog kolossaler sluizen. Voorloopig kunnen we ’t nog wel met de bestaande havens, kanaal en sluizen doen. En mogen de afmetingen der zeereuzen nog steeds grooter worden, eindelijk zal zeker ook Een jongen heeft een ruit ingegooid, en daarvoor van zijn vader een behoorlijk pak slaag gekregen. De glazenmaker brengt de rekening en daaruit blijkt dat de ruit maar een gulden kost. Zoo, dat is toch goedkooper dan ik gedacht had, zegt de vader en roept zijn zoon met de woorden Hier jongen, daar heb jij twee kwartjes je hebt een pak slaag gehad voor een ruit van een daalder 1 Er ingeloopen. Kleine Frans is niet bang voor een jokkentje en zegt gewoonlijk, als men hem vraagt, of hij dit of dat heeft gedaan: «Ikke niet, meesterk Op een keer vraagt meester hem: «Frans, wie heeft Amerika ontdekt?» Frans, die denkt, dat er weer iets aan de hand is, antwoordt: «Ikke niet, meester!» De meester wordt een weinig boos en vraagt nog eens: «Frans, wie heeft Amerika ontdekt?» «Ikke meester, maar ik zal ’t nooit weer doen!» antwoordde Frans nu schreiend. Je moet hem afwijzen, ofschoon je veel van hem houdt Dat begrijp ik niet. Je bent toch de vrije beschikster over je besluiten? Ze had de vriendin harer jeugd meegefrokken naar de strandstoelen en Mia was klaarblijkelijk verheugd haar hart te kunnen uitstorten bij een deelnemend wezen. Met een weemoedig hoofdschudden antwoordde zij Dat is het hem juist, dat ik niet meer de vrije beschik king .over mijn daden heb, lieve Elli. Ik heb voor tien jaar een man eeuwige trouw gezworen. En ik voel me zedelijk verplicht op hem te wachten. Wat nog na tien jaar Jij de verloving schijnt me een beetje lang toe Mia zuchtte weer. Ach, als men het nog een verloving noemen kon Maar ik heb den man van miju eerste liefde nooit te- ruggezien. En ik weet niet eens of hij nog leeft. De geschiedenis wordt al romantischer. Je moet het mij uitvoerig vertellen, beste Zoo weinig ik self ook voor romanheld deug, zooveel belangstelling heb ik voor alle verheven aangelegde vrouwelijke wezens. Er valt niet veel te vertellen. Ik weet niet of je je nog het groote zomerfeest herinnert, dat de Harmonie te Nieuwstad ter eere van haar vijftigjarig bestaan gaf. Ja, van hooren en zeggen. Want ik-zelf kon toen wegens ongesteldheid er niet aan deelnemen. Maar ik herinner me heel goed, dat het een paar dagen voor mijn vertrek uit Nieuwstad plaats vond, een paar da gen voor ik mijn tegenwoordigen echtgenoot leerde kennen. Dus op dat feest ben je verliefd geworden Mia Gosler knikte. Het lot wilde, dat ik gedurende het dansen een jon gen man leerde kennen, zooals ik nooit een gezien had en nooit weer heb ontmoet. Hij was een vreemdeling, wel eens waarheid worden, wat voor jaren de Chineesche autoriteiten tot de vertegenwoordi gers der blanke mogendheden zeiden: Maak jullie de schepen naar onze havens. Intusschen is ’t vast en zeker, dat, al moge A’dam nu eenmaal niet geschikt zijn als Lon den, New-York, Hamburg, R’dam en Ant werpen. om tot de vijf voornaamste havens der wereld te behooren, dat de toename der handelsbeweging afdoende het bestaan van onze stad als wereldhaven bewezen heeft. En onze scheepvaart steunt hoofdzakelijk op eigen handel van eigen groothandelaars. Doch, (ik ben eenmaal op dit terrein verzeild geraakt) (verzeild is reeds lang verouderd!) laat ik u opmerken hoe steeds de toekomst voor alle grootheid op ’t water lag. Denk in de oudheid aan Phenicië en Athene en Carthago; in later tijd aan Venetië en Genua; aan Lissa bon en de Spaansche havens; denk ook aan Constantinopel, dat slechts zoo lang een schit terende hoofdstad van ’t Grieksche keizerrijk kon blijven omdat ’t aan de zee lag; denk aan ’t machtige Albion; denk, om in ons land te blijven, aan Stavören’s bloei in de middel eeuwen, aan den bloei van de Zeven Provinciën in de 16e en 17e eeuw. Denk aan de pogin gen, die andere landen doen om over zee ver bindingen te krijgen. Brusselzeehaven. Gent zeehaven, Bruggezeehaven, Manchester zeehaven. Keizer Wilhelm, die verder ziet dan de meesten denken, heeft van zijn rijk gezegd: Onze toekomst ligt op het water. Parijs, ville lumière, wil ook een zeehaven zijn, zoo voort. Zouden wij, die steeds groot waren door de zee en de overzeesche bezittingen, zouden wij dan niet in de eerste plaats naar de zee onze blikken moeten richten? En zou de hoofdstad dan moeten achterblijven? Onthoudt dit, denkt hier goed over na, gij Nederlanders, die te veel landrot wilt blijven. Laat onze nijverheid, onze landbouw en vee teelt bloeien, laat ons mijnwezen van flinke be- teekenis worden. Dit alles is ook waar voor Duitschland (met name nijverheid en mijn bouw), maar toch zegt Duitschland’s keizer, die ook slechts een landrot is: Onze toekomst ligt op ’t water. En daarom juist is Enge land zoo bevreesd. Laten we dus niet te veel landrot blijven. Overzee gaat het’t best naar«de landen van OU RAMT. NEE I I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1