ÏINII! SNEES EN MSTIffiBN. NIEUWS- EN 4PÏERTENT1E8LAD I Staatsbemoeiing. I 66e Jaargang. Zaterdag; 7 Januari 1911. No. 2. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. BELOONDE DAPPERHEID. I I i Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. O, ja, we gaan allen, we moeten, we hopen de te rugtrekkende militie-troepen vannacht te ontmoeten en dr. Johns zegt, dat wij misschien stand kunnen houden te Granitepas, om den vijand op te houden, tot renboden generaal Boon kunnen bereiken om hem te hulp te roepen. Dick, misschien zal ik je nooit weerzien, jou, dien ik bijna eiken dag gezien heb sedert mijn geboorte. Ik weet heel veel van je. Ik ken het heele verhaal van je opoffering voor je moeder en Pet; wie ook spot tend over je mag denken of meenen dat je laf bent, ik niet. Je weet die Arnold Mitchell-geschiedenis. Pet heeft me het groote geheim van haar en Arnold verteld. Beste Dick, ik begrijp, dat je den jongen niet wilde slaan, dien Pet liefheeft. Wat ben je goed, Emily. Als ik durfde, zou ik je een kus geven. Vaarwel I Emily’s teedere handen grepen hem bij zijn mouw. Een oogenblik, Dick. In mijn gedachten ben jij de eerlijkste, trouwste, flinkste en liefste jongen, die er is. Wou je mij kussen? Ik zal je een kus geven en den hemel bidden dat je in het gevecht gespaard wordt. Emily, riep Dick, zich naar haar overbuigend, als ik uit het gevecht terugkeer, zal ik je vragen mijn vrouw te worden. De vijand had alom gezegevierd, zelfs de stad was in zijn macht en nu rukte zijn overwinnend leger op tegen de laatste hinderpaal op zijn weg. Granite-pas. Het gevecht was hevig. Als wij den pas maar tot den nacht kunnen houden, morgen zullen onze ren boden generaal Boon medebrengen! zeiden de officieren. Plotseling hield de vijand op met vuren en er ver toonde zich een parlementair. Dick, die den geheelen dag in de nabijheid van dr. Johns gevochten had, zag hoe dezen een brief werd gebracht en hoe de dokter verbleekte terwijl hij hem las. Wat is er dokter vroeg Dick. Niets meer of minder dan dat ze onze renboden hebben opgevangen. De vijand eischt van ons, dat we den pas zullen overgeven, anders zal hij zijn kanonnen op de heuvtls brengen en zijn infaiterie ten aanval zenden en zullen wij zware verliezen lijden. En wat antwoordt u Dat, zoo we al den pas niet kunnen houden, wij in 1 1 snel-trekschuitdienst inrichtte. Begrijp ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. oent. Groote letters naar plaatsruimte. «vaarschool zendt, moet ge ze laten inenten ter bescherming tegen de pokken. Hebt ge besmettelijke ziekte aan huis, de staat wil, dat die besmetting zooveel mogelijk wordt tegengegaan; een duidelijk aangebracht biljet waarschuwt t publiek tegen 't besmettingsgevaar en ge moogt uw kinderen niet ter school zenden ot, zoo ge onderwijzer zijt, zelf les geven. Uw kinderen mogen alleen in schoolgebouwen vertoeven, die hygiënisch goedgekeurd zijn; in die gebouwen moet zooveel ruimte voor elk kind zijn, de banken in orde zijn, het licht links invallen, geen witte muur schadelijk voor de oogen zijn, moet ventilatie zijn, goed drinkwater, een elk geval onze lijken op het slagveld kunnen achter laten. De parlementair ging terug en weldra was het gevecht weer begonnen. Plotseling rende een enkele ruiter, blootshoofds, zonder jas of schoenen, alleen met een hemd en broek aan, op het rookgordijn toe, dat tusschen de strijdenden hing. Dick, ben je gek riep dr. Johns en rende hem op zijde. Maar Dick reed door, reed als een kind van de wildernis, en allen, die hem zagen, vrienden en vijan den, slaakten kreten van bewondering. De kogels regenden om hem heen, maar hij wist de rivier te be reiken en sprong er met zijn moedig paard in. Met moeite doorkliefde het dier den snellen stroom naar den tegenovergestelden oever. Een stekende pijn in Dick’s been zeide hem, dat hij gewond was, maar hij stoorde er zich niet aan en zette zijn tocht voort.» On ophoudelijk spoorde hij zijn trouw dier aan, maar het was door verscheidene kogels getroffen en bezweek juist op het oogenblik, dat zij den oever bereikten. Zoodra hij aan den oever kwam, voelde hij, hoe stijf zijn been was, maar hij vermande zich en strompelde verder. Zijn beproevingen waren echter nog niet voor bij. Nauwelijks bad hij de richting ingeslagen van het kamp van generaal Boon, of hij zag een vijande lijke afdeeling op zich afkomen; nog voor hij tijd had ge had zich te verweren, zag hij een sabel voor zijn oogen glinsteren, hij voelde een hevigen slag op den linkerkant van het voorhoofd en stortte ter aarde. Hoe lang bij zoo gelegen had wist hij zich later niet te herinneren, maar toen hij weer bijkwam, herinnerde hij zich da delijk, wat hij zich had voorgenomen en weer ging hij op weg, meer strompelend dan loopend. Toen hij eenige uren later in het kamp van generaal Boon aankwam, had hij juist nog de kracht om te sta melen: Graniet-pas, haast u, ze zijn verloren. Toen zakte hij in elkaar en voelde geruimen tijd niets meer. Bijna de geheele stad was naar het spoorwegstation getrokken en stond geduldig te wachten tot de trein zou aankomen. Eindelijk, na een lange afwezigheid, gedurende welken tijd hij in het hospitaal was ver pleegd, zou Dick Clarges, de redder van de hoofd- Het is al zoo dikwijls herhaald: We leven in onzen tijd snel; en ’t gaat steeds sneller, steeds gejaagder, zenuwachtiger. Wat een verschil met de eerste helft der 19e eeuw. Toen reisde men nog per trekschuit en het heele leven ging een trekschuitganget je. In die dagen was er eens een ondernemend man, die tusschen Amsterdam en Utrecht een eens aan: inplaats van in ruim zeven uren, deed de nieuwe dienst het een vol uur vlugger. Geen wonder, dat de schuit den naam droeg Erg vooruitstrevende van De Vlieger. Erg vooruitstrevende men- schen gingen met De Vlieger. Maar men moest zorgen op tijd aan ’t veer te zijn, want de veer- wachtte niet, hield onderweg niet stil om aan een woning pakjes af te geven of meisjes en in het bijzonder was hij dol op zijn bruin- oogig zusje Pet, dat slecht ter been was. Maar wat was er aan van hetgeen gefluisterd werd over zijn lafheid Arnold Mitchell had hem met zijn hoed in het gelaat geslagen en hem tot een gevecht uitgedaagd maar Dick had geweigerd. Had hij daar entegen zijn leven niet gewaagd om den ouden Steven Speers te redden en uit den weg te trekken van een naderende machine En heeft hij den woesten stier, die midden onder de kinderen te land was gekomen, niet bedwongen door een krachtigen slag met een pook? Die kwaad van hem wilden zeggen, beweerden echter, dat hij in het geval van den ouden Steven had gehan deld voor hij er nog bij gedacht had en in dat van den stier zeiden de jongens, die zelf het hardst wegliepen, dat Dick zoo verschrikt was geweest, dat hij het hoofd had verloren. Nadat Dick zich het eerst aan dr. Johns had opge- geven, was hij naar huis gesneld. Moeder, riep hij, de kamer binnen stormend, maak mijn rijlaarzen en geweer klaar en ook wat eten. Ik ga Ben zadelen. Maar haast u Maar Dick, wat in ’s hemelsnaam Moeder, verlies geen oogenblik. De oorlog is uitge broken en langs de geheele rivier wordt al gevochten. De vijand is naar onzen oever overgestoken, heeft een half dozijn steden genomen, Cedar Hill bestormd en trekt nu de vallei door, op de hoofdstad aan met een macht van dertigduizend man. De militie is uit al haar stellingen verdreven, heeft haar geschut verloren en is in vollen terugtocht. De telegraaflijnen naar het Oosten zijn in ’s vijands handen en het leger van generaal Boon, dat de rivier verdedigt, weet niets van hetgeen gebeurd is. Moeder en Pet stonden een oogenblik sprakeloos, maar daarop repten zich haar handen om alles gereed te maken en ze staakten alleen het werk om een traan af te wisschen. Vijf minuten later zat Dick te paard en reed hij, na zijn moeder en zuster omhelsd te hebben, weg. Een eind verder werd hij echter opgehouden door het bleek gelaat van Emily Wilde, het mooie meisje, voor wie hij zoo dikwijls boodschappen had gedaan. ’t Is verschrikkelijk, Dick; ga je heen? schipper j i stil om aan te nemen en dan meteen nog een praatje met de dienstbode te maken. Degelijke, be- Rood en met koortsig gloeiende oogen, maar uiterlijk kalm, eindigde de oude dr. Johns zijn toespraak meteen oproeping van mannen, die konden rijden en schieten. 'Om hem heen stonden een aantal mannen, vrouwen en kinderen zwijgend tengevolge van een angstige aan doening. Wie zal de eerste zijn? vroeg de oude man, om zich heen ziende en onmiddellijk kwam uit de menigte I vooruit gestapt Dick Clarges Zelfs dr. Johns verloor bijna zijn ernst. Het was dan ook een te zot denkbeeld, dat Dick Clarges mee zou vechten; hij de tengere, zachte jongen, die, wat zijn karakter aangaat, meer op een meisje leek, en die I I zich nu kwam aanmelden, toen er moedige mannen werden gevraagd om paard te rijden en te schieten. I j Dick, zei dr. Johns, zijn glimlach bedwingend, ben je bereid je deel aan het werk op je te nemen Ja, dokter. Kan je schieten Dat heb ik mijn heele leven gedaan en rijden óók, van toen ik een kleine jongen was af. Vandaag nog heb ik op den wilden Coon gezeten. Er klonken lioera’s en gelach, maar Dick keek dr. Johns in de oogen en glimlachte zooals hij steeds deed. Dick was een der eersten, die het nieuws gehoord had. Hij was reeds lang gewoon den kleinen telegrafist, Bundy, die zwak was, te gaan helpen en had zóó uit stekend telegrafeeren geleerd. Zóó Kwam het, dat hij juist met Bundy dienst deed, toen die ongewone en on rustbarende tijding kwam. Zonder een woord te zeg gen, was Dick den spoorweg overgesneld, den heuvel op, om de zaak aan den ouden dr. Johns mee te deelen. Was Dick een lafaard Aan ruwe spelen op school had hij niet meegedaan. Zijn geliefkoosde speelkameraadjes waren kleine zadigde menschen spraken er met ergernis over: Steeds had men ’t met de beproefde treksche- pen gedaan; waarom nu zoo gejaagd? Men kan zich haast niet voorstellen, dat die trekschuitentijd nog zoo kort achter ons ligt; men zou meenen, dat er eeuwen en nog eens eeuwen tusschen dien tijd en ’t heden moeten liggen. We leven dus wel snel en ’t gaat steeds sneller. Afmaken is de boodschap en trek- schuitmenschen komen zoover achteraan, dat ze thans niet meer meetellen. Dat snelle leven geschiedt op allerlei gebied; geen enkel is er van uitgesloten. We reizen vlugger en anders; we hebben machines, die alle mogelijke dingen veel vlugger kunnen maken; in de fabrieken gaat alles machinaal; ook op ’t land gebruikt men machines: voor ont ginning en bemesting, voor zaaien en oogsten, voor dorschen en stroopersen. We bouwen onze huizen anders en vlugger. We hebben grooter legers en oorlogsbodems, veel zwaar der en vernielender wapenen. We zijn nu thuis in ongeveer geheel de wereld, zoodat er geen witte plekken meer op de kaart voorkomen. En ook de regeeringsmachine werkt heel anders, is veel samengestelder, heeft meer rade ren, werkt in meer richtingen. Gaat eens na, waarde lezer, wat verandert op dit gebied alles snel! Wie voor veertig jaren ongewoon vooruitstrevend heette, is nu een verstokt conservatief. Wat vroeger voor ’t onmogelijkste staatssocialisme werd uitge kreten, wordt nu een onderwerp genoemd, waaraan de staat zijn bemoeiing niet kan onttrekken. Bedenk eens, hoe snel we in dit opzicht leven. De staat bemoeit zich met u van de geboor te tot aan ’t graf. Hij wil hebben, dat ge goed ter wereld komt en, waar de statistiek een hoog sterftecijfer van jeugdige personen aanwijst, peinst de staat op middelen om daar in verbetering te brengen. De staat wil, dat alleen goed onderlegde geneesheeren uw leven bewaren. Vóór ge uw kinderen naar de be- overdekte speelplaats, schoolartsen, schoolvoe- ding, schoolkleeding. Vooral in de laatste za ken staan we nog maar aan ’t begin, doch meen niet dat we aan dat begin zullen blij ven; meen ’t niet, gij, die vindt, dat ’t kind alleen aan zijn ouders behoort. De staat wil, dat uw kind gezond zij en zoodanig gekleed en gevoed, dat het met vrucht onderwijs kan ontvangen. Want gij zijt niet vrij om te wil len dat uw kind geen onderwijs ontvangt. Wat hier nog niet in orde gebracht is, zal nog wel komen. Overal zullen schoolbaden komen en tandartsen, die zorgen dat het gebit ■■'er kinderen in orde is. Wil ’t kind verder leeren dan de lagere school het brengen kan, alleen door voldoend afgelegde examens kan ’t verder komen. Want we leven in de eeuw der examens. Het aantal examens is reeds buitengewoon groot en ’t zal nog steeds grooter worden, zoodat weldra ieder mensch op de een of an dere wijze een geëxamineerd wezen is, terwijl die examens onder controle van den staat, door staatsexaminatoren worden afgenomen. Ja, de vrijheid is een heel andere zaak dan voorheen. Ge zijt niet vrij om uw kind van onderwijs verstoken te laten blijven en evenmin ’t in andere opzichten te laten verwaarloozen. Want ’t kind kan onttrokken worden aan de ouder lijke macht, ’t kan ook in tuchtscholen ge plaatst worden ter correctie. Ge zijt ook niet vrij om te bouwen hoe en waar ge wilt. Daarvoor dienen woningwet en bouwverordening en nog meer wetten en. re glementen. De staat legt beslag op u om leger en vloot te krijgen ter beveiliging van zijn macht. Kondt ge u vroeger nog vrijkoopen van den dienst, thans is dat niet meer mogelijk, al zijt ge ook nog zoo rijk. En niet maar voor en kele maandjes, neen voor lange jaren legt de staat beslag op u. En als werkgever zijt ge verre van vrij. Wat al maatregelen zijn daartoe genomen. Ge weet ’t, hoe in werkplaatsen en fabrieken alles volgens voorschrift geregeld moet zijn. De staat zorgt voor uw veiligheid ook buiten het huis en straft de aanranders der publieke vei ligheid. De werkgever moet zijn volk verzekeren tegen ongevallen, zoodat de werkman, die een ongeluk krijgt, door een behoorlijke uitkeering geholpen wordt. En vooral op dit gebied zijn we nog lang niet aan het einde der staatsbemoeiingen. Ziektewetten zullen eenmaal voor allen zor gen, die zorg noodig hebben. En staatspensionneering, in welken vorm dan ook, ze zal er komen voor allen, die het noodig hebben. In welken vorm, dat zal de tijd wel leeren. We kiezen hier geen partij, zeggen niet of we meegaan met de denkbeel den van den thans reeds zoo grooten Bond voor staatspensionneering of dat we andere plannen beter vinden. Maar komen zal ze er en binnen niet te langen tijd. Andere landen gaven het voorbeeld. Ziet naar Engeland! Reeds in 1895 scherm den de conservatieven met algemeene staats pensionneering. Ze hadden een verkiezingsleuze noodig om de overwinning bij de stembus te behalen. Maar toen de overwinning behaald was, werd de belofte vergeten. De een sprak van ontijdig; anderen wisten weer andere re denen te verzinnen om de staatspensionneering tegen te houden. Tot eindelijk de liberalen weer aan ’t bewind kwamen en daarbij de ge- NEEKER COURANT. Jl

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1