ÏOOK S58EK ES MSTREEES.
S'IEl'WS- ES AIIÏEKTESTIEDLII»
NOG VEEL TE DOEN.
66e Jaargang.
Zaterdag 65 Februari 1611.
Feuilleton,
Een goedkoop moezeltje.
No. 16,
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
'M^e.
Maar Anna legde hem de hand op den mond. Zeg
kus en
nog ongeveer geen
eerst over eenigen
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
voornaamste
geworden
gebied van
die wijn geleverd had en bij beval den heer Liedke
eenige nieuwe merken aan.
Ze waren wel duur, maar enfin, iemand, die Kart
hauser drinkt van f 1.80 de flesch, die zal ze ook wel
van f 2 kunnen gebruiken. Van hóévéél vroeg de
heer Liedke met de hand aan ’t oor. Een gulden en
tachtig cent, herhaalde de hoofdagent bereidwillig en
wees het aan op de prijslijst. Zoo, zoo, ja maar de
Karthauser van 60 cent de flesch, is die al uitverkocht
Toen barstte de agent in een schaterlach uitZes
tig cent
Nauwelijks was de reiziger het huis uit, of de oude
heer Liedke nam zijn hoed en stok om zijn dochter
met een bezoek te vereeren.
Eerst piaatte hij met Anna over koetjes en kalfjes,
toen begon hij over zijn gezondheidstoestand te klagen.
O, ja, de dokter is gisteren bij me geweest en schreef
me voor, veel wijn te gebruiken.
Dat moezeltje bevalt me goed en ze is goedkoop. Ik
dacht zoo, nu moet je er maar meteen een okshoofd
van voor me bestellen.
Anna werd zoo bleek als was.
Arme Anna
Haar vader het geval ophelderen, durfde ze niet.
Ook Felix wilde ze er niets van vertellen, en geld om
bij te passen, als haar vader een heel okshoofd wjjn
kocht, had ze allerminst.
Twee dagen lang liet haar vader haar in de onge
rustheid, toen kwam er een briefje van vader Liedke,
dat eindigde met de volgende woordenZelfs het
goedkoopste moezeltje kan iemand soms nog buitenge
woon duur komen te staan.
o—
betering van den bodem
brengst van dien bodem,
beter atwatering, meer
stamboekvee, beter zuivelbereiding, heide-ont-
ginning; op dit alles mag met trots de aan
dacht der wereld gevestigd worden.
Hoeveel wegen zijn er niet aangelegd ot
verbeterd? We bedoelen de wegen te land
straatwegen, macadam wegen. En dan de spoor-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Wat is ons land verbazend vooruitgegaan
sedert de verjaging van Napoleon. De be
volking is bijna verdrievoudigd; in plaats van
twee millioen heeft Nederland thans bijna zes
millioen inwoners. De welvaart is veel toe
genomen. Denk maar eens na over het ver
schil in verdienst, in woningen, in comfort, in
voedsel, in kleeding, in uitspanning. In plaats
yan de trage Nederlanders uit den pruikentijd
is heel langzaam aan een geslacht gekomen,
dat meer weet, meer kan, meer durft, meer de
wereld overziet en doorreist.
Ons koloniaal bezit is flink afgerond en de
streken, die vroeger in den Nederlandschen in
vloedssfeer heetten te liggen, maar waar ons
gezag volmaakt onbekend was, zijn nu onge
veer alle onder ons rechtstreeksch bestuur ge
bracht; zoodat ons werkelijk bezit meer dan
verdubbeld is in oppervlakte. De periodes van
uitzuigen zijn langzaam aan vervangen door
hooger staande. We zeggen: periodes. Want
na het uitbuiterssysteem, twee eeuwen lang,
van de Oostindische Compagnie, kwam het
cultuurstelsel, dat ons land jarenlang aan de
welbekende batige saldo’s hielp, waarvan wij
en tramwegen. En de havens en waterwegen.
Alleen de havens Amsterdam en Rotterdam
hebben met hare verbindingen naar zee ver
scheidene tientallen millioenen guldens gekost.
Voor het onderwijs wordt zeer veel gedaan,
zoodat ons volk tot de allerbest ontwikkelde
volken van heel de wereld behoort.
Voor de gezondheid wordt zeer veel gedaan.
Een groot aantal goede geneesheeren zijn over
het land verspreid. De woningen worden er
steeds gezonder en ruimer en beter op, waar
de ergste krotten verdwijnen om plaats te
te maken voor wettelijk goedgekeurde wonin
gen. In de grootere plaatsen wordt gezorgd
voor goed drinkwater. Er zijn goede zieken
huizen.
Zoo zouden we door kunnen gaan een dithy
rambe van lofliederen op ons goede Nederland
uit te galmen.
En tóch, we zijn nog lang niet, waar we
wezen moeten. Er is nog zooveel te doen.
En dat zal ook wel gebeuren, als er eerst
maar geld voor is.
Want, ondanks den goeden, florissanten tijd,
dien we thans beleven, ondanks het feit, dat de
rijksbegrooting zeer gegroeid is in aantal mil-
toch nog voor zoo veel
o.a. zoo vrij waren een deel der Nederlandsche
Staatsspoorwegen aan te leggen. En thans
werkt in Indië alles mee, om Indië voor de
Indiërs te laten zijn, zoodat het opgebrachte
geld ten behoeve van Indië zelf besteed wordt,
terwijl er nog ruimte te over is voor Neder
landsche en buitenlandsche ondernemingsgeest
om, gesteund door groote kapitalen, schatten
te verdienen.
En verder zijn we nog in zooveel opzichten
vooruitgegaan.
Ge zult hierop antwoorden, dat heel de
wereld sedert den tijd van Napoleon geweldig
is vooruitgegaan en dat ’t dus met ons land
al zeer bittere misère moest zijn, als wij alleen
waren achtergebleven.
Op deze redeneering hebben we weinig te
zeggen, maar willen alleen er op wijzen, dat
ook deze onze vooruitgang bevestigt.
De zaken hebben zich zoo ontwikkeld, dat
ons land juist midden tusschen de meest voor
uitstrevende landen zich bevindt en dat onze
haven de natuurlijke haven is
van het voornaamste industriëele
heel het vasteland van Europa.
En dan nog dit: Uitgezonderd de herrie van
1830 en volgende jaren, die België van ons
scheidde, heeft ons land steeds den vrede
kunnen bewaren, terwijl we alleen in Oost-
Indië ondervonden, dat oorlogvoeren zwaar,
bloedig en kostbaar werk is.
Al hebben we niet de reusachtige industrie
van Engeland, Duitschland en België, toch is
er ook op dit gebied vooruitgang te bespeuren.
Ons mijnwezen, eeuwen lang van bijna geen
beteekenis, is thans bezig zijn vleugels uit te
slaan, zoodat we nu reeds van een mijndistrict
kunnen spreken; een district, thans nog klein,
maar dat bestemd is nog heel wat grooter te
worden.
Onze eigenlijke fabrieksdistricten in Brabant
en Twente hebben zich ferm ontwikkeld en
verschaffen aan tienduizenden brood.
Hoeveel is er verder niet gedaan tot ver
en ook van de op-
Beter bemesting,
ingepolderd land, beter
eerste-klasse is, dat we
torpedojagers bezitten en
tijd onzen tweeden onderzeeër zullen zien dienst
doen.
Gaan we naar ’t ministerie van Waterstaat,
dan staat er nog heel wat op het verlanglijstje.
We hebben vrij veel spoorwegen, maar het
Belgische net is eens zoo dicht, heeft dubbel
zooveel kilometers lengte. En van de spoor
wegen, die er zijn, wachten er nog te veel op
verbetering, vooral op dubbel spoor. In heel
Friesland, Groningen en Drente is nog geen
dubbel spoor. Wel is voor een paar jaren op
deze wijze het lijntje ZwolleMeppel geholpen,
maar Meppel—Groningen en MeppelLeeu
warden wachten met smart op verdubbeling
en in Limburg, de provincie, die in de laatste
jaren haast het meest vooruit gaat, is er op de
lijn VenlooRoermond—Maastricht misschien
nog dringender behoefte aan.
Voor de groote havensteden is flink gezorgd,
maar aan onze talrijke binnenwateren valt nog
heel wat te verbeteren. Zie maar eens rond
in ons eigen gewest, waar zooveel vaarten,
meren, enz. zijn, maar nog geen enkel wezen
lijk goed vaarwater, dat ook in droge zomers
voldoet.
En dan het groote nationale reuzenwerk!
De drooglegging der Zuiderzee! Men durft er
nog maar niet aan te beginnen, omdat het
zooveel kost. Men is bang een goede paar
honderd millioen gulden te leenen voor een
werk, dat vast en zeker goede rente zal op
brengen, dat ons land met bijna één vijftiende
deel zal vergrooten. En dat, terwijl er jaar
lijks nog zooveel duizenden naar den vreemde
trekken, omdat hier voor allen geen werk is
te vinden. Was het nu eens anders om. Waren
hier nu reeds te weinig werkkrachten. Dan
zou men met reden bevreesd zijn, door het
ondernemen van zoo’n reuzenarbeid den loon-
standaard al te zeer in de hoogte te jagen. In
1853 was het Haarlemmermeer voor goed in
land herschapen; het kostte ongeveer negen
millioen gulden. Doch wie is er in ons land,
die durlt beweren, dat die negen millioen niet
met woekerrente teruggewonnen zijn en nog
steeds teruggewonnen worden?
Zou het niet minstens even voorspoedig
gaan met de drooglegging der Zuiderzee,
waarop nu reeds zooveel jaren de aandacht
van landzaat en vreemdeling gevestigd is?
Wanneer het nu eens in Rusland was, dat
Felix en Annie hadden getwist voor ’t eerst sedert
hun huwelijk. En ze waren al vier maanden getrouwd!
Hij was er, de twist, de akelige, vreesdijke twist.
Annie zat op de sofa en had haar zakdoek tot een heel
klem knoedeltje gedraaid, dat ze beurtelings tegen het
hnzer- en het rechteroog drukte, en Felix liep in de
kamer rond als een leeuw, die op voer wacht. Tenslotte
voor Anna staan en bromde iets onver
staanbaars. Toen zei hij vastbesloten Dus Anna,
net gaat niet anders Wees toch verstandig. Bij de
ansens hebben wij wijn gehad en bij de Pietersen’s
00* en ik wil bij m’n collega’s niet voor zoo’n
armoedzaaier door gaan, dat we alleen maar lager bier
geven Anna zuchtte en wreef met den zakdoek
langs haar neus.
Och, Felix wat my betreft kun je natuurlijk best
bestellen maar vader, zie je Die zegt immers
al altijd, dat we boven onze inkomsten leven, en dat
je een verkwister bent en dat in zijn jeugd
Ja, ja, in zijn jeugd die gescniedenisser, ken
1 wel, Annie. Maat je oude heer vergeet, dat we een
ertig jaar verder zijn dat de behoeften grooter zijn
geworden, dat kortom op ons avondje geven we
tjn. Basta. En als het den heer Liedke met aai staat,
uan moet hij maar tnuis blijven.
nnie was een verstandig vrouwtje. Ze zag wel in,
a er op het oogenblik niets te winnen was, en daarom
de gasten traden binnen onder hen ook Anna’s vader,
de heer Liedke en alles liep voortreffelijk van
stapel.
Anna nam haar vader, die in ’t midden der tafel
troonde, scherp op met bezorgde blikken en beduidde
Felix hem maar vast in te schenken, opdat hij goed
in de stemming zou komen.
Maar het hielp niet, want nauwelijks was men van
tafel opgestaan of hij baande zich een weg naar zijn
dochter.
Nu, Anna, die wijn
Maar Anna legde hem de hand op den mond. Zeg
eens vader, heeft hij gesmaakt*?
Gesmaakt Hij was uitstekend, maar duur
Duur, dat dacht u maar. Zestig cent de flesch
Wel heb ik ooit. Weet je wat, Anna, dan moet ik
me daar ook eens een paar dozijn flesschen van bestel
len.
Anna bleef van schrik stokstijf staan.
U, vader maar en dat twaalf flesschen voor
u alleen
Waarom niet
Och, och, stamelde Anna, weet u wat, is het niet
beter, dat wij ze voor u bestellen
Dat is best. Maar van dezelfde soort, hoor. Eitels-
bacher Karthauser Hofberger, ik heb den naam geno
teerd.
En zoo gebeurde het dat Anna twaalf flesschen er
van bestelde en het tekort van haar huishoudgeld bij
paste. Vader Liedke smulde heerlijk van den wijn,
maar Felix en Anna aten een poos lang twee keer in
de week havermout in plaats van een gewoon middag
maal. Een paar maanden gingen voorbij. Toen kreeg
op een goeden dag de oude heer Liedke bezoek van
een jongmensch. Het was de hoofdagent der firma,
lioenen, hebben we
zaken geld te min.
Laten we eens van den onprettigsten kant
beginnen en zien we bij Oorlog en Marine.
Ons leger is nog lang niet, wat het in de oogen
der militairisten moest zijn, maar het kost
zooveel gelden zooveel tijd van de burgers, die
uit hun zaken of hun bedrijf moeten gehaald
worden.
Voor de kustverdediging moeten we minstens
een 40 millioen guldens gebruiken en het spant
er om, dat die te vinden zijn. En dat, terwijl
de stellingAmsterdam nog steeds onvol
tooid is.
En dan de marine! Terwijl staten als Brazilië
en Argentinië meedoen in ’t aanschaffen van
reuzen-oorlogsschepen, is ons grootste slagschip
nauwelijks gebouwd op een vierde van de
grootte dier buitenlandsche zeemonsters. En
ook in snelheid winnen onze grootere schepen
niet uit, wat ze aan bewapening en bepantse
ring te weinig hebben. Onze grootste kanon
nen zijn van een kaliber van 28 cM., terwijl
men in het buitenland reeds 35 cM. gebruikt.
En mochten we meenen, dat we alleen in de
groote schepen ten achter zijn, dan mogen we
er op wijzen, dat onze torpedovloot lang niet
zei ze schijnbaar berustend Nu, zooals je wilt, Felix.
Maar toen de wijn aangekomen was Felix had
nu niet juist zoo’n heel goedkoope soort besteld
ging ze met de rekening naar hem toe, legde teeder
de armen om zijn hals en zeide Felix, mag ik je
wat verzoeken
Felix zag haar wantrouwend aan. Nu, liever niet,
antwoordde hij gevoelloos, zooals alle mannen. Maar
als het wezen moet toe dan maar
Zie eens Felix, begon Annie, wat je wijn betreft en
ook wat vader betreft neen, je hoeft heelemaal niet
zulke gezichten te trekken ik ik wou je alleen
maar vragen, of ik vader niet vertellen mag, dat de
wijn goedkooper is, heel goedkoop is, heel bijzonder
goedkoop dat hij maar zegtig cent de flesch kost,
dan kan hij ons toch niet verwijten, dat we licht
zinnig zijn
Felix beet op zijn lippen en zag een paar seconden
lang stijf het raam uit.
Toen draaide hij zich langzaam om. Maar, Anna,
dat is immers zwendel zei hij streng en deed
moeite z’n lachen in te houden.
Zwendel Annie was verontwaardigd. Dat noemt
men toch geen zwendel dat is hoogstens een leu
gentje. En is ’t niet Felix ik mag toch
Ze had nog altijd de armen om zijn hals en dat
ontnam Felix de noodige vrijheid van beweging ook
innerlijk.
Nu, toe dan maar ga je gang Maar ik wil er
je nog even opmerkzaam op maken dat ik zulk een
verduistering van de waarheid, als je haar tegenover
mij mocht aanwenden, zonder meer als zwendel betitel
Anna haalde de Behouders op, gaf hem een
ging zielsvergenoegd heen.
De groote dag, of liever de groote avond, kwam aan,
NEEKER COURANT,
d