ÏMIi XU11 MSWffi.
MEIIWS- BS ADVERTENT1EBLAB
De mooie vreemdeling.
66e Jaargang.
Woensdag 22 Maart 1911.
No. 23»
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Uit de Raadszaal.
Feuilleton.
dit natuurlijk
geen
ders
komen
1
Als ik haar ook niet had gekend
geloof
ir zij wil niet,
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
aanmerking, dat heel
rechtszitting voor een
dan behoef ik u
zeggen, dat een hooger beroep van
en Ronner zeer veel belang-
heeft gehuurd en, hoewel hier vreemd, aan mijnheer
Criehet en zijn vrouw een massa vragen heeft gedaan
over den adel in den omtrek en over de Heathootes van
»De Jacht*.
Wat voor een man is hij, John? vroeg tante Tabitha
bezorgd
Een heel deftig heer, hoor ik om zijn bruin, door
de zon verbrand gezicht hield Tom Criehet hem eerst
voor een vreemdeling. Maar hij is toch een echte En-
gelschman, zegt Tom, al gebruikt hij soms vreemde
woorden, die klinken, alsof hij uit het buitenland komt.
John, riep tante Tabitha, ik wed, dat die man een of
andere slechte kerel is, die zich voor heer uitgeeft en
plan heeft om in het kasteel in te breken en al het
zilver en de juweelen te stelen, die hij krijgen kan.
Ik hoop dat Criehet hem geen inlichtingen gaf over
»De Jacht«, want dan worden we zeker vermoord in ons
bed 1
John Penticross lachte en haastte zich de oude huis
houdster gerust te stellen.
Geloof maat, dat Tom Criehet het wel zou weten,
als hij te doen had met een vermomden struikroover of
een inbreker in mooie kleeren. Het scheen hem een
heer uit de stad te zijn, die plan heeft een buitenplaats
te koopen. Maar het is tijd, dat wij gaan. De sneeuw
maakt de wegen lastig, en de oude merrie is niet meer
zoo goed op haar beenen als vroeger.
De merrie, losgelaten, kletterde het erf af, den hoek
oeger.
ie het erf af, den hoek
om van De Groene Draak, doch toen hield John haar
zoo plotseling in, dat tante Tabitha een ruk kreeg en
een kreet gaf van schrik.
En weer was het de mooie vreemdeling, die tante
Tabitha’s gelijkmoedigheid en nu ook haar evenwicht
had verstoord.
De waard van De Groene Draak, ju de deur van de
rechtszitting. In een kleine plaats is er al
i er iets aparts aan
de hand is, maar neem nu eens een stad als
Amsterdam,
gebouw aan
Leidsche plein; ge begrijpt, dat daar heel
afgedaan wordt.
dat iemand iets voor haar doet, dan ik en daar zit
zij dag aan da?, jaar op jaar in haar eigen kamers op
den westkant met de luiken dichten kaarsen aan, ter
wijl de zon schijnt, en houdt haar gelofte Nooit weer
het daglicht te willen zien. Bedenk eens, wat zulk
een gelofte al zou beteekenen voor een oude vrouw
als ik En de freule heeft die gedaan in den bloei
van haar jeugd en schoonheid en zij heeft haar gehouden,
sedert zij terug kwam in haar vaders huis. De bruid
van een treurspel, zoo noemde de dominee haar, toen
hij de geschiedenis hoorde.
En het is al vijf jaar, mompelde John boos, want
het scheen hem, dat de familie van Ellen Heathcote
een eind had moeten maken aan die dwaasheid. Het
is een leven waar je respect voor moet hebben, tante.
Ja, John, dat is het zeker. Het is al erg genoeg
de luiken dicht en de kaarsen aan op een mooien zo
merdag maar het is ’s avonds nog erger, John het
is ’s avonds het ergst.
’s Avonds het ergst! Dan is het natuurlijker, zou ik
denken.
Ja, zuchtte de oude huishoudster, in zeker opzicht
misschien wel maar ’s avonds, als voor haar de wereld
donker genoeg is, gaat ze uit en wandelt in de lange
laan. Zij gaat die ’s avonds op en neer als een schild
wacht bij een kerkhof. En zij denkt, arme zij denkt
maar altijd.
Vertel me maar niet meer over haar, zeidede pach
ter met een zacht gebrom, dat zijn gevoelens uitdruk
te. Ik wil liever niet bij m’n vrouwtje aankomen met
een gezicht, alsof ik van een begrafenis kom.
Je hebt gelijk John, en het zou Kitty maar bedroeven,
dat we er over gepraat hebben, terwijl zij allen had
kunnen voorkomen, als zij een bezadigd hoofd op haar
jonge schouders had gehad.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groots letters naar
plaatsruimte.
herberg staande, had John Penticross toegeroepen te
stoppen. Hij kwam op zij van de sjees en vertelde
John, dat de mooie vreemdeling hem juist gezegd had,
dat hij een vriend uit Londen verwachtte, die dien avond
met de diligence zou komen en dat hij een kamer voor
hem had besteld.
Het was iets ongewoons, dat er zulke deftige gasten
in De Groene Draak logeerden, want het ouderwet-
sche marktstadje bezat geen natuurschoon of andere
aantrekkelijkheden.
Deze mededeeling had geenszins een kalmeerenden
invloed op tante Tabitha.
Terwijl de merrie langzaam over den metdikke sneeuw
bedekten weg ging, gaf de oude dame uiting aan haar
voorgevoelens.
Het is mij niet naar den zin, zei zij. Geloof mij,
de man, die met de diligence uit Londen komt, heeft
hetzelfde plan. Zij zullen het samen uitvoeren. Tom
Criehet is een domme babbelaar, en vertelt alles van
iedereen en van zich zelf, als hij maar kans ziet iemand
te vinden, die geduldig naar hem luistert. Ik wed,
dat hij dien deftigen mijnheer wie weet wat verteld
heeftdat de baron naar Londen is, dat er niemand
dan de dienstboden en ik en de arme freule op »De
Jacht* zijn, enz.
Hoe gaat ’t met de freule? vroeg John, om ’t gesprek
op iets anders te brengen. Wat beter hoop ik
Neen, het arme schepsel en zij zal niet beter
worden aan deze zijde van het graf. De dokters kunnen
het lichaam genezen, John, maar niet den geest.
Arm meisje, zei de pachter medelijdend. Het moet
een moeilijk leven voor u zijn.
Dat is het zeker, j
en liefgehad sedert den dag van haar geboorte,
ik niet dat ik het had uitgehouden 1 Maai
I
Het was marktdag te Clavering en Tabitha Penticross
had daar verschillende inkoopen gedaan, zoodat haar
groote mand geheel gevuld was. Ze ging nu door de
hoofdstraat naar het marktplein en stapte het erf op
van »de Groene Draak*, waar zij haar neef, John Pen
ticross, den pachter, dacht te vinden, die zijn zaken
reeds moest hebben afgedaan en haar daar zou wach
ten met den sjees.
Tabitha Penticross was huishoudster op »De Jacht*,
znj was daar al in dienst gekomen, toen zij nog maar
een klem meisje was, en dat was al lang geleden,want
zij was nu reeds in de zestig. Maar zij was nu nog ’n
s ank, vlug vrouwtje, dat er sehilderachtig uitzag in haar
rooden mantel en zwartzijden hoed, en zij had een
vriéndelijk lachje voor iedereen, die haar groette, terwijl
zij door de drukke straat liep.
De sjees werd voorgebracht, daarna het paard en een
staljongen hield het bij den kop, toen Tabitha het erf
van »de Groene Draak* opkwam.
Daar kwam John Penticross, een groote, knappe jonge
eereboer uit de zijdeur van de herberg; hij begroette
zijn tante met zoo’n hartelijken kus, dat een blinde had
kunnen weten, wat er gebeurde.
-Pi dat ik u niet heb laten wachten, tante Ta-
Jo. vroolijk, maar ik heb een praatje gehou-
vraa Criehet. Hij is vol van een mooien
vreemdeling, die sedert twee dagen zjjn fijnste kamers
de
er
en
de rest bij denken.
Die gemeentelijke commissie was beslist niet
voor de grap. Maar er moeten geen haken
en oogen komen. En die kunnen er zoo vele
komen. Een aanbod van de Koningin is
haast buitengesloten. (De reparatie van Het
Loo ging al niet van een leien dakje). De
Koningin kan niet aanbieden; want de Konink
lijke week behoort er hier in AprilMei nu
eenmaal bij; en dan moet er toch een paleis
zijn. (En dat ’t paleis op den Dam niet ge
schikt is, bleek nog eens duidelijker, toen men
Den 30en Maart zal het vonnis uitgesproken
worden over het feit, het afschuwelijke feit,
verleden jaar in een huis aan de Nic. Witsen-
kade (ren Zuiden van de Weteringschans,
naast de brug voor de Ferdinand Bolstraat),
gepleegd. Ge weet, dat ik bedoel den moord
van Mevr. Ratnau Wir.ia, een Friezin, volgens
het vonnis der Amsterdamsche rechtbank ge
pleegd door twee Friezen, Imkje Beetsma en
Ronner. De rechtbank had gevonnist; 15 jaar
voor Imkje en 12 jaar voor Ronner. Het
Gerechtshof hoorde door den eischer20 jaar
voor Imkje Beetsma en 12 jaar voor Ronner.
Van bekennen door de beide veroordeelden is
hier geen sprake. Ronner schijnt te berusten.
Maar Imkje, die reeds eerder met den rechter
kennis maakte, gaf niet toe. Zij, die juist het
zwaarst gestraft wordt, en waarvoor de officier
nu juist 5 jaar meer eischt, terwijl de eisch
voor Ronner op 12 jaar blijft; zij beweerde
ten slotte nog, dat zij het niet gedaan had en
de oogen vrij durfde opslaan.
Natuurlijk was er veel publiek aanwezig bij
de i
heel veel belangstelling, als
VERGADERING van den Raad der
gemeente Wymbritseradeel, op Zaterdag, den
18 Maart 1911, des voor middags 101/3 uur.
Tegenwoordig zijn 13 leden; afwezig de heeren A. H.
Tromp en Visser.
Voorzitter de heer H. M. Tromp, burgemeester.
Secretaris de heer J. Poppinga.
Na opening der vergadering door den Voorzitter,
wordt het gebed door den Secretaris uitgesproken.
Punten van behandeling:
1 Notulen van den 11 Februari j.l.
Deze notulen worden, na lezing door den Secreta
ris, overanderd vastgesteld.
De heer Wesselius herinnert, dat in de vorige ver
gadering door hem werd gewezen op de nog al diepe
gaten in de bermen langs den weg van Osingahuizen
naar Heeg, welke gevaar voor voetgangers kunnen op
leveren; de Voorzitter zei toen toe er den gemeente-
opzichter aan te zullen herinneren, dcch spr. merkt op
dat bedoelde gaten nog gebruikt worden als verzamel
plaats van paardenmest.
De Voorzitter antwoordt deze zaak nogmaals onder
de aandacht van den gemeente-opzichter te zullen
brengen, daar de op den weg vallende mest op de
bermen verspreid moet worden.
2 Ingekomen stukken en mededeelingen.
De Voorzitter doet mededeeling van:
a Een schrijven van de gezamenlijke wegwerkers
in deze gemeente, houdende dankbetuiging voor de
hun toegekende gratificatie;
b Een resolutie van Ged. Staten, houdende goed
keuring van het 2e suppletoir kohier van den hoofde-
lijken omslag, dienst 1911;
weten ze precies,
dus ge
als de hoofdstad,
ders zwelgen van vuil genot, bij inbrekersge-
vallen leeren, hoe ze nog handiger kunnen
zijn dan de nu aangeklaagden; en zoo voort.
Ik wil best gelooven, dat er menschen
zijn, die vinden, dat al die rommel maar zonder
publiek moest afgemaakt worden.
Nu ik dit chapiter al lang genoeg heb aan
geroerd, wordt het tijd eens over wat anders
te spreken. Ge hebt uit de bladen kunnen
lezen, dat een zeer groot adres verzonden is
om te verkrijgen, dat het Paleis op den Dam,
de grootsche stichting van Jacob van Kampen,
waartoe ook Hendrik de Keyzer en Daniël
Stalpaert hebben medegewerkt, weer Stadhuis
worde. Zelfs uit uwe provincie, uit Leeuwar
den, hielp men mede onderteekenen.
Of het zal helpen? Och, we gelooven het
wel. Het gaat hier natuurlijk steeds lang
zaam aan, de mijl op zeven. Maar ’t zal wel
komen.
Reeds lang is de algemeene wensch geuit.
Voeg daarbij, dat het stadhuis slechts tijdelijk
was afgestaan. (Ofschoon dat tijdelijke nu al
wat heel lang duurt; nu al meer dan een eeuw;
en een buitenlandsch schrijver heeft opge
merkt, dat in Nederland juist het tijdelijke kans
heeft op bestendiging!) Neem nu ook nog in
aanmerking, dat - het Paleis eigenlijk onge
schikt is voor paleis. Het is geen «woning*
voor een vorstelijk gezin, vooral niet als er
nog kinderen in huis moeten zijn. Merkt ver
der op, dat de stedelijke regeering plannen
meent te moeten maken voor uitbreiding van
het tegenwoordige stadhuis. Merkt op, dat
een gemeentelijke commissie onderzocht heeft,
of het Paleis nog geschikt was voor stadhuis,
dat die commissie zelfs de grondvesten van
het reuzengebouw onderzocht heeft, dat zij
daarna gunstig geadviseerd heeft voor
teruggave, dat de burgemeester vond, dat
«nog al heel wat mee te doen zou zijn*;
dan moet ge er zelf maar
een zaakje van den Zeedijk, dan achten de
«dames en heeren* van die bekende straat,
mitsgaders hun bekenden, het een prachtge-
legenheid om uit te gaan. Gebeurt er iets
abnormaals in de Jordaan, dan zouden de echte
lui uit de buurt het gewoon een schandaal
vinden, als ze er niet bij waren. Jongens nog
er eens toe, een gratis voorstelling, waarbij
de hoofdpersonen bekend zijn. Verder heb
je in een stad als A’dam steeds zooveel men
schen, die tijd en genegenheid hebben om zoo’n
rechtszitting bij te wonen, om 't genieten van
rommel, van beestachtigheid, van vul u
zelf maar de rest in, en door hun relaties
wanneer er iets extra’s is;
begrijpt, dat het zelfs in een plaats
waar in de stad reeds zoo
veel te beleven is, niet aan ambitie ontbreekt.
Neem eens het geval, dat er iemand uit de
Zeedijkbeweging tusschen raakt, ge begrijpt,
dat de kennissen, en dat zijn er zoovelen, zeer
veel belangstelling betoonen. Zoodat, als het
een «cause célèbre* is, de dames, die des nachts
dienst hebben en dus een flink gat in den dag
slapen, trachten aanwezig te zijn; met opoffe
ring van een deel van hun nachtrust. (Bui-
tenmenschen noemen
wazA/rust).
Neem nu verder in
wat ledigloopers een
gratis-voorstelling aanzien,
niet te zeggen, dat een
Imkje Beetsma
stelling wekte.
De rechtzaken moeten nu eenmaal openbaar
behandeld worden, maar men zou mogen zeg
gen, dat ze voor meerdere vaste bezoekers
werken als de vele lugubere romans en detec-
tive-samenraapsels (ik weet geen fatsoenlijker
naam voor dien rommel!)
Men mag niet alleen beweren, dat die be
zoekers er niet beter op worden, maar men
er bij, die komen
om vakmenschen te worden in de bedrijven,
die daar aan het licht komen.
Ik vertrouw, dat ge u dit gemakkelijk kunt
voorstellen. Daar wordt een gannef-zaakje
behandeld met echte vak«menschen als be
schuldigden. De «heeren toeschouwers*, vrien
den, misschien »vak«genooten, trachten daarbij
»vak« kennis op te doen.
Zoo kon ik doorgaan. Doch ge begrijpt:
In vuile, gemeene zaakjes willen de toehoor-
verleden jaar een deel van het Vondelpark
moest afzonderen, opdat het kleine Juliaantje
buitenlucht kon genieten). Neen, het lijkt ons
nog een lastig geval. Men kan zoo uit alles
bemerken: Het dagelijksch bestuur van A’dam
wil de zaak bevorderen, de Koningin is er
niet tegen, doch er moet nog den juisten
vorm gevonden worden.
Laten we blijven hopen.
Zooals we ook hopen, dat de Damverbete-
ring tot z’n recht zal komen. Het kost heel
wat, de onteigening van al die gebouwen in
de buurt van den Vijgendam. Ten koste van
heel wat geld kan A'dam er hier beter op
worden, maar ’t duurt zoo lang.
Zou 't nieuwe plan, een groote verbindings
weg van halfweg-Rokin, door Raamgracht
en daar over het Waterlooplein naar het verre
oosten, eenige kans hebben?
De kantongerechten zijn in één
de Weteringschans, vlak bij het
l wat
Maar de grootere zaken
moeten allen komen aan de Prinsengracht, ook
dicht bij het Leidsche plein. En hier is ook
het Gerechtshof. Neemt nu eens in aanmer
king, dat Friesland twee rechtbanken heeft,
die buiten Friesland alleen nog de buurt van
Steenwijk hebben te behandelen, dat die ééne
rechtbank te A’dam voor nog iets meer dan
heel Amsterdam moet zorgen, dat het Gerechts
hof hier ook niet sinecure-baantjes verschaft
aan de rechters, dan zult ge begrijpen, dat zou durven zeggen: Daar zijn
hier nog al eenige belangstelling kan zijn voor
rechtzaken. Dat is bij u te Leeuwarden heel
anders. Nu ja, daar zal eens aparte ambitie
zijn voor een geruchtmakende zaak, maar an-
valt dat wat tegen. De meeste zaken
van buiten de stad; de rechtbank heeft
ruim half Friesland te verzorgen en het ge
rechtshof zorgt voor het geheele noorden. Maar
hier in Amsterdam: Alles wat hier gebeurt, is
dicht bij de rechtbank, dichtbij het hof. Is er
R COURANT.
N