VOOR SNEEK 13 OlSTREKEiL BLOCKER’S NIEUWS- BS AIIVERTENTIEBLAO Het koperen feest. 66e Jaargang. Zaterdag; 11 Maart 1911. No. 20. DAALDERS Mijnheer Pierre. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton, CACAO; t MEN MOGE U NAMAAK OPDRINGEN. HOUDT VAST AAN GE WEET DAT DIE UITSTEKEND IS. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. - Ik behoef u niet bet tooneel te schetsen, dat daarna volgde. Alle jagers waren toegesneld en verdrongen zich otn het lijk, en eenigen trachtten het ongelukkige meisje van het akelig schouwspel te verwijderen. Plot seling rees Diana, radeloos bleek als een geest, omhoog, dreigend en verschrikkelijk streng, en vroeg Wie is het Men had tegelijkertijd twee schoten gehoord. Alsdan staan, vooruit en zei Mejuffrouw d? P” Zij strekte den arm uit en wees gebiedend naar den weg, c bogen hoofd, voor altijd. r ten gevo’ge zelfs zijn naam heeft hij goed ingelichte lieden o] Sinds tal van jai ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Niemand kende hem onder een anderen naam. Men eerbiedigde hem en had hem lief om zijn ernstig er. zacht voorkomen. Ieder begreep, dat een groot verdriet zyn leven beschaduwde. Hij woonde alleen in een enkel kamertje, waar niemand buiten hem ooit binnen trad. Een oud-misdadiger, zeiden booze tongen. Of een gek, mompelden anderen. Maar zij, die hem leerden kennen, werden aanstonds gewonnen door zjjn groote goedheid. Aan wie hij lijden zag, deelde hij rijke aalmoezen uit. Die man, zoo eenvoudig van uiterlijk, was dus rijk. Ongetwijfeld had hij vroeger in de groote wereld geleefd, te oordee- len naar zijn voorname manieren en zijn correcte taal. Het toeval bracht ons samen. Als student woonde ik juist naast hem. Elkander ontmoetend, wisselden wij eenige beleefde woorden en op zekeren dag zei ik hem, dat :k geboortig was van St. Remy in de Voge zen. Dien naam hoorende, scheen hij te ontstellen. Op zijn voorhoofd vertoonde zich een plooi en van dien dag af was hij steeds ontroerd, wanneer hij met mij sprak. Het was duidelijk, dat hij sympathie voor mij had opgevat. Voor het overige wist ik niets van hem dan zjjn naam Mijnheer Pierre. Op zekeren zomeravond nu, terwijl we samen koutten en ik hem van mijn geboortestreek sprak, van mijn vreugde ze in mijn va- cantie te zullen terugzien en van het genot, dat ik mij voorstelde van het schieten van herten, zag ik 't gelaat van den grijsaard plotseling verbleeken en met bevende lippen en iets wilds in de oogen riep hij mij toe tracht met overhaasting de harten der Neder landers te winnen. Slechts langzamerhand wende men aan den Prins en de Prins aan ons, tot een spontane daad van moed, offer vaardigheid en naastenliefde hem voor goed een plaats in onze harten deed veroveren. Ge begrijpt, dat we hier doelen op de ramp aan den Hoek van Holland, de ramp met de «Berlin*, een passagiersboot der Harwich-lijn. Als Prins- Gemaal, die steeds de tweede of derde in den lande moet blijven, heeft prins Hendrik een moeilijke taak, doch die op flinke wijze vervuld. In 1903 waren het droeve dagen. De typhus- infectie bracht onze Koningin aan den rand des grafs. Sens zelfs schreiden Koningin Emma en Prins Hendrik luide hun wanhoop uit op het terras van het paleis Het Loo. Doch gelukkig, de dood bracht hier geen land en vorstenhuis in rouw. Het flinke gestel der Koningin en de geestkracht om te willen blijven voortleven voor haar taak, wonnen ’t van de zware ziekte. Doch nog vaker zou er droefheid komen. We weten ’t allen, hoe door ’t Vorstelijk Paar en door heel het Nederlandsche volk verlangd werd naar een troonopvolger. Eens begon de hoop te rijzen en wachtte men elk oogen- blik de heuglijke tijding. Doch te vergeefs! Bittere teleurstelling! Zou de Koningin zich, zoo luidde ’t toen, bij Haar bezoek aan Am sterdam niet te veel vermoeid hebben met ’t oog op Haar toestand? Doch ondanks die tegenheden bleef men hopen en in ’t najaar van 1908 groeide die hoop. Ditmaal geen bittere ontgoocheling. Wie zal ooit vergeten dien 30 April 1909? Men was in groote spanning. Heel het volk werd zenuwachtig van het wachten. Alle telegraaf kantoren waren er op voorbereid en eindelijk,’ op den morgen van 30 April kwam ’t groote nieuws. Er was een Prinsesje geboren. En hoezeer Prinses Juliana thans de hoop des lands is, dat hebben de dagen van 1910 be wezen, toen de Koningin officieel Haar Kind aan Amsterdam en Nederland liet zien. Die dagen, wie ze heeft meegemaakt, hij kan ze alleen vergelijken met de Kroningsdagen van September 1898. Mogen er nog vele zulke nationale dagen komen! meerdere kinderen, waaronder drie zoons, waarvan we den oudsten buiten beschouwing kunnen laten. Maurits bleef ongehuwd. Fre- derik Hendrik had slechts één zoon, die als Willem II slechts kort het stadhouderschap bekleedde, vroegtijdig stierf aan de kinder pokken en slechts een zoontje naliet, die eerst na 22 jaren (en op 22-jarigen leeftijd) als Wil lem III de waardigheden zijner vaderen be kwam. Deze Willem stierf kinderloos. De Friesche tak der Nassau-Dillenburgers was niet veel rijker aan leden. Toen Jan Willem Friso, na roemrijk gestreden te hebben in den Spaanschen successie-oorlog, bij ’t over steken van den Moerdijk verdronk, had hij geen opvolger. De latere Willem IV werd na ’s vaders dood geboren, stierf in 1751 en liet slechts één zoon na, Willem V, die in 1795 voor de Franschen moest wijken. Van zijn twee zonen heeft de tweede grooten naam verworven als veldheer, doch hij stierf spoedig, zoodat hij niet in de gelegenheid kwam zich met den geweldigen Corsicaan, met Napoleon, te meten. De oudste zoon werd in 1806 onze kroonpretendent en later onze vorst als koning Willem I. Deze koning had twee zonen, Wil lem en Frederik. Doch prins Frederik liet geen zoons na en Willem II had er twee, nl. Willem III en prins Hendrik. De laatste had geen zoon en koning Willem III, we weten hoe hij drie zoons gehad heeft, waarvan één op jeugdigen leeftijd stierf. Maar nu juist scheen de aloude Oranjestam uit te zullen sterven. Gelukkig ging de vorst in 1879 een tweede huwelijk aan met een prinses van Waldeck. Het gaf niet veel verwachting, dit huwelijk van den 62-jarigen koning met de 21-jarige prinses, maar toch werd in het volgende jaar een prinsesje geboren, kreeg Nederland zijn Willemijntje. Het aanvallig koningskind werd spoedig de hoop des lands, want kroonprins Willem stierf te Parijs en van prins Alexander, die nu kroonprins werd, kon men moeilijk hooge verwachtingen koesteren. Op de stok oude oom des konings, op prins Frederik, viel niet te rekenen en ook de broeder des vorsten, prins Hendrik, stierf. Het Nederlandsche hof scheen uitgestorven en telde niet mee onder de hoven, waar druk nog bleeker dan zij, trad de jager, die haar had bijge- iik. Mejuffrouw de Rieux sprak geen woord. Zij strekte den arm uit en wees gebiedend naar den weg, en de schuldige verwijderde zich wankelend, met ge bogen hoofd, voor altijd. Die schuldige, vervolgde mijnheer Pierre, heeft zich ten gevo’ge van dit vreeseljjk drama uit de wereld te ruggetrokken. Als officier liet hij zijn loopbaan varen zelfs zijn naam heeft hij prijsgegeven want als die werd uitgesproken, hoorde hij de door de bladen al te goed ingelichte lieden op gedempten toon zeggen: Dat is de man, die markies de Rieux heeft gedood. Sinds tal van jaren kent hij niemand meer uit vroe ger dagen en niemand kent hem. Hij slijt zijn leven als een paria, alleen, droef, verlaten, maar zonder leed wezen en zonder wroeging. Ja, zonder wroeging, want deze schuldige is onschuldig. Mejuffrouw de Rieux heeft nooit de waarheid ge weten. Het geweerschot dat haar vader doodde, was door haar zelf gelost. Maar op het noodlottige oogenblik had hij dadelijk begrepen, dat het leven van het jonge meisje voor altijd zou gebroken zijn, zoo zij de afschuwelijke werkelijk heid kende en hij had zich opgeofferd voor haar. Wat kan u toch een dergelijke toewijding voor me juffrouw de Rieux hebben bezield riep ik uit, er niet aan denkend, dat ik een groote onbescheidenheid beging tegenover den held. En het droeve antwoord van mijnheer Pierre luidde Ik beminde haar. groote jacht te laten deelnemen. Vooral aan de herten jacht, daar deze eigenaardige bezwaren opleverde. Dit jaar smeekte Diana haar va Ier zoo aanhoudend en dringend, dat de markies eindelijk zijn toestemming gaf. Zorgvuldig werd haar ingescherpt, wat zij op de hertenjacht ten opzichte van de wijze van schieten had in acht te nemen. Met de meeste nauwlettendheid werd haar geweer geladen, en men plaatste haar onder de bijzondere leiding van ’n ervaren en voorzichtig ja ger. Ik herinner me het opgewekt, bedrijvig vertrek nog als den dag van gisteren. Mejuffrouw de Rieux en haar gids, die haar niet mocht verlaten, posteerden zich aan den zoom van het kreu- pelbosch. Zij hadden om te schieten, achter de lijn de geheele breedte van den weg. De markies plaatste zich op dertig pas afstands van zijn dochter, op dezelfde lijn. Na de eerste kreten der jagers hoorde men van alle zijden schoten knallen. Diana was aanvankelijk niet van de gelukkigen. Niets kreeg ze onder schot, dan eenige verschrikte hazen, welke dien dag als niet schotwaardig werden versmaad. Eindelijk als een bliksemstraal vloog een hert over den weg, en een oogenblik later stortte het neer, door Diana, zenuw achtig opgewonden, geveld. Nauwelijks had haar ge leider snel haar geweer weder geladen, toen de drijvers zoo dicht bij, dat men hen tusschen de boomen kon zien, aankondigden Herten vooruit. Vijf mooie dieren sprongen vóór hen op en renden tusschen den markies en zijn dochter door. Ik was vlak bij. Ik zag het meisje andermaal het geweer schou deren Ik opende den mond om haar te beletten te schieten, maar ik had er den tijd niet toe. Twee haastige schoten knalden, gevolgd door een hartver- scheurenden gil. De armen in de lucht heffend, viel de markies neer als een blok. Op dertig meter afstands had hij een schot in de volle borst gekregen. Hij was morsdood geschoten. Ga niet jagen, mijn jongen, ga niet jagen In de geestdrift van mijn jeugd begon ik nu de jacht nog meer op te hemelen. Te St. Remy, mijn geboor testreek, was overvloed van wild. Dwaas dwaas herhaalde hij, schier een smeekenden blik op mij richtend. Luister eens naar een geschie denis, zei hij, naar een geschiedenis van daar ginds, uw geboorteland. Ook ik heb vroeger veel gejaagd. Maar ik ben bij St. Remy getuige geweest van een zoo ontzettend onge luk, dat ik gezworen heb nimmer meer een geweer aan te raken. Dat is nu veertig jaren geleden. Ik heb woord gehouden. Hebt u nooit hooren spre ken van Markies de Rieux ging hij vragend voort. Ja, antwoordde ik. Dien naam herinner ik mij, ’t is al een oude historie en bij ons wordt er van gesproken als van een legende. Men verhaalt dat hij op de jacht werd gedood. Juist. En het is geen legende. De heer de Rieux was eigenaar van het kasteel deVillemont, enkele mijlen van St. Remy. De markies was de vriendelijkste der gastheeren. In het jachtseizoen was op zijn kasteel steeds een even elegant als beminnelijk gezelschap aanwezig, en werden feesten gegeven, waarvan uren in den omtrek gesproken werd. Zijn dochter, Diana, lief en goed, nam de honneurs waar. Hetzij haar naam invloed op haar uitoefende, of dat zij den hartstocht van haar vader had geërfd, zooveel is zeker, dat zij nog doller op de jacht was dan een van ons. Ik zeg een van ons, omdat ik in die dagen een der trouwste gasten was van den heer de Rieux. Me juffrouw de Rieux schoot uitstekend en zij miste op flinken afstand zelden het doelhazen en patrijzen wisten er van mee te praten. Daartoe echter bepaalden zich haar verrichtingen. De markies had altijd geweigerd zijn dochter aan de Het was jl. Maandag een kalm feest voor Nederland. Kalm, juist zooals dat bij onzen landaard past. De meeste onzer landgenooten zullen ook wel gedacht hebben: Och, zoo’n 121/, jaar, zoo’n koperen feest? Dan kan men ook wel altijd aan het feestvieren gaan. Nu, we kunnen die menschen toegeven, dat een zilveren jubilee wel zoo aardig te vieren is. Maar toch, er was reden om in kalmte dankbaar te zijn voor de 12 ’/a laatste jaren. Zoo is ’t officieel blijkbaar ook opgevat. Niet veel officieel vertoon, eenige vlaggen en wat muziek en zang. Het huis van Oranje houdt toch niet van veel vertoon naar buiten, maar omdat vele Nederlanders reden tot feestvreugde meenden te hebben, willen wij hier in het kort een en kel woord uiten naar aanleiding van ’t kope ren feest onzer beminde Koningin. Het zal zeker niet noodig zijn, hier te be- toogen dat Nederland en Oranje één zijn en dat de eeuwen, ja zelfs de tegenspoeden van een eeuw geleden, dien band steeds hebben versterkt. Eigenaardig is, dat het huis van Oranje nooit zeer talrijk is geweest. Prins Willem I had leven gevierd werd. Doch koningin Emma heeft groot werk verricht. Zij was ’t, die den ouden koning aan het gezinsleven weer deed hechten en zij was in waarheid een moeder voor haar Kind Zij heeft ’t wonder weten te bewerken, dat zij, door takt en fijngevoelige zachtheid van vor men, op den grijzen vorst een beduidenden invloed verkreeg, die van zeer gunstigen in vloed was op den koning. Het jonge prin sesje. dat op 31 Aug 1880 geboren was, werd de oogappel van een grijzen vader en een jeugdige moeder en velen, die den koning meenden te kennen, hebben zich er over ver baasd, hoe gevoelig deze was voor de zegenin gen en de koesterende warmte van een geluk kig gezinsleven. We behoeven hier niet te betoogen, hoe Willemijntje in betrekkelijke eenzaamheid leef de, zoodat zij, na den dood Haars Vaders slechts Haar Moeder had. Doch deze Moeder was voor Haar ook alles. Wij allen hebben den groei en de opvoeding van de hope des vaderlands gevolgd en we mogen zeggen, dat zelden bij een kalm volk als ’t onze zooveel geestdrift heerschte als bij ons voor ons Koningskind. Het zal zeker overbodig zijn, dit aan te toonen, want ook hier te Sneek hebben we gejubeld toen ’t prinsesje ons als kind bezocht heeft en nog luider gejubeld bij Haar bezoek als Koningin aan Friesland. Dat waren groote, heerlijke dagen. En is ’t noodig, te wijzen óp de glorieuse feestdagen van September 1898? Toen trilde de jubel van Amsterdam door heel de wereld, zoodat Zuidelijke, warmbloedige volken zich konden verbazen over onze geestdrift. Sedert zijn er 127a jaar verloopen en het leven heeft aan ons vorstenhuis vreugde maar ook leed gebracht. Laten we even herinneren aan de nobele daad onzer Koningin, toen zij de «Gelderland* zond om president Krüger uit Afrika weg te voeren. Uit die daad spreekt beradenheid en kraqht In Maart 1901 voldeed de Koningin aan den wensch des lands dcor in den echt te treden met een hertog van Mecklenburg. Prins Hen drik, een kalm Noordduitscher, heeft niet ge- OURANT. NEE

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1