MIW8-13 ADTOmmiD
Twaalf eeuwen geleden.
jfo addoend
VOOR Sfflk 1 OKTREffi'
Kt
Zaterdag 18 Februari 1811.
No, 14.
66e Jaargang,
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
we
in hun
on
en
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
beloofde juist de grootste
hemel aan hen, die den
heiligen oorlog zullen gevoerd hebben en in
dien strijd voor de eer van Allah en zijn Pro
feet het leven lieten.
De leer van Mohammed veroverde de har
ten van de Arabieren, van hen, die nooit een
w
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters narr
plaatsruimte.
jeugdige, bruisende
Van twee, ver van
nu op
brief voor mijnheer.
Mijnheer Krekel nam hem lusteloos aan, bekeek met
zeer weinig belangstelling het adres maar nauwelijks
had hij een paar regels gelezen of hij sprong van zijn
stoel op en begon in de kamer een soort Indianendans
uit te voeren.
Wat mankeert je nu, Thomas. Is dat die lange steek
weer vroeg mevrouw Femia, nu werkelijk met be
zorgd gelaat.
Neen, neen, stel je eens voor mijn oude oom Jacob,
je weet wel, de broer van mbn moeder, is dood, en nu
laat hij mij zestigduizend gulden na.
Wat bedoel je? Hoe goed van hem om te sterven,
ik wil zeggen om je zestigduizend gulden na te laten.
Maar Thomas, wat is het vreeselijk jammer, Gat ze te
laat komen.
Te laat komen Wat bedoel je daarmee, vrouw
Je zei immers zoo juist, dat je met het eerie been
in het graf stond en dat het andere
Dat zal misschien nog wel zoo’n vaart niet loopen,
viel hij haar in da rede.
Maar hoe kan je toch zulken onzin zeggen ’t Zal
je immers niet mogelijk zijn, te leven met die vreese-
lijke lever
Mijn lever kan voor mijn part naar den duivel loopen.
Als zestig duizend gulden niet in staat zijn haar beter
te maken, is zij niet waard een lever genoemd te wor
den. Stel je toch eens voor, Femia, zestig duizend gul
den Hoepla! Zestig duizend gulden!
En vreemd genoeg, mijnheer Krekel herstelde met
buitengewone snelheid. Hij is nu een van de gezond
ste en gelukkigste menschen uit ’t geheele land. Zelfs
die lange steek is hjj geheel te boven gekomen
Ik had daar een steek, die van mijn groote teenen
tot aan het puntje van mijn hoofd liep.
Goede hemel, dat is dan wel een lange steek, plaag
de mevrouw Krekel, want je bent minstens zes voet
lang, Thomas.
Ja, en eigenlijk is het nog niet over, het draait al
maar in mijn hoofd. Kijk eens gauw, Femia, of daar
van niet iets in het boekje te vinden is
Neen, er staat heelemaal niets in vermeld van een
zeeslang, giegelde mevrouw, want het zou mij niets ver
wonderen. als je zooiets in je binnenste had.
Femia, sprak haar echtgenoot, haar met verwijtenden
blik aanziende is het nu een tijd voor zulke groote
gevoelloosheid, nu ik met het eene been in het graf sta,
en het andere er naast sleept? En wat is nu wel het
resultaat van al die symptomen Zullen mijn longen
uit elkaar barsten of mjjn hart aan stukken gescheurd
worden
Neen, Thomas, niets van dit alles. De lever, het
is je lever, die niet in orde is, zoover ik kan nagaan.
Juist, dat dacht ik wel. Dat is de reden waarom
ik niet kan eten alles wordt ingenomen door mjjn
lever die heeft, om het zoo maar eens uit te drukken,
het geheele huis in beslag genomen, terwijl hij toch
maar recht had op een kamer. Ik heb het je wel ge
zegd, lieve je zult eens zien, hoe spoedig het met me
gedaan zal zijn. Hoewel ik niet veel nalaat, zal het
toch zaak zijn, dat ik den notaris laat komen en vlug
mijn testament maak. Jij kunt alvast wel naar den
bidder gaan, vrouw, en toebereidselen maken voor mijn
begrafenis, en
Er werd aan de deur gekloptop het »binnen« van
mevrouw kwam de meid de kamer in en bracht een
met rechtmatige trots kan wijzen op de kloek
heid van den Boerenstam.
Ook in familiekring herdenkt men op treur
dagen den dood van een dierbaar familielid.
Maar staten, gewesten en steden willen
vieren, met feestgejuich vieren, en dat kan
alleen, als er feiten te herdenken zijn, waarop
men met fierheid kan wijzen. Voor enkele
jaren herdachten we ’t geboortejaar van De
Ruyter en van Rembrandt. Is ’t niet, omdat
we als natie fier mogen zijn op zulke groot
heden? Maar ’t zal ons niet in ’t hoofd komen
de geboorte van een Willem V te herdenken,
noch ’t jaar van zijn vlucht. Wel denken we
nu reeds aan ’t eeuwfeest van 181 3, want toen
ontwaakten we weer en hielpen zelf ’t hardst
mee om den onderdrukker voor goed onschade
lijk te maken.
Een feit van wereldbeteekenis kunnen
nu herdenken.
In 1911 is ’t immers twaalf eeuwen gele
den, dat stonden te schudden, dat ondermijnd
werden de grondvesten, waarop de Europee-
sche beschaving rust.
In dat jaar scheen ’t bestaan van Christelijk
Europa voor immer ondermijnd te zullen wor
den; het verkondigde ’t begin van den eind-
zegepraal der Muzelmannen over de Chris
tenen.
Een wondere macht hadden de volgelingen
van Mohammeds leer in nog geen eeuw t.ijds
ontwikkeld.
Ge zult zeggen-, O, maar zoo ging het met
’t Christendom ook in de eerste eeuw van zijn
bestaan.
Goed, doch laten we hier geen vergelijkin
gen maken, ofschoon er zooveel overeenkomst,
ook in succes is, doch evengoed veel ver
schil.
Laten we, om op dit laatste te komen,
slechts één tegenstelling noemen. Christus
had gezegd: Trekt het zwaard niet, want al
wie het zwaard gebruikt, zal er door vergaan.
En zijne volgelingen deden naar dat voorschrift.
Zij groeiden niet door overwinningen met het
zwaard, maar door het lijden. Denk slechts aan
het bekende: Het bloed der martelaren is het
zaad der kerk.
En Mohammed
zaligheden in den
Maar, ging hij voort je kunt wel thuis blijven en
er mij wat uit voorlezen, vrouw, want ik voel mij op
’t oosjenblik niet wel genoeg om het zelf te doen bij
deze woorden zakte hij weer achterover in zijn leun
stoel, uitroepend ik ben toch zoo naar o, ik ben toch
zoo naar
Mevrouw Krekel was wel genoodzaakt zich weer van
hoed en mantel te ontdoen, en bij haar man te gaan
zitten. Zij sloeg het boekje open en begon Pijn in
den rug en onder de schouderbladen dikwijls hoofd
pijn en voornamelijk boven de oogen.
Och, dat is mijn kwaal, zuchtte de heer Krekel.
Juist, dat is jouw kwaal, voegde mevrouw er bij, en
zij ging voort met lezen Voortdurend gedrukt gevoel,
branden van de handpalmen en de voetzolen.
Juist als bij mij, verklaarde de heer Krekel.
Afkeer van eiken arbeid. Dat is jouw kwaal, Thomas,
zei zijn vrouw, want onder ons gezegd, ben je vrees
lijk lui.
Neen, Femia, dat is het niet, zuchtte de zieke. Ik
ben volstrekt niet lui, maar mijn arm, zwak, gefolterd
lichaam staat mij geen enkelen arbeid toe. Maar ga voort,
Femia.
Zonder ook maar eenigzins van haar stuk gebracht
te worden, ging mevrouw Krekel voortOnaange
name droomen
Juist, dat is het, ik droom iederen nacht zoo vreese
lijk, dat ik geloof, dat het mij telkens eenige haren
van het hoofd kost, vandaar dat ik zoo kaal word, zei
hij treurig. O, lieve, lieve, en mijnheer Krekel sprong
plotseling van zijn stoel op en greep zich naar het hoofd.
Mijn hemel, wat is er nu weer, Thomas vroeg zijn
vrouw verschrikt.
Mijnheer Krekel verklaarde dat hij zich ernstig ziek
gevoelde, ’t Was hem moeilijk er een juiste définitie
van te geven, wat hij eigenlijk scheeldemaar hij
voelde wel, dat hij reeds met zijn eene been in
het graf stond, en dat, als het zoo doorging, er niet
heel veel meer voor noodig was, om hem voor goed
het hoofd te doen neerleggen.
Wat de toestand nog moeilijker maakte, was dat de
heer Krekel geen dokter wilde raadplegen, hij had nu
eenmaal vreeselijk het land aan doktoren, en wel voor
namelijk aan hun rekeningen. Er waren menschen,
die onvriendelijk genoeg waren om te beweren, dat
mijnheer Krekel lijdende was aan een ingebeelde ziekte.
Op zekeren dag, toen mevrouw Krekel op het punt
was om uit te gaan, vond zij een klein boekje, dat blijk
baar onder de voordeur geschoven was door een firma,
die in allerlei medicijnen handelde en die de sympto
men van verschillende ziekten in dat boekje beschreef.
Nadat mevrouw het even ingekeken had, bracht zij
het bij haar echtgenoot met de woorden
Hier heb ik nu net iets voor jou in dat boekje
kun je vinden, wat je eigenlijk scheelt.
Je schijnt geen flauw"vermoeden te hebben van mijn
ziekte, vrouw. Wat! In dat kleine boekje, op die
enkele bladzijden kan mijn ziekte onmogelijk geschre
ven worden daar zou een lijvig boekdeel mee gevuld
kunnen worden.
slagen Chiistenen zich slechts in de lastige
bergen van Asturië konden staande houden.
En daarna trokken zij de Pyreneeën over en
deden e°n groote poging om Gallië te ver
meesteren. De opzet zou misschien gelukt
zijn, hadden niet de Franken, die sedert Clovis
slechts zwakke koningen hadden, in Karei
Martel, den grootvader van Karei den Grooten,
geen hofmeier bezeten, die kloekheid genoeg
bezat om de Muzelmannen, gewoon te over
winnen, tegemoet te treden en in 732 tusschen
Tours en Poitiers te verslaan. Daarmee redde
hij de landen der Germanen en Europa.
Maar het had anders kunnen gaan en wat
dan?
Door den slag van Xeres hadden de Mosle-
min gezien, dat ook in ’t westen de Halve
Maan sterker was dan het Kruis. Gelukkig,
dat Karei Martel deed ondervinden, dat de
oerkracht der Germanen datzelfde Kruis zou
weten te verdedigen. De aanvallers werden
met bebloede koppen over de Pyreneeën te
ruggejaagd en allen lust was bij hen vergaan
om ’t nog eens te probeeren. De Strijdhamer
was zoo geducht aangekomen, dat één slag
voldoende was.
Ruim een halve eeuw later drong de klein
zoon van den Strijdhamer zelfs over de Pyre
neeën: Karei de Groote bezette Spanje tot aan
den Ebro. Maar het zou nog tot de 15e
eeuw duren, tot de Saracenen hun laatste bezit
in Spanje verloren.
Merkwaardige tegenstelling: Na ’t midden
der 15e eeuw verdreven de Christenen de
Mooren uit Spanje en werden de Turken mees
ter van de Oost-Romeinsche houfdstad.
Hebben we niet gelijk het jaar 711 een
merkwaardig jaar in de wereldgeschiedenis te
noemen, merkwaardig in de eerste plaats voor
Christelijk Europa, maar in nog grooter be-
teekenis, omdat datzelfde Europa met zijn
macht en zijn energie, zijn denkbeelden op
allerlei gebied, heel de wereld beheerschen zou.
In ’t zelfde jaar 1492, dat de laatste Sara-
ceen uit Spanje verdreven werd, dat Granada
viel in de handen van Ferdinand en Isabella,
ontdekte Columbes Amerika en zes jaren later
vond Vasco da Gama den zeeweg naar Indië.
Hoe zou de wereld er thans hebben uitge
zien, als 711, naar het zich liet aanzien, het
begin zou zijn geweest van de overheersching
van de Halve Maan over heel Europa!
Hoe zou er dan alles of bijna alles zeer
veel anders zich ontwikkeld hebben! Neem
heel Amerika, zoon van Europa, maar een
Meermalen worden door de menschen be
langrijke gebeurtenissen herdacht; in kleinen
kring herdenkt men de kleine zaken, die al
leen in dien kring belangstelling verdienen;
steden, gewesten, staten vieren de jubileums
van belangrijker gebeurtenissen, die van in
vloed zijn geweest op den loop der historie,
die voor stad, gewest of land mijlpalen be-
teekenen, waarbij de geest van den geschied-
beschouwer rust om een overzicht van 't ge
heel te krijgen.
Bij voorkeur herdenkt men natuurlijk feiten,
die stof geven tot vreugdebetoon. Alleen in
enkele gevallen zijn ’t rouwbrengênde zaken,
die ter herdenking in ’t volksgeheugen blijven.
Een dier laatste feiten is bijv, de door de
Afrikaners herdachte Dingaansdag. Door dien
wreeden Kafferhoofdman werd een deel der
oude, stoere Voortrekkers op wreede wijze ter
dood gebracht. Maar toch wordt die treur
dag door de echte Afrikaners herdacht, om
dat, ondanks het wreede van ’t verlies, de
Voortrekkers niet versaagden, doch uit ’t zware
verlies leerden met nog taaier volharding door
te zetten. Op die wijze is de Dingaansdag
een dag van weemoedige herinnering aan ’t
geleden verlies, maar ook een, waarop men
meester gekend hadden, noch in Alexander
den Grooten, noch in den grooten Babyloniër,
noch in de machtigste Romeinen. Die^ leer
overwon hen, omdat ze hun strijd, doodsverach
ting, dapperheid als de kostbaarste zaken wilden
doen kennen, waar zij diezelfde begrippen
reeds zoo vurig waren toegedaan.
In 622 moest de Profeet om zijn pas gevon
den leer uit zijn vaderstad Mekka vluchten.
Bij zijn dood, tien jaren later, was bijna geheel
Arabië voor den Islam gewonnen. En om
streeks het jaar 700 werd Europa aan twee
zijden door de Muzelmannen bedreigd. Zij had
den in korten tijd Mesopotamië, Perzië, Boe-
charije, Toerkestan, de landen tot Voor-Indië,
Palestina, Phoenicië, Syrië, Armenië, geheel
Klein Azië, Egypte, Tripolis, enz. veroverd.
Een wereldrijk was gesticht, dat de bekende
deelen van Azië en Afrika omvatte.
Maar nog was hun
kracht niet uitgewerkt,
elkaar verwijderde zijden ging het
Europa los.
Waar reeds Klein-Azië in hun bezit was,
zouden de Moslemin eerst Konstantinopel ver
overen. Reeds van 669 tot 676 werd de
hoofdstad van 't Oost-Romeinsche rijk bele
gerd, maar de stad lag te mooi en was te
sterk en zou ’t nog tot 1453 uithouden,
danks de tweespalt, die er op staatkundig
godsdienstig gebied heerschte. De stad werd
niet genomen, al was reeds lang de rest
van het Balkan-schiereiland in Turksche
handen.
Gelukkig, dat Konstantinopel zoo sterk was,
want na den val dier stad zou Germaansch,
noch Romaansch Europa in staat zijn geweest
de volgers van den Profeet te keeren. In 670
was Europa nog één chaos van verwarring.
Doch in het westen, daar zou 't beter gaan.
Nu juist twaalf eeuwen geleden, dus in 711,
stak een stoutmoedig aanvoerder, Tarik, de
straat over (die naar hem, Gibraltar Gibe-
ral Tarik rotsen van Tarik, genoemd werd),
en in ’t zelfde jaar werden de West-Goten, die
in Spanje heerschten, bij Xeres (bij kaap Tra
falgar) verslagen en deze enkele slag besliste
over het lot van ’t rijk der Goten.
In ’t Oosten deden de vurige Mohamme
danen nog eens een aanval op Konstantinopel,
dat tien jaren lang belegerd werd, tot een
krachtig keizer er den troon beklom en de
Moslemin deed afdeinzen.
Maar in ’t Westen waren zij nog niet te
vreden. Zij veroverden Spanje, waar de ver-