SIIIM8- BI AimiWIEBLlD 1WII SJEES EJ MSIMEJ. Een kunstje dat te pas kwam. No, 45. Woensdag 7 Juni 1911. 66e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. Amsterdamse!)» Brieven. nog iels zeg- uit be lle het knarsen van een slot, dat dichtgedraaid werd, treffen, met eenige kreupele stoelen ~ea Maar deze kamer met zekere weelde gemeubeld en op den vloer Wat beteekent dat? vroeg ik met verbazing. Gij hebt mjj bedrogen! Ik ging naar de deur terug. De grijsaard grijze pruik in de hand en het gelaat met kunstmatige rimpels bedekt, zag mij glimlachend aan. Je kijkt erg verwonderd, begon hij spottend, je ziet wel, er gebeuren nog wonderen in onzen tijd. Ik heb het gebruik van mijn beenen weer teruggekregen en mijn krukken, daar staan ze. Dit zeggende, wees hij naar den hoek bij de deur. En wat wil je nu hebben? vroeg ik, zonder vrees te laten blijken. Je moest me uw horloge leenen, hervatte hij onbe schaamd. Het mijne is juist bij den horlogemaker in reparatie en het uwe schjjnt mij een stuk van waarde toe-dat zal wel goed loopen. En is dat nu alles, wat je hebben wilt? vroeg ik op spottenden toon. Neen, je beurs zou ik ook graag hebben. Ik ben slecht bij kas op het oogenblik en wil bij mijn bankier Ellendeling! riep ik uit, op den valschen bedelaar gen, hebben van niet zoo als zooals u wil zal ik u wel naar mijn woning brengen, Eerst later viel het mij in, dat hij mjj met zooveel aandrang had uitgenoodigd, maar nu lette ik er niet op. Ga dan maar vooruit, zeide ik, ik volg u. De grijsaard zette zjjn krukken in beweging en sleepte zijn doode beenen voort onder duizend betui gingen van dankbaarheid. Het was een van die nare mistige avonden en de roode lichtkrans om de lan taarns verlichtte ternauwernood hetglibberig mac-adam. In de straatjes, die wjj doorgingen, zag ik slechts eenige spitsboevengezichten en menschen van armoedig en hongerig uiterlijk, en hoewel ik van een klein geruchtje niet vervaard was, begon ik mjj toch onge rust te maken, zoodat ik zelfs op het punt stond mjjn gids te laten loopen. Zijn we nog ver van uw woning? vroeg ik aan den krukkeman. Dit zeggende keek ik op mjjn horloge, een uurwerk van groote waarde. Op dit oogenblik trof mij een blik van begeerigheid onder de borstelige wenkbrauwen van den grijsaard, en ik merkte op dat de oude oogen had gelijk een jonge man. Allerhande kwade vermoedens bestormden mij, maar somtijds is onze eigenliefde grooter dan onze voorzich tigheid en ik bleef den man volgen, die met verwon derlijke vlugheid op zijn krukken voortstrompelde, nu en dan omziende, of ik hem nog altijd achterna kwam. Op eens bleef de grijsaard staan en zeide op den- zelfdeu schorren toon: Hier woon ik, mijnheer. Hij ging de openstaande deur binnen van een smerig huis en klauterde behendig langs een steile trap om hoog. In de duisternis had ik moeite hem te volgen; slechts het stampen der krukken op de treden geleidde mjj. Op de derde verdieping bleef de grjjsaard staan; ik hoorde hem in het donker rondtasten en daarna het knarsen van een sleutel in een verroest slot. mige plaatsen ook de m. Vooral langs de gehad en wonder is het dan ook niet, dat naar middelen heeft uitgezien om die te bestrijden. ‘f ruimers kunnen zij bijzonder lastig zjjn en iemand zijn nachtrust benemen. Een paar zeer eenvoudige middelen zijn er om tegen die lastige be zoekers beschermd te zijn. Wil men geen muggen in de slaapkamer hebben, dan hange men er enkele frisch gesneden takken van een gewonen notenboom Jug- ]ana in nv\ on rln J- „1.L den, waar die hangen. Doch niet ieder heeft* een nö- del, n.l. kruidnagelolie. insmeert, zal men geen last van muggen hebben. Wel verspreiden beiden een bijzonder aromatischen geur, doch men wendt daar spoedig aan en merkt er dan niets van. Ook vliegen kan men gemakkelijk uit de kamers houden door voor de vensters, die men des zomers open zet, enkele Pelar gonium en Calceolaria-planten te zetten. Het schijnt, dat die lastige diertjes den bijzonderen geur van deze planten niet verdragen kun nen en door een raam, waar zij voor staan, niet naar binnen zullen vliegen. Een mijner kennissen had dit middel met goed ge volg toegepast, hij had deze planten in de vensterbank staan en bemerkte geen enkele vlieg in de kamer. Om de proef op de som te nemen, liet hij ze op een warmen Augustus-dag wegnemen en ziet, weldra zag hij de vliegen door het geopende venster naar binnen komen. Zoo spoedig mogeljjk liet hij de planten weer neerzetten en de vliegen bleven in het vervolg weg. de overzijde, maar er komt toch steeds meer, vooral als de Vole wijk een geschikte neder zetting zal zijn voor tal van arbeidersgezinnen. Dinsdag ook nier Wijnmalen, die er, met z’n dappere r heide landde, de Koningen lijk heel wat toetredend. Maak die deur open en laat me gaan. Ik was ongewapend, maar voor een vechtpartij was ik toch niet bang. Maar de gewaande bedelaar haalde een revolver uit zijn zak. Neen, zeide hijop mij aan leggend, je komt er niet uit. Eerst je beurs en je horloge. Ik sprong achteruit. De verontwaardiging en de woede, dat ik zoo onnoozel en zoo dom geweest was, mij aldus te laten vangen als een vogel in een strik, beletten mjj te spreken. Wat kon ik doen tegenover dien gewapenden kerel, die mij met zjjn revolver ieder oogenblik als een konijn kon doodschieten? Maar plotseling kreeg ik een goeden inval. Wacht, leelijke schurk, nu heb ik je, klonk plotseling een ruwe stem achter den bedelaar. Verschrikt zag hij om ik maakte van de gele genheid gebruik, met een sprong was ik bjj hem en rukte hem het wapen uit de hand. Nu is ’t mijn beurt, zeide ik, hemde revolver onder den neus duwend. Maak die deur open, of ik schiet je door je hersens. De schurk zag mjj verwonderd aan. ’t Was een onverschrokken kerel, daar viel niet aan te twijfelen. Maar de revolver en die onverklaarbare stem maakten hem gedwee. Dof grommend als een bulhond maakte hij de deur open en sloeg ze met geweld achter me dicht. Al tastende vond ik de trap en kwam op straat; vandaar begaf ik me met haastige schreden naar het strand. Ik kwam een half uur te laat aan het Galety- theater, waar ze reeds ongerust waren over mijn uitblijven. De revolver heb ik als oorlogsbuit bewaard, en nu ziet ge wel, besloot Toole, dat het kunstje van buik spreken mij dien avond uit een leelijk avontuur heeft gered. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. legen muggen en vliegen. E. Th. Witte geeft in «Buiten* eenige middelen tegen muggen en vliegen »De zomer van 1910 heeft zich niet alleen doen ken nen door buitengewoon veel regen, maar ook door een ware muggenplaag, terwijl op sommige plaatsen ook de vliegen buitengewoon talrijk waren. Vooral langs de Geldersche rivieren heeft men buitengewoon veel last van muggen 1 - - men i Vooral in de slaapkai eenvoudige middelen zijn de slaapkamer hebben, dan hange men er enkele frisch gesneden takken van een gewonen notenboom Jug- lans regia in op en de diertjes zullen de plek mjj- den, waar die hangen. Doch niet ieder heeft een no tenboom in zijn tuin staan en dan is er een ander mid del, n.l. kruidnagelolie. Wanneer men voor het naar bed gaan het gelaat met een paar druppels van die olie verspreiden beiden een bijzonder aromatischen J aan niets van. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/. oent. Groote letters naar plaatsruimte. De bekende Engelsche buikspreker Toole had in een 0®r koffiehuizen aan het Strand te Londen een voor- 8 kv? g0g0Ven en niet weinig den lachlust van het publiek gaande gemaakt. Een der aanwezigen maakte nem zjjn compliment, maar kon daarbij eenige spot tende opmerkingen niet weerhouden over Toole’s kunstje. Een dergelijk kunstje, antwoordde Toole, kan in het even toch nog wel eens te pas komen. Luister maar ritten nam een 8t0e^ en g’ng liet gezelschap ja™n &el0den ging ik langs Drury Lane ar Ualety-Theater, toen ik aangesproken werd door een grjjsaard, die om een aalmoes vroeg. Hij had oogenschijnljjk lamme beenen, sprak met gedempte s„ 0n zag er met zjjn witte haren en baard aller ellendigst uit. een armoe, dacht ik bjj mij zei ven. Hoe is ’t mogelijk, vroeg ik, dat gij op uw leeftijd nog eien gaat. Hebt gij geen zoons of dochters? al a 'u antwoordde hij met doffe stem, s schaamde hij zich, maar zij hebben mjj verlaten, don s sc^an<^e> hernam ik. Ik haalde mijn beurs voor «>no k eiJ W?^e hem een halve kroon geven; maar op c-nod b0Cla0htik en om zeker te zijn, dat mijn geld betar 1bef!,;eed was, zeide ik: Wacht, ik kan u nog beter helpen; waar woon je? en kwartier hier vandaan, was het antwoord. Als Als de lezers dit blad onder de oogen krij- er reeds meer dan twee dagen de Oranjeweek op zitten. Ik wil daar nu mee zeggen, dat men zich hier anders eentonig beweegt, dat een Koninginneweek een aparte zaak moet beschouwd worden, -D vroeger een kermis op een boerendorp. Ge, weet, we zijn hier 365 dagen per jaar zoo’n beetje in de groote beweging, maar daarom mag men de zes dagen van ’t Vorste lijk bezoek hier toch wel als iets extra’s noe men. Vooreerst, ik heb ’t wel eens eerder gezegd, geeft alleen dit jaarlijksch bezoek aan A’dam nog zoo’n beetje ’t cachet van hoofd stad. Want het huldigen eener nieuwe vorst(in) is een gebeurtenis, die aan onze stad ook hoofd stedelijk cachet geeft, maar die niet tot de alledaagsche gebeurtenissen mag gerekend worden. Tel maar eens op, hoe vele we er sedert den Franschen tijd gehad hebben. En ik behoef u zeker niet te verzekeren, dat we in volgende jaren een sneller tempo in dit genre verwachten en hopen. Het wordt natuurlijk geen Juliana-week, zooals verleden jaar, toen de feestdrukte- op laaide, alsof we weer in 1898 waren. Maar toch, ’t blijven eenige dagen. Ik wil hierover of hiernaast nog iets zeg gen, dat gerust gezegd mag worden. Ons land lijdt nu eenmaal aan de kwaal van eigenlijk geen hoofdstad te bezitten in den eigenlijken zin des woords. De regeering te ’s Graven- hage» de Koningin veel op Het Loo en de hoofdstad A’dam meer als decoratie. Maar hier komt nog bij, dat we in verscheidene tien tallen jaren zuinig in de vorstelijke familie zitten. Daar komt bij, dat Koning Willem III weinig deed aan vorstenbezoek en dus even weinig vorsten ontving. Zoodat, op ’t terrein van vorstelijk reizen en bezoeken, ons land ei genlijk wel een woestijn geleek. Er is nog niet veel kans op verbetering, maar ’t is toch reeds veel beter dan ’t aan ’t hofleven des ouden Konings was. Nog weinig kans op ver betering! Vergelijk ons Vorstenhuis, wat tal rijkheid van leden betreft, eens met ’t Berlijn- sche hof. Men kan echter met voldoening constateeren, flat ’t veel drukker gaat dan in de jaren van Willem III. Een jonge Vorstin met een jeug dige Prins-Gemaal en een veelbelovende spruit (van de geruchten omtrent gebrek aan een der zintuigen bij de hope van Neerland, hoort men gelukkig niets meer!); dit moet wel meer be weging geven. Voeg hierbij, dat ons land in de laatste jaren zeer gestegen is in de achting der volkeren, dat ons land om z’n natuur en volkseigenaardigheden, om z’n kunst en degelijkheid steeds meer in trek is, dat onze residentie de hoofdstad der wereldarbitrage en der wereldvrede is geworden. Dit laatste beteekent veel meer dan de meeste nuchter denkende Nederlanders willen weten. Doch hierover bastaWe zijn nu in de Oranjeweek. De Dam, die spoedig zal veran derd worden, is weer ’t middelpunt der hoofd stad. Daarop staat ’t nu weer tjokvol, dan weer ziet men de enkele tientallen nieuwsgie rigen naar ’t groote grijze gebouw turen. Nog moet men ’t dit jaar met de trechtervormige Paleisstraat doen, terwijl de andere zijde, de Mozes- en Aaronstraat reeds behoorlijk ver beterd is. Het volgende jaar zal ’t èn met den verbeterden Dam èn met de dure verbreeding der Paleisstraat nog wel niet in orde zijn. Nu ik zoo spreek van meer bezoeken, over 4 weken hebben we in ons midden den presi dent der Fransche republiek. Dan is natuurlijk ons vorstenhuis ook weer tegenwoordig. (Tus- schen haakjes gezegd: terwijl we hier zoo lig gen te zeuren over Stadhuis-Paleis, ja of neen, en dan een nieuw paleis op ’t Museum-terrein, terwijl in de laatste jaren A’dam steeds meer geldt als de officiëele plaats voor ontvangst van buitenlandsche vorsten, blijft men in Den Haag nog steeds kalm. Het is wonder, dat in de residentiestad niet de gedachte tot uiting komt: Hé, als wij, die groot geworden zijn door de gunst van ’t Oranjehuis en de regeering, als wij nu zien, dat ’t nederige Haagsche paleis niet geschikt is om waardig te ontvangen, waarvoor bouwen wij dan hier, grootendeels op Haagsche kosten, geen behoorlijk paleis voor de Koningin? Ik blijf nog altijd van meening, dat hierbij hoogere invloeden werken, en dat daarom ook onze burgemeester, toen de Stad- huis-Paleis-kwestie ter sprake kwam, zinspeelde op moeilijke mogelijkheden). Dezer dagen kregen we ook bezoek van den Engelschen postmaster-general, in zijn soort ook een koning. Want over debeteeke- nis der Engelsche post zullen we hier wel niet behoeven uit te wijden. New-York, Parijs en Berlijn beteekenen op handels- en correspon- dentiegebied ook buitengewoon veel, maar Londen, de grootste stad der wereld, de groot ste handelsstad der wereld, de hoofdstad van ’t land, dat op gebied van industrie en handel nog steeds nummer één is, de hoofdstad van een koloniaal wereldrijk, zooals er nog nooit een ter wereld heeft bestaan, moet wel-vu' u zelf de rest maar in, waarde lezer. Nu, die groot-mogol op ’t postgebied heeft ons hoofd post- en telegraafkantoor bezocht. Zeker, om dat ook hier nog wel iets van Hollandsche ac curatesse te leeren valt. Nu ik toch over de post spreek, het schijnt nu toch binnenkort zekerheid te worden, wat ik reeds voor geruimen tijd schreef. Van een postkantoor in of bij ’t Oostindisch huis (Hoog straat) ter verlichting van de soms te groote drukte op ’t hoofdpostkantoor, waarover ik des tijds ook schreef, hoort men nu niet veel, maar wèl zal de Staat een terrein aan de De Ruy- terkade koopen van onze gemeente, onmiddel lijk achter ’t Station, ten behoeve van den postpakkettendienst. Aan diezelfde De Ruyterkade begint ’t toch wat meer bebouwd te worden. Achter ’t Cen traalstation is nog heel wat ruimte over; maar dat komt wel. Het zijn niet meer alleen de stuk of vijf gebouwen, die er zoo lange jaren als een lingen stonden, met ’t volkshótel De Hoop (nu al een paar jaren een kantoor voor de H. S. Mij) als hoogste in ’t midden. Over de brug, bij de Westindische Mail, is ook niet veel ruimte meer over. De Ruyterkade heeft veel voor; het mooie gezicht op de beweging aan het IJ is en blijft voor ieder, zelfs voor een Amster dammer, steeds aantrekkelijk. Doch daar staat tegenover: het groote station staat er voor als een sta-in-den-weg, en de weg om ’t westen van ’t station is er door de verplaatsing van de westelijke viaduct heel wat langer op gewor den. Maar och, de De Ruyterkade zal wel druk blijven. Het stoombootenverkeer op alle deelen van N.-Holland en over de Zuiderzee wordt er niet minder op en ’t pontveer naar ’t Tolhuis wordt steeds drukker. Evengoed als de beweging met de stedelijke tram toeneemt, (sedert 1 Jan. 1911 zijn we als moyenne per dag reeds boven de 200,000 passagiers,) gaat ook de drukte over ’t IJ veer vooruit. Wel is er nog niet zoovéél aangebouwd aan Een geschikte nederzetting was ’t verleden Dinsdag ook voor onzen vermaarden vliege- J eega als passagier, op een uitstapje van Soester- lemand als Wijnmalen, die tot der lucht behoort, had natuur- bezoek. Zoodat de politie ter stond moest gewaarschuwd worden. Want er staan wel niet zoo geweldig veel huizen aan dien kant, maar och, er zijn fabrieken en met de IJponten zijn er gauw heel wat honderden ter plaatse en voor één of twee politie agenten, die daar steeds aanwezig zijn, was ’t veel te mans, zoo’n mooien luchtvogel van al te belangstellende nieuwsgierigen vrij te hou den. Een oogenblik, mijn beste heer, zeide dezelfde schor re bevende stem, ik zal een kaars aansteken. Eenige seconden verliepen, waarna het dansend licht van een vetkaars zijn stralen door een vertrek wierp, dat mij het eerste oogenblik reeds ruim en luchtig voorkwam. De bedelaar gleed achter mij heen en opnieuw hoorde Ik had gedacht een vies en ellendig verblijf aan te een matras op den grond in een der hoeken. was i 1 lag een keurig tapijt. hebt mjj bedrogen! Ik ging naar de deur terug. De grijsaard was ver dwenen; een man in de kracht van zijn leven, met een rimpels bedekt, zag mij glimlachend wel, w u heb het gebruik van mijn beenen weer teruggekregen en mijn krukken, daar staan ze. Dit zeggende, wees hij naar den hoek bij de deur. En wat wil je nu hebben? vroeg ik, zonder vrees te horloge leenen, hervatte hij onbe- v;_ -1 D reparatie en het uwe schijnt mij een stuk van waarde toe-dat zal wel goed loopen. En is dat nu alles, wat je hebben wilt? vroeg ik op Neen, je beurs zou ik ook graag hebben. het gewone crediet niet overschrijden. Ellendeling! riep ik uit, op den va NEE COURANT. «Ti f TTTZ> v> ZSM AM M^ am - m #-] a L 1 - prr - -

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1