VOOR SM ES O1STREKES.
SrtS- ES AIIVERTESTIEBLW
Hoe de liefde tarnt
r
3
i
I
De vesting Vlissingen.
66e Jaargang.
Zaterdag 28 Januari 1911.
No. 8.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
I
ieder zal begrijpen,
I
de kool en de
met alle menschen
- is Frank-
Engeland voor altijd in drei-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
van boven tot beneden op hij hoest, krijgt een kleur,
hoest nog eens, en als nu de bruine oogen de zijne
ontmoeten, zegt hij snel
BSrbele, wat ben je mooi 1
Hoe heeft hij dat durven doen Het vermetele
woord, dat een jongen tot een meisje kan zeggen, is
juistWat ben je mooien het staat gelijk met eene
formeele liefdesverklaring.
Zou Barbele daar over een steen gestruikeld zijn
Zij heeft werkelijk water gestort uit de kan, die zij
op haar fiere hoofdje draagt.
Daar dat komt er van roept zij toornig.
Daarop wordt er weer niet gepraat Konrad krijgt
het niet alleen hoe langer hoe warmer onder zijn pet,
ook onder zijn vest brandt en klopt het zijn hart.
Als het niet midden in het dorp was, daa zou bij wel
hoera willen roepen.
Bijna aan het laatste huis is het, waar BStbele stil
blijft staan het is één verdieping hoog, verweerd, met
een scheef getrokken dak gelukkig, dat de groote
lindeboom beschermend zijn takken er overheen spreidt.
De lage schuifraampjes laten zeker weinig licht bin
nen voor het eene staat een half verwelkte roos.
Het meisje bekommert zich volstrekt niet om haren
geleider zij klimt de uitgeholde steenen trap op en
haalt een roestigen sleutel onder haar schort te voor
schijn zij heeft het huisje zoo zorgvuldig gesloten,
alsof het schatten bevatte. Als de deur open is, draait
zij langzaam het steeds beladen hoofd om
Dank je wel
De jonge boerenzoon kijkt haar glimlachend aan.
Onder den lindeboom moest eene bank staan dat
zou een mooi plaatsje zijn
Jaantwoordde zij ik geloof dat ik het vader al
eens gezegd heb.
dat die kleeren haar beter kleeden dan de anderen.
Ga je nooit naar de dansplaats, Barbele
Heb je mij daar wel eens gezien
Ik ga zelf nooit.
Zij lachen beiden dat het klinktvervolgens blijft
Barbele staan en voegt hem toe
Je bent een wonderlijke jongen
Houd je me voor den gek
Ik zegt zij verwonderd.
Hij maakt eene beweging met zijnen krachtigen arm
en wijst in de verte.
Als zij van Tubingen overkomen, de vreemde jonge
heeren, heeft er dan nog geen je het hof willen maken
Voor de eerste maal laat Barbele hare witte tanden
zien, en zij schermt met hare kleine vuist dreigend
in de lucht.
Laat er eens een komen ik haat ze allemaal, geen
een uitgezonderd
Konrad moet weer lachen haar toorn bevalt hem
zoozeer.
Dat komt, voegt zij er tot verklaring bij, omdat mijn
vader zijn leven lang nooit heeft kunnen uitstaan, dat
zij van Heidelberg tot Tubingen de vlotters uitschel
den voor Jockele sperr Dan wordt hij woedend
En wat heeft dat ook te beduiden Wat gaat het die
baldadige jongens aan, als eerlijke lieden op het water
hun brood verdienen
Ik weet het ook niet, geeft Konrad te kennen, en hij
denkt aan zijn vader, die wel weten zal waar dat van
daan komt, want het moet al lang in gebruik zijn, en
die kent immers zooveel geschiedenissen, wel honderd
jaren oud.
Nu gaan zij zwijgend met elkander voort, steeds in
denzelfden stap.
Konrad neemt nog eens de krachtige meisjesfiguur
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Als het stil in het dorp is, dan is het zeer aange
naam het water te hooren ruischen Konrad Metzler
is altijd een groot liefhebber geweest om daarnaar te
luisteren maar als het druk is aan de bron en meisjes
en jongensstemmen door elkander gonzen, dan komt hij
er nooit.
Nu treedt hij nader slechts één persoon ziet hij aan
de bronBarbele zij houdt den koperen kan, het
sieraad van elk ordentelijk huishouden, onder den
bruisenden waterstraal.
Die kannen worden op het hoofd gedragen, en doen
denken aan de Romeinsche amphoren.
Barbele heeft hare Zondagsche kleeren aan, even net
jes als andere, trotsche deernen. De donkere lakensche
roodgestreepte rok reikt tot aan de enkels, de schouder-
bekleeding is van mooi gebloemd katoen de ruime
mouwen en het schort zijn leliewit het kapje met
de afhangende linten heeft zij niet op naast haar
ligt het bonte lakensche kussen, dat het hoofd moet be
schutten tegen onmiddellijke aanraking van den te dra
gen last. In plaats van de zwarte zijden linten ziet
Konrad wat anders, dat hem veel beter bevalt twee
zware bruine vlechten, die laag neerhangen, bijna
tot aan rand van den rok.
Mooie linten kan iedereen wel koopen denkt de
zoon van Metzler, den boer, maar zulke vlechten ziet
men in het heele dorp niet voor de tweede maal.
Barbele staat onbewegelijk en wacht tot hare kan
tegenstanders van ’t 40 (of met de renten
46 '/a) millioenen-ontwerp zijn dat er ook in
’t leger mannen van gezag vóór en tegen ’t
ontwerp zijn; dat de coalitie, die thans aan t
roer is, verre van homogeen is in 't bevoi de
ren der genoemde verdedigingsplannen; dat er
hooge officieren zijn, die vinden, dat we ’t geld
beter aan levende dan aan doode weermiddelen
kunnen besteden.
Merkwaardig is ’t daarom, dat Franschen en
Engelschen niet eerder warm geloopen zijn over
onze kustverdediging.
Juist nu beginnen ze er over. Hadden ze,
zoo er eenige grond voor hunne opwinding
was, niet eenige jaren eerder bezwaren heb
ben kunnen opwerpen? Maar neen, juist nu,
nadat de voorsteller van ’t ontwerp gevallen
is over een nietigheid en nu in ons land de op
positie tegen ’t plan steeds geaccentueerder voor
den dag komt en we een minister-president
hebben, die, al liet hij generaal Kool een tui
meling maken, toch gaarne <1-- -
geit wenscht te sparen, om
vrienden te blijven.
Dat de Belgen voor een goed deel bezorgd
heid toonen, is zeer begrijpelijk. Gelijk wij,
als laatste redoute, de stelling van Amsterdam
hebben, die nog verdedigd wordt als de andere
liniën in ’s vijands handen gevallen zijn, zoo
hebben de Belgen hun Maaslinie en als
laatste redoute de stelling van Antwerpen.
Brussel wordt dus prijsgegeven als ’t niet an
ders kan.
Nu heeft Antwerpen een eigenaardige posi
tie. Het is de groote haven van België, maar
de verbinding met de zee loopt geheel door
Nederland. Ja, was Zeeuwsch-Vlaanderen nog
Belgisch bezit, behoorde ’t nog, als in oude
tijden, tot Vlaanderen en dus tot Belgenland,
dan was de Schelde gemeengoed. Maar thans
is de Westerschelde Nederlandsch en alleen
heeft de eigenaardige positie van Antwerpen
en België meegebracht, dat wij de vrije vaart
op Antwerpen moesten toestaan, zooals dit
bekrachtigd is door ’t traktaat van 1839, waar
bij de vijf groote mogendheden (Engeland,
Frankrijk, Pruisen, Oostenrijk en Rusland) met
Nederland en België de vrije Schelde gewaar
borgd hebben.
Nu komt er nog iets bij. België werd toen
ook neutraal verklaard onder waarborg der mo
gendheden, Die waarborg is echter een zaak
op papier uitgedrukt en ieder zal begrijpen,
dat die neutraliteit zal geëerbiedigd worden,
zoolang er geen kans bestaat om met schoon
klinkende phrases uit schending dier neutrali
teit voordeel te behalen.
Hoezeer men in België zelf op die neutraliteit
bouwt, kan blijken uit meerdere feiten. Voor
eerst bouwde België niet voor de aardigheid
zijn Maas- en Sambreforten en schiep het de
stelling Antwerpen. Dan is ’t ook, niet voor de
grap, dat ’t zijn leger zoo goed mogelijk in
orde tracht te brengen en verder zijn ’t juist
de Belgen, die meenen dat zij, vereenigd in
bondgenootschap met Nederland, beter de ge
meenschappelijke vrijheid zullen weten te be
schermen.
Maar enfin, als ’t te pas komt in hun kraam,
schermen de Franschen en Britten met hun
verantwoordelijkheid voor Belgische vrijheid.
En nu komt ’t heel mooi in hun kraam te
pas. Want èn Engeland èn Frankrijk zien
steeds met schele oogen den vooruitgang van
Duitschland aan. Frankrijk heeft zijn grieven
sedert ’70’71 en besett hoe langer hoe dui
delijker, dat voor Frankrijk-alleen de kans op
revanche voor ’70 -’71 voorgoed verkeken is.
Frankrijk en Duitschland zijn beide tot de tan
den gewapend, maar met 65 millioen in
woners kan men grooter bek opzetten dan met
39 millioen. Zoodat ’t tusschen deze beide
landen langzamerhand de geschiedenis wordt
van keffertje en dog.
Iets anders is 't met Engeland. Dit was finan-
ciëel en commercieel en industriëel sedert lange
jaren't eerste land ter wereld; zelf is ’t wel niet
zoo groot, maar ’t bezit kolonieën en bezittin
gen, die ’t tot het eerste wereldrijk maken.
En daar komt de brutale Pruis, die zich
eerst de hegemonie in Duitschland verzekert, in
’t hait van Frankrijk, in ’t paleis der Bourbons,
een Duitsch keizerrijk schept en nu gaat de
Duitscher met zijn ondernemingsgeest de he
gemonie op industriëel en handelsgebied ver
overen. Het heeft een leger, dat als ’t eerste
ter wereld erkend wordt. Goed, zegt de Brit,
maar wij willen de hegemonie ter zee behou
den; daar hebben wij recht op; omdat wij de
meeste belangen ter zee hebben en ons we
reldrijk slechts over zee kunnen verdedigen.
Als principe werd opgeworpen: De Britsche
oorlogsvloot moet sterker zijn dan de veree-
nigde vloten der twee, op Engeland volgende,
sterkste zeemogendheden. Duitschland maakt
echter zijn vloot steeds geduchter, zonder er
volgeloopen is even roerloos staat Konrad op een
kleinen afstand, als hadde ook hij te wachten op iets.
De kan is nu ten boorde toe vol Barbele trekt haar
met eenen krachteen ruk naar zich toe en daalt dan
eene trede afwaarts, om het hoofd er onder te buigen.
Wacht even, ik zal je helpen 1
Pijlsnel draait zij zich om zij ziet Konrad Metzler
in het blozende gelaat, en eerst na een pauze laat zij
zich vol verbazing volgenderwijze hooren
Ei, eiDat heeft nog niemand gedaan I Zij neemt
de hulp van den jonkman aan en als zij nu, met den
ééuen arm in de hoogte, de kan vasthoudt, terwijl zij
den anderen in de zijde drukt, voegt zij hem toe
Dank je wel.
Dat ’s niet noodig, zegt Konrad diep ademhalend,
als om iets te zeggen dat groote inspanning kost. Wij
gaan samen, wij hebben denzelfden weg.
BSrbele heeft er niets tegen flink stapt zij den
weg op, en Konrad bewondert haren bevalligen en
toch vasten tred, en hare voeten komen hem in de lage
schoentjes en witte kousen kleiner voor dan die van
andere meisjes, en hij verwondert zich hoe zij de slan
ke gestalte eigenlijk nog kunnen dragen hij wendt
zijnen blik hooger op en laat hem met welgevallen
rusten op de buigzame leest en de zachte ronding van
den boezem ten slotte merkt hij op, dat zij roode,
fiere lippen heeft en bruine oogen.
Heb je wel eens voor iemand uit de stad, een
schilder, gezeten om je portret te laten maken
Neen, antwoordt zij kortaf, daar heb ik nooit trek
in gehad. Daar was er wel een, maar tegen dien heb
ik gezegd, dat alle meisjes dezelfde kleeren dragen en
dat ik geen tijd had.
Op het gelaat van den jonkman komt een glans
zonder een gestudeerde te zijn, heeft hij al gemerkt,
angstvallig op te letten, of het ook beneden
de helft der Britsche vlootsterkte blijft.
Als een nachtmerrie zweeft Brit en Fransch-
man voor de oogen, dat zoovele Duitschers
handelshuizen hebben in de voornaamste havens
van Nederland en België. Zij droomen van
een commerciëele verovering door de Duitschers
van de beide Nederlanden, waarop een militaire
verovering moet volgen. En dan
rijk verloren en
gend gevaar.
Droomde eens Napoleon van Antwerpen als
een pistool op de borst van Engeland, dan zal
heel Nederland en België één groote bedrei
ging tegen Albion vormen.
Hé, zou men zoo zeggen, waarom sluiten
Engeland en Frankrijk dan geen verbond ter
bescherming van de beide Nederlanden en ko
men zij bij ons met de boodschap: Kijk, wij,
geholpen door Russen en desnoods ook nog
Italianen, garandeeren u uwe onafhankelijk
heid, die wij met al onze krachten zullen ver
dedigen.
Doch nu nog wat anders. Als Engeland
forten bouwt te Dover en zijn grootste oorlogs-
haven heeft te Portsmouth, is dat vooral tegen
Frankrijk; als ’t een Noordzeevloot inricht met
maritieme bases aan de Noordzeekust, is dat
een bedreiging tegen Duitschland. Als Duitsch
land Helgoland, Borkum en Emden versterkt,
is dat tegen Engeland. En zoo kunnen we
nog veel meer voorbeelden opnoemen.
Maar wij, in ons kleine landje, wij bedrei
gen niemand. Wij willen alleen in staat zijn
onze vrijheid zoo lang mogelijk te kunnen
verdedigen. Daarvoor hebben wij onze Hol-
landsche waterlinie en de stelling Amsterdam,
die toch zeker tegen Duitschland moeten die
nen. Er is geen kans onze uiterste oostgrens,
die veel te lang en onverdedigbaar is, in vol
doende mate te beveiligen; daarom moet de
Hollandsche waterlinie er zijn. En zouden wij,
die toch een handeldrijvende natie zijn, die een
groot koloniaal bezit hebben, moeten verzuimen
onze kusten te beveiligen, omdat dit schijn
baar tegen Engeland gericht is? Uit de heftige
redenen der Britsche bladen zou men haast
vermoeden, dat de Britten bij eventueelen
oorlog reeds een invalsplan in ons land gereed
hebben liggen.
Nu zal men zeggen: Maar Brit en Fransch-
man hebben ’t alleen over de Vlissingsche
forten! Volkomen waar, doch dit zal wel zijn,
Oude kostzult ge zeggen. We geven u
gelijk, maar willen toch opmerken, dat het
laatste woord hierover nog lang niet gezegd
en geschreven is. We willen er daarom ook
nog even over schrijven, zonder ons uit te
geven voor explicateurs van internationale ver
dragen en internationaal recht, zonder te wil
len beweren, dat we eenige voldoende kennis
hebben van militaire zaken, om met eenig
recht onze duit in ’t politiek militair zakje te
kunnen werpen.
Laten we vooreerst opmerken, dat we niet
tot de Pan-Germanisten behooren, evenmin tot
de Anglomanen of uitsluitend ons richten naar
wat la belle France voor goed verklaart, dat
we niet gaarne onze Belgische broeders voor
’t hoofd zouden willen stooten of iets toejui
chen, dat de gestadige verbroedering tusschen
de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanders in
den weg zou staan.
We zijn liefst trouwe Nederlanders, die be
zield zijn met de vurige hoop, ons kleine landje,
dat door beschaving en koloniaal bezit en
ligging toch zooveel beteekent in de wereld,
vrij te zien blijven tot in lengte van dagen. We
zijn geen anti-militairisten, al zouden we ’t
toejuichen, dat eene algemeene ontwapening
zoo ver mogelijk doorgevoerd kun worden.
Reeds in 1903 groeide de idee, om onze
kusten tegen eventueele aanvallen te bescher
men. Dus ongewoon nieuw is ’t kustverdedi-
gingsplan niet. Nu is ’t zeker, dat er vóór- en
OURANT
NEE