SlfflWS- EliIDWTElflWUD
ÏOH 8MEE ES OlMffl.
I
Zaterdag: 13 Mei 1811.
De ontembare.
De schoonste maand
van het jaar.
No. 38.
88e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Van den Hak op den Tak.
Feuilleton.
de
5
haar verwijdering. Zij stapte
te bewijzen hoe
J
terzelfder tijd merkte hij, dat
stijf, hij kromp zij
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
’t woelige gedmis
Van den verhuizeling joeg mij uit bed en huis,
Diens vroege bezigheid mij steurde op ’t bed te lui’ren:
’k Bestond dan, ’s morgens vroeg, langs straat en
[gracht te kui’ren.
Daar zag ik straks ’t gesleep, ’t gedraag, ’t getors,
É’t gekruij
Van ’t vroeg-op kloeke volk; men vond geen luije luij.
Elk was hier bezig om zijn naarstigheid te uiten,
’t Gevaareloos gevaar van volgepropte schuiten,
Met inboei, schilderkunst en prachtig huissieraad,
Tot pronk meer als tot nut, en dartle overdaad,
Deed mij somwijlen staan; dan zag ik and’ren torsen
Op schouders, wagens, sleén, die zoo het scheen,
[in ’t morssen
Gekweekt zijn als het zwijn; ’k zag weer een ander
[slag,
Die ik bij d’een noch d’aar hier vergelijken mag;
Die door gebrek van macht, hun gansche arremoetje,
In waarde weinig waard, doch egter zind’lijk goedje,
Met zorg en ijver droeg, en torst’ met eigen hand,
’k Zag traage liën uit dwang, en wil’ge blijdlijk reppen,
Om elk op ’t spoedigste, met huisraad, pak en zak,
In hun aanstaande huis te rusten onder dak.
Zoover was ’t zien geneugt, maar als ik toen bespeurde
De droeve vlugteling, die sukkelende treurde,
Dat zjjn verhuizen was maar even, als een bal
Wat kon hij van haar hopen, wat zou voor haar een
man zijn, dien zij niet had uitgezocht, een meester, dien
zij niet verplicht zou achten te dulden
Uit trots bleef hij zich verzetten.
En zelfs begon hij te lachen, om te bewijzen hoe
rustig hij was, maar zijn lach klonk zoo valsch, dat hij
er zelf van schrikte en terzelfder tijd merkte hij, dat
zijn handen beefden.
Hij trok de spieren van zijn arm stijf, hij kromp zijn
vingers in met al zijn energie. IJdele pogingen, zijn
handen beefden. Hij was bang.
Hij was bang Hij voelde, dat het onvermijdelijk,
onafwendbaar was. De geest van het jonge meisje wende
er aankoel en vastberaden nam zij alle gevolgen op
zich. En hij was bang voor den bruisenden stroom, voor
den doodstrijd-Hij was bang.
Opnieuw keek hij haar aan. De oogen van Diana
verlieten het stuur niet, haar hand was er dichtbij. Zij
scheen gehypnotiseerd.
Zij is bereid, zei hij onthutst tot zichzelf als ik
vóór die brug niet stilhoud, ben ik verloren.
Hij klemde zich vast aan het stuur, bereid tot alles,
maar zijn angst verhief zich, werd ondragelijk, hij kon
niet ademhalen, hij zag nauwelijks meer iets.
Daar daar zij licht de hand op Wij zijn
op honderd meter van de brug eenmaal over de brug,
ben ik gered maar zij wil niet dan nu heft zij
de hand op.
Op twintig meters van de brug hield hij stil, over
wonnen, uitgeput.
Lang zwijgen heerschte. Toen sprak ze
Maak me los.
Hij gehoorzaamde. Hij kon niet meer, zijn krachten
hadden hem verlaten en hij voelde zich zoo zwak, zoo
gestemd door deze onwrikbare energie, dat hij zelfs
geen bewustzijn had van haar verwijdering. Zij stapte
uit en verwijderde zich.
zou.
Wat een schepsel I zou zij ooit toegeven
Hij vroeg zich af, of hij zich niet vergist had, door
zoo iets te veronderstellen.
Hij vermeerderde zijn snelheid om Diana beter te
kunnen gevangen zetten. De voorwerpen vlogen bij
haar langs als golven, door de kiel van het schip even
gescheiden.
Zij verbrak het stilzwijgen niet meer en Philip ver
beeldde zich dat elke minuut van dit stilzwijgen een
kleine overwinning was op haar, waardoor haar tooru,
haar wrok en haar koppigheid langzamerhand ver
brokkelden. Zonder twijfel dacht zij na en elke nage
dachte, zoo troostte hij zich, kon slechts gunstig zijn
voor den verliefde, die dat stoute stuk had bedacht en
ten uitvoer gebracht.
Maar toen zij een diepe vallei inreden, zei ze Luis
ter We zullen aan den pas van Rien komen ik
zweer u op mijn eer. als u niet eerder stilhoudt, zal
ik voor niets terugdeinzen.
Hij antwoordde nietstil en somber, ongerust over
deze bedreiging, op plechtigen, ernstigen toon uitge
sproken.
Wat bedoelde zij
Te trotsch om iets te vragen, wilde hij geen uitleg
verzoeken. De Rien naderde. Hij aarzelde zelfs niet
en begaf zich in deze nauwe, lange passen, in welker
diepte de wateren van den stroom bruisten. Zijn hart
klopte.
Diana verroerde zich niet.
En hij begreep het. Zij kon het stuur aanraken, zij
zou er een plotselinge beweging aan geven, die hen bei
den deed neerstorten in den afgrond. Dat was het,
hij was er zeker van. Een bittere haat snoerde hem de
borst toe. Nooit, hij voelde het, zou zij haar ontzettend
plan opgeven
Het ontembare schepsel 1
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Die van het een op ’t aar stuit, en niet rosten zal,
Voor dat de drijver rust, toen wierd me als
[ingegeven
Om t wonderlijk bestier van ’t woelend menschen-
[leven
hens met een starrend oog inwendig ga te slaan
»’t Woelend menschenleven« geeft allerlei tooneelen
te zien. De vorige week maakten we melding van het
huisgezin der familie Wolf te Laurenburg, waar de
ooievaar een veelgeziene huisvriend was geworden en
thans de echt was gezegend met een 2-tal spruiten,
zjjnde no. 26 en 27. Vader Wolf zal genoeg te doen
hebben om zoo’n kinderschaar met fatsoen de wereld
in te brengen. Te Bonn woont een huisvader, wiens
echt nog rijker gezegend is: de Geheime Oberbergrat
N., die bij drie eega’s het respectabele aantal van 33
kinderen heeft gewonnen. De oude heer is niet
meer in staat al die telgen te onderscheiden en
onder zijn hoede te nemen en hij raakt in ’t woelend
menschenleven nu en dan de kluts kwijt. Dat
gebeurde hem onlangs, toen hij aan den Rijnoever wan
delde, en een kleinen jongen tegen de golven zag wor
stelen. Hij springt zonder aarzelen in de rivier
en redt den kleuter. Het ventje op den kant zettende,
zei hij verontwaardigd: «Kunnen die ouders van jou
niet beter op je letten?» en liet er op volgen: «Hoe heet
je?« Waarop hij tot zijn niet geringe verrassing uit
den mond van den geredden knaap hoorde: »Maar u
is toch mijn papa!* Tableau!
Zekere C. Rietveld te Amsterdam redde dezer dagen
ook een drenkeling; hij haalde hem uit de Keizers
gracht bij de Brouwersgracht. Rietveld moet in het
redden van drenkelingen een bolleboos zijn; dit was
nl. de 63ste maal dat hij iemand uit het water haalde.
De gelegenheid daartoe schijnt hem dan ook bijzonder
gunstig te zijn. Intusschen: alle hulde aan den braven
man! Voor zulk een edelen menschenredder halen wij
gaarne den hoed af. Voor zijn gedrag gevoelen wij
meer bewondering dan voor den moed van Jan Olie
slagers, die aan een banket in een koffiehuis te Ant
werpen, des morgens te 5 ure, een weddenschap met
eenige vrienden aanging, die hem verweten, dat hij
niet over de stad zou durven vliegen. Jan dorst het
wel, zei hij, sprong in zijn auto en na een half uur
zagen zijn koffiehuisvrienden hem over de stad en
boven ’t café vliegen. Na weer een half uur zat Jan
weer bij zijn kornuiten; hij had op schitterende, hoe
wel roekelooze wijze, zijn weddenschap gewonnen.
Dit vliegbericht doet me denken aan een ander vlieg-
verslag, dat mij onder de oogen kwam en waarin ik
deze merkwaardige zinsnede las: «Hoe meer de wind
tegen den avond ging leggen, enz.« Voor mij was deze
ziu merkwaardig, omdat mij hiermee de oorsprong was
verklaard van de windeieren.
Een drietal eieren, geen windeieren, maar eitjes met
een behoorlijke schaal, werden gevonden in een
brievenbus, te Deventer. Ze waren er in gelegd door
een meesje, dat daar met haar mannetje een nest heeft
gebouwd. Zij zit er nu rustig te broeden, want dé
brievenbestellers nemen bij het lichten der bus de
noodige omzichtigheid in acht om het vogelpaar niet
te verstoren, ’t Ware te wenschen, dat de vogels
den niet zijn het ons lastig te maken. ’t Is mij voldoende,
dat zij in geval van nood kunnen getuigen, dat dit
uitstapje geheel met uw toestemming plaats heeft. Als
het u niet bevalt, behoeft u me slechts de hand te ge
ven, die ik u vraag.
Zij haalde de schouders op. Hij boog zich.
Zooals u wil, freule.
Onmiddellijk werd zij aangegrepen, opgelicht, neer
geploft op de zitbank en aan de rugleuning gebonden
met een riem, die haar gestalte omsloot. Deze aanval
verblufte haar zij had niet gedacht, dat hij de bruta
liteit zou hebben, de dingen tot dit uiterste door te
voeren, en had hij dus al den tijd zijn voertuig aan
den gang te brengen, en naast haar te komen zitten,
zonder dat zij protesteerde. Maar nauwelijks waren zij
onderweg of zij riep om hulp. Nu haalde hij op zijn
beurt de schouders op.
Waar dient het toe? Zelfs als we menschen tegen
kwamen en men u hoorde, denkt u dan nog, dat zoo
iets me zou doen stilstaan
Zij zweeg en sprak later met doffe stem
U is een lafaard En u loog, toen u zooeven tegen
over uw vrienden beweerde, dat u mijn antwoord niet
hoorde, reeds twintigmaal heb ik u geantwoord van neen,
hebt het gemunt op mijn fortuin, en ik wil niets van
u weten.
Hij grinnikte.
Bah U Zult kalmer worden. Ik val in uw smaak
en ik heb het dikwijls gevoeld; dit beetje geweld zal
u niet boos maken Integendeel
Maak dien riem los en u zult zien, wat mij bij u
zal houden.
Verduiveld springen met deze vaart.
En daarna
Hij sidderde. Zij had deze woorden met zulk een
zekerheid gezegd, dat hij geen oogenblik twijfelde over
haar gedragslijn, ingeval zij vrij in haar beweging zjjn
Op ’t oogenblik, dat Diana, de eenige dochter van
den bankier Hardor, uit het hek van het park kwam,
wierpen twee menschen zich op haar en sleepten haar
mede, ondanks haar kreten en haar tegenstand, tot aan
een automobiel, die honderd meter daar vandaan stil
stond, gereed om te vertrekken. Iemand stapte er uit
met den hoed in de hand zij herkende Philip de
de Morvins, die met gemaakte beleefdheid tot haar sprak:
Freule, sedert vier maanden maak ik u het hof. Ik
geloof, dat ik u niet mishaag, maar ik heb er geen ze
kerheid van kunnen krjjgen, omdat u altijd ontsnapt
aan de zeer duidelijke vraag, die ik u doen wil. Daarom
heb ik dit eenigszins bijzondere middel bedacht om
een antwoord te verkrijgen. Freule, wilt u mij de eer
gunnen van uw hand
Diana trilde, en met een gebaar vol verontwaardiging
mompelde zij eenige woorden en zweeg toen hij
hernam
Misschien hindert u de tegenwoordigheid van mijn
beide vrienden verlangt u, dat te heengaan
Wjj zullen moeite hebben elkaar te verstaan, freule
U wilt zeker nog wat nadenken, voordat u zoo’n ern
stig besluit neemt. Goed, ik verbind mij u in acht-en-
veertig uur niet te öndervragen. Maar u zult het be-
grypelijk vinden, dat ik u aan eiken verkeerden invloed
zeilen verzoe^ u, mij die twee dagen te verge-
Zjj zag hem aan zonder te begrijpen.
Eenigszins verbluft door haar blik, voegde hij er bij
J, wees niet bang, mijn vrienden zullen zoo onbeschei-
Waar een kistje niet voor dient, waarschuwt de
Risico-Bank. Een kistje is geen kerktoren, geen paard,
geen steiger. Dat behoorde eigenlijk in elke werkplaats
op den wand geschreven te worden, want telkens weer
komen er berichten van ongevallen, door verkeerd
gebruik van kistjes veroorzaakt: kistjes dienen om er
iets in te pakken, niet om er boven op te klauteren.
Dat verkeerd gebruik geeft noodeloos leed voor de
betrokkenen, noodeloos schade voor de werkgevers.
Een paar voorbeelden: Een schilder is bezig een schip
van binnen te verven, legt een plank op een kistje.
Dit kantelt, hij kantelt, ’t Kistje breekt, wat nog zoo
erg niet is; hij breekt ’t schoudergewricht, wat wél
erg is. Dat is éen. Een ander werkt aan een huis
deur en klautert daarbij op een kistje. Een plank er
van breekt en hij krijgt een verzetting van de knie
schijf. Dat is twee. En zoo voort.
Een verkeerd gebruik, niet van een kistje, maar van
een korf werd dezer dagen bij een verhuizing gemaakt
door een familie in Schoterland. Te midden der volle
drukte miste men eensklaps de kleine, een 2-jarig
kindje. Men zocht en zocht, overal in de buurt, totdat
men het eindelijk dichtbij vond, gepakt onder papier
en boeken, in een korf Die verhuizing brengt alles
in de war en men mag gerust zeggen, dat bij de alge
meens verhuizing in Mei vele hoofden door de drukte
«van streek* zjjn. De rijke dichter Dirk Schelte
(1639—1719), die evenals Vondel een menigte vers
zegels op allerlei gebeurtenissen schreef, heeft ook
nagelaten een schets van een verhuisdag in 1673; wij
ontleenen er het volgende aan:
door bosch of beemd, waar geen stadsgejoel
hem hindert of menschengewoel hem stoort.
Alles rondom ons verkondigt ons met lui
der stemme «Menschen, geniet, de Meimaand
is aangebroken!alles daar buiten tooit zich
met de reinste en fijnste kleuren en tinten en
wedijvert in pracht en schoonheid. De gansche
natuur, welke zich in haar schoonste bruids
kleed tooit, viert haar hoogtij
Waar alles zóo juicht en jubelt, omdat de
bloesem- en bloemrijke Meimaand vol kleuren
en zonneschijn, vol geuren en pracht is, daar
wordt de mensch in de allereerste plaats ge
stemd tot nadenken en dankensstof, want
niets levert een zoo weldadig aandoend schouw
spel op als een rijke, veel belovende, bloeiende
gaarde, die haar doodsch winterkleed heeft ver
wisseld voor zijn meest frisch en vroolijk
feestgewaad.
Is het den mensch, die in Gods schoone na
tuur rondwandelt, niet of door al het herboren
geschapene, vanaf den grootsten woudreus tot
het teederste grassprietje, hem wordt tcegeroe-
pen: «Geniet en wees blijde, alles is weer jong
geworden!»
De mensch gevoelt zich als met nieuw leven
bezield en met een hart, zwellende van levens
lust, uit hij in stilte den wensch: «zoolang ik
leef, wil ik jong zijn!»
Een ieder, die het weet wat het is te leven
met de natuur, welke de ozon voor het leven
geeft, zal begrijpen, dat uit die natuur veel meer
levenskracht en levensmoed en levensernst
spreekt dan men wel zou vermoeden.
Elk mensch, die de natuur vol bewondering
gadeslaat in zijne diepste geheimnissen en raad
selen, slaat niet beschamend de oogen neer,
doch ziet met een vreugdevollen blik juichend
en dankend op naar boven. Voor hem be
staat door zijn levensernst geen bezwaar voor
ontmoediging, hem schijnt alles rooskleurig toe,
hij is van oordeel dat er meer goed bestaat
dan kwaad, meer moois dan leelijks, meer wel
slagen dan mislukken, meer geluk dan ellende.
Ga dan uit, gij stedeling, om te genieten
van al dat heerlijke en lieflijke in de wonder-
schoone tooverpaleizen der herlevende natuur!
W. C.
Een zonnestraal,
Een wonderstraal
Is in mijn borst gedrongen;
Mijn matte ziel herleefde weer,
Ik twijfel en ik haat niet meer,
Ik heb mijn lied gezongen!
De gure Maart met zijn kille vlagen en
grillige Aprilmaand, de maand met zijn on
stuimige buien, ze zijn voorbij de schoone
Bloeimaand is aangebroken, de met rijke bloe
sems getooide Jonkvrouw Lente heeft haar blijde
intrede gedaan.
De Meimaand, de maand van het heerlijke
ontluikende groen, de uitbottende knoppen en
de geurende bloesems, heeft iets bijzonder be
koorlijks en aantrekkelijks voor den mensch.
De wetenschap, dat «Zwart Jan« zijn zomer-
kwartier is gaan opzoeken, dat men zich we
derom vrij in huis en hof kan bewegen, brengt
verruiming teweeg, terwijl het ongemerkt
lengen der dagen velen met genoegen vervult,
daar men voor of na den arbeid van de bui
tenlucht en de vrije natuur kan genieten.
In de vrije natuur! Hoe heerlijk, hoe ver
kwikkend doet die zoete, milde lucht ons aan,
nadat we zoolang aan die benauwende kamer
lucht en kachelwarmte als ’t ware gewoon
waren geraakt.
Aanschouw die glanzende groenende weiden,
luister naar ’t zacht geruisch van ’t wiegelend
loover, hoor dat zoet gekweel der gansche
vogelschaar die duizenderlei jubelende juich
tonen in die heerlijke ontwakende natuur! Hoe
zoet wordt oog en oor gestreeld, nu klanken
en kleuren als ’t ware ineen smelten tot één
harmonisch geheel, één wonderschoon klin
kende harmonie.
Alle wezens, mensch en dier verheugen zich
zoo in die zachte lentewarmte, dat zij onwille
keurig geneigd zijn tot juichen, nu na die
barre dagen van den donkeren winter de koes
terende zonnestralen ons weer begroeten.
Naar buiten! roept een stem in ons en wie
door bezigheden of andere oorzaken aan huis
of hof gebonden wordt, krijgt allerlei visioenen
van heerlijke wandelingen op buitenwegen,
o
Zij bleef zwijgen.
R COURANT.