VOOR 81B ES «ismm. MMS- BS ADVERTENTIEBLAD HEEMSCHUT. Jaloersche Piet! Zaterdag 4 Maart 1911» 66e Jaargang. No. 18o Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton, ra I r Een der mooiste Nederland- Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. V ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Piet Pander was een beste jongen. Hij had een flink, mannelijk voorkomen, hoewel hij nu juist geen Adonis was, had goede manieren, was aangenaam en geestig in gezelschap, werkte flink (hij »zat« voor zijn laatste examen als arts), in eén woord, het was een jongen uit duizenden, maar hij had één gebrek, en dat was vooral lastig voor het meisje, met wie hij een paar maanden verloofd was hij was jaloersch. Hj) kon niet velen, dat een man Nelly aankeek, veel minder met haar sprak, laat staan door haar aangespro ken werd. En toch had hij er geen reden toe, want Nelly was meisje, dat veel van haar Piet hield. Piet wist du zelf ook heel goed en nam zich telkens voor dit gebrek te bestrijden, maar toch kon hij geen partijtje bijwonen, geen wandeling maken of de bewonderende blik van een of ander mannelijk wezen op de mooie Nelly, bracht hem voor een week uit zijn humeur. Nelly moest de zachtzinnigheid en het onuitputte- lijkste geduld te baat nemen, om hem aan het verstand te brengen, dat die heer met die zwarte snor, die haar zoo fixeerde, of die kerel, die zoo dikwijls voorbij haar raam liep, niets met haar uitstaande had. een wee^ ^.oe^ea dag ging hij zijn meisje afhalen voor Natuurlijk was ze nog niet klaar, ze moest nog even tjes haar hoed opzetten en de handschoenen aan gaan doenze liet daarom Piet in de voorkamer, waar aandoen^om Jules uit te brengen. Jules Blanchard, zeker, dien ken ik wel, je bedoelt dien opticien in de Bloemstraat Opticien zei Piet. Nu ja, instrumentmaker op zijn Hollandsch Nu, wat wou je daarvan weten Ach, loog Piet, ik hij is getrouwd met een meisje dat ik ken, en nu wilde ik eens weten, wat voor een man het is. O, maar dan bedoelen wij niet denzelfden, wantdeze is niet getrouwd. Piet kreeg een rilling over zijn rug. Weet je het heel zeker Heel zeker, hij komt wel in mijn sociëteit, ’t is éen flinke kerel van om en bij de dertig heel zwart. Neen, dan is hij het niet, en Piet bracht het gesprek op iets anders. Gelukkig moest Paul weer gauw weg, want ’t was Piet onmogelijk geweest hem den geheelen dag bezig te houden. Toen Paul weg was, zonk Piet wanhopig in een stoel. Niet getrouwd, dus Nelly schrijft aan jonge, ongetrouw de heeren. Heel zwart, ja, daar houden de meisjes van, en Piet trok radeloos aan zijn eigen lichtblonden haardos. Dien nacht kon hij niet slapen gedurig zag hij in vurige letters Jules Blanchard. De dagen die volgden, waren voor Piet de treurigste, die hij nog ooit beleefd had. Hij wilde gedurig aan Nelly vragen, wat ze toch met dien Blanchard had uit te staan, maar hjj kwam er niet toe. Nelly merkte wel, dat hem iets hinderde maar schreef dit toe aan het op handen zijnde examen. en dat ook onze schilders van na 1850 tot de grooten van den tegenwoordigen tijd behooren. We weten, dat onze zangers en musici op de hoogte van de beste buitenlandsche staan en we bewonderen de schoone eenvoud, de heerlijke overeenstemming tusschen noten en tonen, zoo vaak we van de nieuwe Nederland- sche genrestukjes hoor en zingen. Onze bouwmeesters behoeven ook niet ach ter de buitenlandsche gesteld te worden en onze wetenschap en ontwikkeling is van de bovenste plank. Daarom mankeert er nog steeds wel iets aan onze volkshoedanigheden. Wij moesten nog wat meer energie hebben en wat meer uiting daaraan geven. Maar ook hierin is vooruitgang. Doch onze natuur, ons land met z’n natuur schoon Onze steden met hare gebouwen en haar aanzien! Dat is toch nooit met het buiten land te vergelijken Zoo meende men. Zeker, het is waar, de Zwitsersche Alpen zijn grootsch en de geheele natuur is er grootsch. In de Duitsche steden ziet men veel grootsche gebouwen uit vervlogen eeuwen, typische woningbouw uit lang vervlogen tijden. In België is meer overgebleven uit de Middel - eeuwen en de eerste tijden daarna. Maar daarom moeten we niet denken, dat er bij ons niets moois is. Kijk, wat staat dat klein en wat is dat dom! En het gevolg daar van is, dat men denkt en reeds zoo lang ge dacht heeft Laat maar gaan den boel. Laat de tijd de oude mooie werken onzer voor lijk vervolgde ze je moet je wat ontzien, lieve Wat een valschheid, dacht Piet, laat ze dien Blan chard lieve noemen, en na een korte, niet erg prettige wandeling, zat hij weer op zijn kamer, erg ontstemd, en jaloersch zooals hjj nog nooit geweest was Wie kan die vreemde heer toch zijn, dacht hij. Ik heb den naam Jules Blanchard nooit gehoord. Wat stopte ze dien brief gauw in haar zak. Maar, dacht hij weer, misschien is het een familie lid. Ik zal het haar morgen vragendie lieve Nelly, wat was ik van middag onhebbelijk, ik zal haar gauw dien armband koopen, dien ze laatst zoo mooi vond. En de goedhartige Piet was al op straat. Daar liep hij tegen Nelly’s broer aan. Heila, Piet, ik kwam je net halen. Ga je mee een borrel drinken Wel ja, dat kan ik wel doen, dan kan ik straks dien armband wel koopen, dacht Piet. Nauwelijks op weg, vraagt hij aan zijn metgezel Zeg, Anton, is jouw familie geparenteerd aan de Blanchards van Amsterdam P Blanchard Nooit van gehoord. Onze familie is niet groot en we hebben geen enkele kennis in Amsterdam. Waarom vraag je dat O, er werd laatst over gesproken, mompelde Piet, en sprak over wat anders, maar zijn humeur was voor dien dag bedorven, en Nelly kreeg geen armband. Den volgenden dag kreeg Piet bezoek van een oud schoolkameraad, Paul van Dijk uit Amsterdam. Zoodra Paul gezeten was, had hij hem wel naar Blan chard willen vragen, maar dat ging niet. Eindelijk, toen er een pauze in het gesprek kwam, vroeg Piet Zeg, ken jij in Amsterdam ook een Blanchard Blanchard bekende naam Hoe is zijn voornaam Piet zat te beven op zijn stoel en moest zich geweld wijzigd. We zeggen dit, zonder hierbij juist aan den invloed der Nieuwe-Gidsmannen te denken, maar alleen om het feit te consta- teeren. Als we die zinnen, welke het woord gebruik moeten aanduiden, bij Van Dale zien, schijnen ze ons thans meer dan een halve eeuw oud te zijn. En omgekeerd, wat zoeken we in dat zelfde woordenboek tegenwoordig te vergeefs Natuurlijk geen echt-Nederlandsche woorden, of liever zeer weinig, maar de uit- heemsche woorden bij honderdtallen. Doch laten we daarover niet uitweiden. Het woord heemschut vindt ge er ook niet en dit is toch zoo echt Nederlandsch. Wel een mooi nieuwgesmeed woord dus. En dat voor Noord-NederlandersAls we nu -eens Vlamingen waren! Ja, die maken zooveel eigen woorden, om van vreemde smetten vrij te blijven. Heem. Van Dale zegt heem huis, hoeve, boerderij. We willen Van Dale ver beteren en zeggen, dat het ook uitgebreider beteekenis heeft. In den zin van »erf<, dat ongeveer synoniem is met heem en evenzoo gebruikt wordt om den geheelen vaderland- schen bodem aan te duiden. Dus, heemschut beteekent: bescherming van den vaderlandschen bodem met wat er zich op bevindt; bescherming van ons natuurschoon en van alles, wat echt mooi Nederlandsch is. En nu is het allermooiste van dit woord, dat het als naam gevonden is voor- en aange nomen door de vereeniging, die ten doel heeft ons mooi Nederland voor schennis en vernie ling te behoeden. Een groote, grootsche vereeniging, die niet voor eigen belang werkt, doch slechts de eer en de verheffing van het vaderland wil bevor deren; die daarvoor geld en moeite en zorgen over heeft. En voor die grootsche idee zoo’n eenvoudig woord, en toch een woord, dat in zijn natuurlijke eenvoud trekt, dat door zijn natuurlijkheid groot is. We waren er niet bij tegenwoordig, toen de vereeniging voor goed gevestigd werd; doch we lazen het verslag en waren terstond getroffen door het mooie, toch nieuwgevormde, maar zoo echt Nederlandsche woord, dat als naam der vereeniging werd voor gesteld en nadat het vreemde der kennis making voorbij was, dadelijk door de ver gaderden aangenomen werd. Heemschut Laten we nu naar het streven der vereeniging zien. Die vereeniging werkt Heemschut sche namen. Lezer, ge moogt onze bewering in ’t eerst wat voorbarig vinden; als we er even over spreken, durf ik verwachten, dat u ons gelijk geeft. HeemschutHet woord is echt Neder landsch en dat wil wa t zeggen voor een woord, dat eigenlijk nieuwgesmeed is. Dat wil wat zeggen! Zoekt eens in een woordenboek van thans en een van voor ongeveer dertig jaren. Ge staat gewoon versteld. Neem bijv. Van Dale’s Nieuw Woordenboek. De 3e druk is van 1884, dus hoogstens 27 jaren oud en het was een geheel herziene, vermeerderde druk; dus in 1884 geheel bij. Snuffel er nu eens in. Ge vindt heel wat woorden, die u vreemd voorkomen, omdat er ook Vlaamsche, zelfs van een enkel ander idioom afkomstige, woor den in gevonden worden. Ge vindt er verder woorden in, die toen reeds lang verouderd waren. Maar dan, verscheiden woorden, die in ’80 nog niet verouderd waren, zijn het nu wel. En vooral de zinsbouw is heel wat ge- ter bescherming van ons heem, van wat er voor schoons op is te vinden in de natuur en in de kunst. Wat zijn we al een stuk vooruit gegaan bij eenige tientallen jaren geleden. Toen gevoelden we ons klein. Meenden, dat ons volk minder kon dan andere. Dat we niet konden zingen, vooral niet in Neder landsche klanken. Dat onze steden leelijk waren in vergelijking met de buitenlandsche. Dat onze natuur in het niet zonk, vergeleken bij die van Zwitserland en Italië, van den Rijn en van Tirol. En thans zijn we al heel wat tot betere zelfkennis en ook zelf-kunnen gekomen. We weten nu, dat onze schilders van de eeuw van Frederik Hendrik, tot de beste der wereldhistorie gerekend worden vaderen maar tot ruïnes maken. Laten on verstandige besturen maar opruiming houden in dien «ouden rommek en er nieuw voor in de plaats stellen. Jammer, er is vroeger door roekelooze en vernielende handen zoo veel bedorven of ver nield. Doch dat is ook in andere landen het geval. De dertigjarige oorlog heeft in ge heel het Duitsche rijk nog meer vernieling gebracht dan de 80-jarige in ons land. De Beeldenstorm is zoowel over België als over Nederland gegaan en Frankrijk heeft zijn re voluties gehad. België is eeuwenlang het slagveld der volkeren geweest. En toch doet men in die landen zijn best, het oude te bewaren, te beschermen, te herstellen. Laten wij dus niet denken, dat zulks voor ons geen plicht is. En laten we vooral niet gelooven, dat er bij ons niets te beschermen is. Laat Lhorbecke’s woord: «Kunst is geen regeeringszaakk in onze ooren klinken als een grove dwaling, zoodat het moet luiden: Behoud en bevordering van kunst en van natuurschoon is regeeringszaak en is de zaak van alle Neder landers. Mooi zijn onze heerlijk groene weiden en golvende akkers, die van welvaart getuigen; onze duinen en heuvels en bosschen; onze heide; onze zee; en ook, in ons eigen gewest, onze binnenwateren. We hebben veel te danken aan een man als dr. P. J, H. Cuypers, die tal van groot- sche en mooie bouwwerken stichtte en als architect der regeeringsgebouwen en architect voor het behoud van merkwaardige gebouwen, veel deed om kunst wèl tot regeeringszaak te maken. Hij heeft den stoot gegeven en hij staat nog steeds aan de spits der mannen, die zorgen voor stijl in het bouwen. Maar er is meer te doen en daarvoor wil Heemschut zorgen, evengoed als voor de ge bouwen. De Amerikanen, die met geweldige snelheid hun land ontgonnen en ook uitputten, die alles aan gewin opofferden, zij hebben toch het Nationaal Park uitgespaard, opdat een groot stuk echte natuur steeds in het hart van de groote republiek zou overblijven. Het nage slacht zal over eeuwen steeds dankbaarder die nobele gedachte eeren. Wij, hier in ons kleine Nederland, kunnen geen park uitsparen, zoo groot als heel Ne derland. Maar wel kunnen we er voor waken niemand anders was. Al wachtend liep Piet de kamer op en neer en kwam ten slotte terecht voor Nelly's werkmandje, dat op een open tafeltje bij het raam stond, Gedachteloos lichtte hij het deksel op en zag een keurig rose enveloppe liggen. Onwillekeurig leest hij het adres en zijn haren rijzen ten berge. Er staat in Nelly’s net schrift Den WelEd. Heer Jules Blanchard, Bloemstraat 15, Amsterdam. Piet slingerde den brief van zich af alsof het een slang was. Zoo, dus Nelly schreef aan een heer Ja, Jules Blanchard, dat klonk ook mooier dan Piet PanderJulesJuist een naam voor meisjes om mee te dweepen. En dan Blanchard, ook al Fransch Maar hij zal het haar dadelijk vragen, als ze beneden komt, direct! Daar blies het duiveltje der jaloezie hem in Vraag haar niets, ze zal een uitvlucht verzinnen, zie liever te weten te komen, wie die Blanchard is Piet deed den brief weer in het mandje en stond met een nurksch gezicht voor het raam, toen Nelly beneden kwam. Nu zal ik eens opletten of ze er aan denkt, dat die brief in haar werkman Ije ligt, dacht hij en werkelijk, Nelly schommelde er in, en mompelde iets van een schortje zoeken, en keek tersluiks met een blos op het gelaat naar Piet, terwijl ze den brief gauw in haar zak stopte. Piet deed of hij niets zag, maar was dien heelen dag uit zijn humeur, en of Nelly al vroeg Piet, wat scheelt er aan Ben je niet goed ze kreeg slechts een kortIk heb hoofd pijn, ten antwoord. Wel jongen, zei ze, je studeert te hard, en vriende- KEKER COURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1