t WOK 8.W ES «Mi. MEBWS- ES AÜWTESTBLiD 66e Jaargang» Woensdag 8 Februari 1811» No. 11. Feuilleton, Regsn en Zonneschijn. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Nic. Beets. ■H KM ver- De doende uit. te A’dam zoodat van cent. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. doen, moeten wij eerst voor nen i zij, als om zich zelf te verdedigen. Je weet, dat al onze bekenden er zullen zijn. Bij zich zelf vervloekte hij alle bals, daarna deed hij een poging zijn verloren evenwicht terug te vinden en antwoordde Ik heb je mijne meening gezegd, Wally Met een schouderophalen draaide zij zich om, ter wijl zij in gehuichelden overmoed zeide En ik blijf bij mijn plan om wel te gaan Hij greep de bel. Gustaaf, beval hij den binnentre denden bediende, pak dadelijk mijn koffer 1 ’t Is wel, mijnheer. Het jonge mevrouwtje neuriede een liedje, terwijl zij rozen in een vaas rangschikte. Je wilt dus op reis gaan?! vroeg zij als terloops, en daarna vervolgde zij Waarheen moet ik de brieven zenden, die er voor je komen Hij bleef een oogenblik op den drempel staan en antwoordde op beleefden toon Ik zou je niet gaarne lastig vallen en zal Gustaaf mijne instructies wel geven! Toen sloot hij de deur achter zich toe. Zij was ontzet in het gevoel harer ellende wierp zij zich, zonder op haar nieuw kleed te letten, op de sofa en hare oogen vulden zich met tranen. Hoe schan delijk Van mij weg te gaan, mij alleen te laten, ter wijl wij nog maar zes maanden getrouwd zijn 1 Zij nam haar met kant bezetten zakdoek, droogde haar tranen, ging naar de deur en zeide vastbesloten in zich zelf Neen, daar zal ik nooit aan gewennen Albertine Albertine riep zij. Ja, mevrouw, ik kom dadelijk Enkele minuten later bevord mevrouw Wally zich in haar boudoir met haar kamermeisje in ernstig gesprek. Intusschen zat Ewald Dannenberg in zijne kamer een sigaar te rooken en in een spoorwegboekje te bla deren; hij feliciteerde zich met zijn energieke houding. Toch was hij een beetje ongerust over den volgenden schaakzet, dien hij nu wilde en moest doen. Na dit op treden in het salon moest hij heengaan, onvoorwaar delijk heengaan, zelfs al was het slechts voor één nacht. Maar waarheen Dat was de vraag Hij herinnerde zich, dat een zijner kennissen met geestdrift had gesproken over het reizen in den Harz in den winter. Nu was het kort voor de lente en het zou dan een mooie afwisseling zijn, ia de bergen zijn ergernis te verkroppen. Over een uur ging de trein. Hij belde den bediende, ging daarna op den corridor en bleef daar een oogenblik besluiteloos sfaan. Opeens drong de zilveren lach zijner vrouw tot hem door. Zij is harteloos mompelde hij en begaf zich zonder verder beraad naar het rijtuig dat hem reeds stond te wachten. De bediende reikte hem den koffer toe. Als er brieven komen, zend ze dan naar het Wil- helm-hotel te Eichenrode in den Harz. Heb je mij begrepen, Gustaaf Jawel, mijnheer. Pleizierige reis! antwoordde de bediende, die, toen het rijtuig uit het gezicht was, langzaam in huis terug keerde. ’t Is merkwaardig Wat mag hem we! mankeeren dacht Gustaaf. Nog nooit was mijnheer zoo haastig op reis gegaan De tijden veranderen In deze philosophiscbe beschouwingen werd hij ge stoord door het kamermeisje zijner meesteres. Ach, beste Gustaaf, zeide het meisje met een vrien delijk koket lachje, mevrouw heeft den naam van het hotel vergeten, waar mijnheer wil logeeren. Hoe heet het ook Ik geloof, ’t is de Roode Leeuw. De bediende lachte vaderlijk. Neen, Albertientje. ’t is het Wilhelm-hotel te Eichenrode in den Harz, ant- Wat wij tot vorming van anderen wenschen te ons zelf doen. Wij kun- niet geven wat wij zelf niet bezitten. (Kingsley). ’t Kan mij niet schelen wat je zegt Ik heb mijn nieuwe japon aan en nu wil ik er heen Je wilt je dus tegen mij verzetten klonk zijne stem tamelijk barsch. Ja Zij wierp haar aardig kopje trotsch achterover, vertrok hare lippen en zette haar voetje, dat onderden niet kant bezetten zijden onderrok te voorschijn kwam, heftig voor zich op den grond een verwend, trotsch kind, trillend van opgewondenheid, met een uitdruk king van moedwil en triumf in hare donkere oogen.. Zijn gelaat betrok. Van school af kende hij nog wel het woord gehoorzamen, maar in het huwelijk dacht hij zich toch alleen door de woorden liefde en eer te laten leiden. Bovendien was het zijn eerste ernstig conflict met zijn mooie, jonge vrouw. Goed, antwoordde hij ernstig, ga dan zonder mij Haar roode lippen vertrokken zich tot een spottend lachje ’t Zal mij een genoegen zijn, mijnheer zeide zij uitdagend. En het was toch zoo’n belachelijke nietigheid, waar om zij verschil hadden gekregen Een bal niets dan een bal ten huize eener familie, die hem niet sympathiek was. Zij was anders graag bereid geweest van het ge noegen af te zien, maar zijn plotselinge korte beslis sing beleedigde haar trots en een 'gevoel van verzet tot eiken prijs bekroop haar. Het zal een buitengewoon mooi bal worden, begon Met 1 Mei a.s. gaat een zeer verdienstelijk Amsterdammer zijn drukken werkkring laten om ambtenaar in ruste te werden, heer Leur treedt dan af als directeur van ons telegraafkantoor, nadat hem op de meest eer volle wijze ontslag is verleend. Een zeer ge wichtige, zeer verantwoordelijke betrekking, die jarenlang tot tevredenheid van regeering, publiek en ambtenaren door hem werd waar genomen. Dat het publiek bij den heer Leur terecht kon, ieder zakenman zal 't u bevestigen; dat de regeering zijn ijver en bekwaamheden op prijs stelde, bewijzen de termen, waarin ’t ontslag is vervat; dat de ambtenaren hun su perieur hoogschatten, is dezer dagen duidelijk gebleken. Talrijke pogingen zijn ook gedaan om den heer Leur van zijn voornemen terug te brengen. Zijn opvolger krijgt, vooral in de eerste tij den, een moeite vol ambt. Want ’t kantoor te A’dam is verreweg het grootste van ons land. Menigeen zou zoo oppervlakkig denken, dat Rotterdam en Den Haag zeker ook wel mee kunnen doen. Rotterdam is als zeehaven im mers viermaal zoo druk als A’dam en Den Haag is de regeeringsstad. Een paar cijfers zullen u duidelijk maken, dat zelfs Rotterdam woordde hij vriendelijk, terwijl hij haar onder de zachte kin streek. Dank je, Gustaaf. Ik had alleen den naam van het hotel noodig, zeide zij. vergenoegd in haar vuistje lachend, en trippelde weg. Een koude wind woei van de bergen en baande zich een weg door alle reten en spleten. Niemand maakte gebruik van de leeszaal van het hotel, alleen Ewald Dannenberg had zich daar terug getrokken, omdat het weer zoo onaangenaam was. Plotseling sprong hij op, wierp de krant weg en be gaf zich naar den portier. Hebt u brieven voor mij vroeg hij voor de tiende maal op dezen morgen. De man keek in de brievenbus. Eén, mijnheer, ant woordde hij en hij overhandigde den brief. Dannenberg’s gelaat, dat vroolijker was geworden, werd merkbaar langer, toen hij zag dat het geen brief was van Wally. Hij had het zoo gehoopt. Onver, schillig bladerde hij daarop in het vreemdelingenboek. Ben ik hier de eenige gast Zeker, mijnheer. Het seizoen is nog niet begonnen en dan zijn wij nooit overvol, antwoordde de portier. Maar zooeven ontving ik uit Berlijn een telegram, om twee kamers en een dienstboden kamer op de eerste étage voor eene dame. Dannenberg ademde onwillekeurig verlicht. De verschrikkelijk vervelende table d’höte den vorigen avond met drie eerbiedwaardigheden van het stadje en eene oude magere dame, die aan den tijd der phatao’s herinnerde, had hem bijna naar. Berlijn teruggedreven. Hij moest aan zijn mooie eetkamer, den opmerkzamen Gustaaf, den overvloed van bloemen en voor alles aan ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/. cent. Groots letters naar plaatsruimte. begrijpen, waar de menschen hier toch van leefden. In R’darn daar werd geld verdiend, maar te A’dam, daar moest het wel armoede zijn. Toen ik hem echter sprak van onze bijna tien duizend diamantslijpers, die gemiddeld een loon verdienen, waarbij dat van bootwerkers niet halen kan, toen hield hij zich stil. En waarlijk, waar moest onze stad heen, als de diamantindustrie er niet was. Als 10.000 men schen gemiddeld elk 40 gld. of nog meer per week verdienen, terwijl van oppotten bij deze lui zoozeer geen sprake is, zoodat al dit geld in de wandeling komt, dan geeft dit wel veel koopkracht in een stad. Ik wil een paar ge- Spreek van u zelven nooit, en indien anderen tot u over u spreken, breng dan zacht glooiend het gesprek op een ander onderwerp. Nic. Beets. nog weinig is, vergeleken bij de hoofdstad. Vol gens de gegevens van 1909 werden in Rot terdam gemiddeld per dag 8000 telegrammen verzonden, in Den Haag 1800 en te A’dam 20 duizend. Het verschil tusschen A’dam en R’darn komt door deze cijfers nog niet vol- Ge moet hierbij nog weten, dat de centrale afrekening is met het buitenland. Verder heeft men hier de meteoro logische telegrammen Ge zult u daarom ook niet er over verwonderen, dat er hier onge veer duizend ambtenaren in dezen tak van dienst werkzaam zijn. Zoodra de Staatscourant bekend maakte dat de heer Leur ontslag gekregen had, kwamen de telegrafisten bijeen en in een zeer druk bezochte vergadering werd de volgende motie aangenomen, die den attredenden directeur reeds is ter hand gesteld »De ambtenaren van het Rijkstelegraaf- kantoor te A’dam, bijeengekomen naar aanlei ding van de medcdeeling in de Staatscourant, dat den heer H. W. L. Leur, directeur van dit kantoor, op de meest eervolle wijze ontslag is verleend; Uiting willende geven aan het gevoelen, waarmede deze tijding door hen werd ver nomen; Overtuigd, dat het scheiden van het ambt, dat door hem een zoo groot aantal jaren en tot nu toe met on verzwakten ijver vervuld werd, hem zwaar valt; Wenschen bij deze gelegenheid opnieuw een bewijs te geven van hunne sympathie met den energieken leider, onder wien werk zaam te zijn het een eer voor hen was; Verklaren het heengaan van den heer Leur te betreuren, en dragen jhet comité op, deze motie ter kennis te brengen van hun hoogge- schatten directeur*. Zoo’n motie spreekt voor zich zelf en duidt aan, dat met den heer Leur werkelijk een kracht, iemand met energie heengaat. Laten we hopen, dat zijn opvolger hem waardig kan vervangen. Van vervangen gesproken, er is zeker niets, dat voor onze stad de diamantnijverheid kan vervangen. Onlangs sprak ik een Rotterdam mer, die natuurlijk enthousiast was over de enorme handelsbeweging in zijn woonplaats. Daar was A’dam toch maar niets bij. Ik hielp hem dadelijk een handje, door de verhoudin gen aan te geven. Onze vriend kon maar niet tallen noemen: In December jl. kwam aan contri butie bij den Alg. Ned. Diamantwerkers Bond binnen ’t sommetje van 54.384 gld. 30 cent, er toen in kas was het peulschilletje 1 millioen 277 duizend 279 gld. en 58'/s Een aardig appeltje voor den dorst. Neem hierbij nog in aanmerking, dat wel ’t overgroote deel, maar toch niet alle diamant werkers lid van dezen bond zijn; de beide an dere vereenigingen in dit vak, (een er van is een onderafdeeling van den R. K. Volksbond) tellen betrekkelijk zeer weinig leden. En dat ze 't geld over ’t algemeen laten circuleeren, behoef ik niet te verdedigen; ieder, die in de diamantwijken bekend is, of die inde schouw burgen en groote koffiehuizen de verschillende soorten A’dainmers weet te onderscheiden, zal me dit dadelijk toegeven. Toen dan ook dezen zomer de algemeene vacantieweek in ’t diamantvak gekomen was, en de meeste slijpers, enz. de hoofdstad verlie ten, kon men dat in de zaken der hoofdstad zeer goed bemerken. Het is te hopen, dat de vrees voor een aan staande slapte in dit bedrijf ongegrond blijkt te zijn, zoodat niet weer, als voor enkele jaren, de bondskas moet worden aangesproken. Toen immers was ’t in heel de stad malaise en zoo groot was deze zelfs, dat door de burgerij een kleine paar ton werd bijeengebracht om in den allerdringendsten nood te voorzien. Juist was ’t toen ook misère in de slijperwereld. Eerst wilden de werklooze slijpers ook deelen van die twee ton, maar zij begrepen al spoedig, dat dit toch te bar zou zijn. De heeren wer den naar hun eigen bestuur en bondskas ver wezen. Er was toen een millioentje in kas en dat millioentje slonk tot ver beneden ’t half millioen. Zooals de lezer op kan merken, is’t millioentje thans al lang weer bereikt en zal over enkele maanden ook de anderhalf millioen reeds ge passeerd zijn. Er is in ons land natuurlijk geen enkele vak- vereeniging, die zoo goed bij kas is. Ja, ster ker nog, al de bondskassen der andere vak verenigingen van he#l Nederland komen er nog niet aan toe en zelfs in de grocte industrie staten heeft men respect voor een stevig mil lioentje. Nu ik toch van getallen spreek, wil ik er nog een paar noemen. Vooreerst hoort men nu reeds als kosten voor den bouw van een koninklijk paleis in ’t Mu- seum-kwartier den prijs van drie millioen gul den noemen. Alsof men daar zoo aanstonds mee beginnen zou. Verder wil ik het vermoeden uitspreken, dat we dit jaar tot de 200 duizend passagiers per dag in onze gemeentetram zullen komen. Wie had dat voor eenige jaren ooit kunnen denken? Tweehonderd duizend per dag! Te Groningen is ook een gemeentelijke electrische tram, maar ik vermoed, dat ze er daar wel een maand over doen om de 200 000 vol te krijgen. Nu nog meer getallen. De »Algemeene Nederl. Bond van Mineraalwaterfabrikanten en Bierhandelaren* zal een adres richten aan den minister van Justitie met ’t verzoek, dat art. 337 van het Wetboek van Strafrecht zoodanig gewijzigd wordt, dat het stelen (achterwege houden) van flesschen, kruiken, fusten en sy phons strenger kan tegengegaan worden Nu, die menschen hebben reden tot klagen. Een onderzoek heeft geleerd dat er jaarlijks aan die soort voorwerpen zoek raken: te A’dam voor 120 mille, te Rotterdam voor 90 mille, te ’s Hage voor 80 mille; en zoo voort. Och, die flesschen, enz. zijn zoo gemakkelijk. Ieder kan ze gebruiken, maar voor de be doelde handelaars is ’t wel wat al te schadelijk. We wenschen dien menschen toe, dat ze succes krijgen. MEEKER COURANT X «1 Wl I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1