t)
MWS- EN ADVERTENTIEBLAD
DE BHOER.
SNEEK EJ OISTREKEN.
Woensdag 14 Juni 1811.
No. 47.
©Be Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
t
ALLERLEI.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 3 maanden,
franco per postf0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Wat heeft de Ko-'
Zoo’n lomp, onbe-
Wie is er toch riep ze met heesche stem, en de
hand tastte naar de klink van de deur.
Ik ben het buurman’s Jacob was het antwoord.
Ik kom het linnengoed halen en nieuw werk brengen.
Het was of een zwaar, zwaar juk van haar hart viel,
en de deur werd nu vlug geopend. Voor haar stond
een opgeschoten jongen met een goeiig gezicht. Hij
zag de vrouw verbaasd aan, want niettegenstaande de
duisternis kon hij zien, dat haar gezicht doodsbleek
was.
Ach, Jacob, zei ze, ben jij het Ja weet je, omdat
je anders altjjd ’s morgens komt en omdat er om dezen
tijd anders niemand bij mij aanklopt, daarom schrok ik I
Zoo, zeide hij en lachte eens even want eigenlijk
lachte iedereen in het dorp een beetje om de eigen
aardige naaister, van wien men wist te vertellen, dat
ze van voorname afkomst was en ergens voor moest
boeten.
Ja alles is al klaar, JacobEn ze nam hem zijn
pakje af en begon uit een mand ondergoed, dat ze
hersteld had, voor hem uit te pakken, deed alles in een
groot papier en overhandigde het hem.
Toen ze de deur achter hem gesloten had, ging ze
naar haar plaatsje voor het raam terug, maar buiten
was het in dien korten tijd veel veranderd. Alles was
grijs en somber geworden, alleen het woud teekende
zich diepzwart tegen den hemel af en de vale maan
sikkel werd langzamerhand helderder.
Ze had de handen gevouwen en hield ze tegen het hart
gedrukt. O, dat arme hart klopte nog zoo hard. En
zelfs wanneer ze zich nu een kop valeriaan gereed
maakte, zou het vandaag toch niet meer beter worden.
Voor ze weer heelemaal gerust was, moest een moei
lijke nacht doorgemaakt worden want altijd na den
geringsten schrik, kwam deze vreeselijke toestand, deze
De twaalf geboden voor den Amerikaanschen zaken
man
Heb een vast doel.
Ga daar recht op af.
Beheersch alle onderdeden.
Weet altijd meer dan van u verwacht wordt.
Bedenk, dat moeilijkheden slechts bestaan om over
wonnen te worden.
Gebruik tegenslagen als sporten om hooger te klim
men.
Steek uw hand nooit zoo ver, dat gij haar niet terug
kunt trekken.
Wees soms durvig altijd voorzichtig.
De minderheid slaat dikwijls ten slotte de meerder
heid.
Maak een ruim gebruik van de hersens van anderen.
Luister goed antwoord omzichtig beslis snel.
Onthoud bovenal, dat een gezonde geest huist in
een gezond lichaam.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
dit vond ik juist niet
kenis.
Ge vraagt: Waarom?
ningin nu aan zoo’n dok?
houwen, vierkant ding?
Ik wil u hier dadelijk op antwoorden. Laat
ik oogenschijnlijk iets uitvoerig zijn.
Het is volkomen waar, dat ons land voor
een belangrijk deel leeft van landbouw en
veeteelt. De roem van onze capaciteit op dit
gebied gaat door heel de wereld; onze bloem
bollen hebben een wereldnaam; onze groenten
(warmoezerijen in den uitgebreidsten zin des
woords) vinden aftrek in wijden kring. Onze
boomen gaan naar alle werelddeelen. (Vraag
maar eens, wat er in Boskoop omgaat!). Onze
veeteelt is toch zeker ook wel wereldbe
roemd.
Dit zijn we dus volkomen met elkaar eens.
Maar nu wil ik u eens vragen: Is ons Ne
derland geen handelstand van groote beteeke-
nis? Laat ik hier dadelijk bij voegen, dat Am
sterdam niet meer blijkt op de geschikte plaats
te liggen. -- Dit onderwerp heb ik al eens
eerder aangeroerd en ’t is zoo bekend, dat we
ziekte, over haar. Ze was weduwe en de man, dien
ze begraven had, die verdiende niet, dat men lang over
hem treurde Neen, dien had ze vergeten, dien dronk
aard en dagdief van hem was geen spoor in haar
hart gebleven, alleen, als ze hevig schrok, zag ze tege
lijk zijn booze, fonkelende oogen en hoorde de nijdige
heesche stem.
Dat hij haar uit tamelijken welstand tot armoede had
gebracht, gevoelde ze wel als iets droefs, w ant het was
bitter zoo dag in, dag uit voor andere menschen on
dergoed te herstellen en nog dankbaar te moeten zijn,
dat zè het werk te doen kreeg maar wat was dit alles
tegenover dat andere het vreeselijke
Haar broer de tweelingsbroer was een verlo
ren man. En dat was ondragelijk, want voor een broer
draagt men verantwoording dat is bloed van eigen
bloed, dat is een deel van jezelf.
Ver, ver weg was hijergens in Amerika of Austra
lië. Ze wist het niet precies, want ze schreven elkaar
immers nietSlechts zelden hoorde ze iets van hem
slechts dan, wanneer hij plotseling voor haar stond
heel dicht - in een schunnig jasje, het gezicht vree-
selijk bleek als hij dan begon te spreken, te ver
tellen van zijn tegenspoed en hoe de afschuw van het
leven steeds in hem groeide, en hoe moeilyk het was
niet in het tuchthuis terecht te komen. Tienmaal had
hij zich stellig voorgenomen een fatsoenlijk mensch te
worden, maar zijn kwaad gesternte bracht hem dan
telkens weer tot dwaze, leelijke dingen, en
Ach, dat oude lied vreeselijk, vreeselijk, om aan
te hooren Als zijn ouders nog leefden, als ze dat
moesten aanzien, daarvan eenig idee hebben God zij
geprezen, dat Hij hen dat bespaard had, en hen zoo vroeg
tot zich had geroepen. Nu was zij tenminste de eenige,
die er onder te lijden had onbeschrijfelijk onder te
lijden had.
Op de knieën had ze eens voor hem gelegen.
Denk toch eens na, Eduard, denk toch goed na I had
ze gevleid. en hij, de teerhartige, die helaas zoo’n
zwakken wil had, schreide bij haar woorden, had toen
al haar spaarpenningen, die ze hem aanbood, meege
nomen en was heengegaan met duizend beloften
met duizend goede voornemens in het zwakke hart.
Kom niet weer. Eduard, als je niets worden kunthad
ze gesmeekt en hij had een eed afgelegd
Slechts als een welgesteld man kom ik je weer on
der de oogen!
Maar toch was hij weergekomen, ellendiger, armoe
diger en berouwvoller dan ooit te voren en was
weer met haar spaarduitjes met dezelfde beloften,
dezelfde voornemens weggegaan.
Maar sinds dezen laatsten keer leefde die vreeselijke
angst in haar sedert dezen laatsten keer had zij alle
vertrouwen verloren.
Kom nooit weer, Eduard nooit! had ze gesmeekt,
ik kan het niet langer verdragen, ik sterf door jou!
En hij had beloofd, wat zij verlangde! Maar omdat hij
zoo dikwijls iets beloofd had, geloofde zeniet meer
dat hij zijn woord zou houden en ze zag hem voor zich,
dag en nacht, hoorde zij kloppen aan de deur, zijn
zachte, bijna schreiende stem; zag zijn schunnige klee-
ren, zijn wit gezicht en wist slechts dit eene: Dezen
keer overleef je het niet!
En zoo reeds bijna vijf jaar wachtte ze zonder
de geringste hoop.
’s Avonds laat was hij in het kleine plaatsje aangeko
men met den laatsten sneltrein. Hij kende de ge
woonte zijner zuster, vroeg te gaan slapen, en omdat
hij haar niet wilde verschrikken, had hij in het hotel
letje bij het station zijn intrek genomen en wilde haar
De Oranjeweek is weer achter den rug.
Amsterdam heeft z’n groote week weer ge
had.
Een der bezoeken gold het Juliana-dok. En
t van de geringste betee-
ons in Amsterdam niet meer behoeven te ver
helen: Rotterdam ligt beter voor ’t reusach
tige transito verkeer. Rotterdam profiteert
daarvan, van de welvaart, van de energie van
West-Duitschland.
Ik wil eens een vraag stellen: Als Amster
dam eens sedert drie eeuwen op de plaats van
Rotterdam gelegen had, zou dan de positie
misschien niet geheel anders zijn geworden
Ik veronderstel dit laatste slechts om aan te
duiden: Terwijl Rotterdam ruim viermaal zoo
veel schepen (ook volgens tonnenmaat) z’n ha
vens ziet binnenkomen, terwijl dus, natuurlijk,
vele groote firma’s zich in de Maasstad vesti
gen, blijft Amsterdam toch een eerste han-
delsstad. Wat in Rotterdam binnenkomt, is
voor een behoorlijk deel Amsterdamsche handel;
en wat in A’dam-zelf binnenkomt is ongeveer
allemaal Amsterdamsche handel.
Voor Amsterdam beteekent de nijverheid
veel. Verg nu niet van mij, dat ik u precies
opgeef hoeveel menschen er werken in de
diamantnijverheid, aan den scheepsbouw, in de
suikerindustrie, in de metaalnijverheid, (ik ge
bruik juist dit woord om veel bedrijven te
omvatten!) en in zooveel andere bedrijven;
neem daar eens bij de zeer groote handel, die
nu juist niet bij de fabricatie is te rangschik
ken; neem ’t algemeene grossiersvak, dat toch
zeker voor een zeer belangrijk deel door A’dam
gedreven wordt.
Ik sprak eens een Rotterdammer, die ’n
zaakje had in de havenwereld. De man ging
dus dagelijks om met de menschen, die in de
Rotterdamsche haven, een der vier drukste
havens van heelde wereld, hun stevig arbeiders-
broodje verdienen en de man. kon zich niet
begrijpen, waarvan Amsterdam, dat toch maar
een vierde van de R’damsche bootbeweging
had, eigenlijk van leefde. Toen ik hem de
9,500 diamantmenschen noemde, die gemiddeld
veel meer verdienen dan bootwerkers, begon
de man iets in de situatie te komen.
Doch laat ik nu niet te ver uitwijden. Onze
stad beteekent, als haven, weinig, zoodra men
alleen de tonnenmaat der inkomende schepen
in aanmerking neemt, maar als men bedenkt,
dat ’t grootste deel van wat in onze stad bin
nenkomt, uitsluitend A’damsche handel is, dat
veel wat bijv, in R’dam binnenkomt, ook voor
A’damsche rekening is, zal men begrijpen, dat
de A’damsche handel nog al iets beteekent.
Nu, juist hierop wilde ik duiden. Bij elk
Nederlandsche volk vertoond. Twee gebeur
tenissen van de grootste beteekenis
De Oranjeweek is nu dus weer tot hare
gewone verhoudingen teruggebracht. Maar
ondanks dit gewone blijft ’t alle jaren voor
A’dam ’n ongewone week, van ongewone be
weging, van buitengewone emotie, een week,
die we niet liefst uit het A’damsche leven
zouden uitschakelen.
En ook nu weer bracht klein Juliaantje,
’t zonnestraaltje van ’t Vorstelijk huis, ’t zon
nestraaltje van allen, die blijven hopen op
een doorgaanden bloei van «Nederland met
Oranje*, ook nu weer bracht 't lieve Konings
kind een zonnestraaltje in onze stad.
Verleden jaar, we zagen de moeders, de
vrouwen, de kinderen, die juist speciaal naar
Juliaantje zagen;, dat ook de mannen er naar
zagen, zal ik er maar stilzwijgend bij omvatten.
Toen was ’t iets extra’s.
De moeders moesten de moederweelde der
Koningin, de vadertrots van Prins Hendrik
zien. Maar ook deze week, ’t was juist ’t
drukst tusschen Station en Paleis, toen ’t
vorstelijk Paar met Juliaantje van ’t Station
reed.
Ik had eigenlijk over meer dingen willen
schrijven, doch laat ik afkorten met: De
Oranjeweek blijft steeds de groote week voor
Amsterdam en een officiëele week voor heel het
Nederlandsche volk. Wie dit nog niet weet, moet
eens die week meemaken in onze goede stad.
bezoek tracht de Koningin te bewijzen, dat zij
belang stelt in den grooten handel van Am
sterdam. Het Vorstelijk huis weet, dat onze
stad een handelsstad is, dat we hier niet enkel
teren op roem van eeuwen her, dat onze eer
ste handelshuizen alles doen om zoowel
Neerlandsch als Amsterdamsch handel te ver
heffen. En daarom denkt ’t Oranjehuis aan
onzen handel.
Prins Hendrik, die reeds lang getoond heeft,
zeewaarts te kunnen zien, ambitie te hebben
voor den zeehandel, beschermingsideeën voor
al wat de veiligheid onzer kusten raakt, prins
Hendrik bezoekt bij voorkeur alles wat met de
scheepvaart verband houdt.
Maar ook onze Koningin toont een groote
belangstelling voor alles, wat onze havens en
onze scheepvaart aanbelangt. En dit moeten
we juist in een vrouw respecteeren. Verleden
jaar, tijdens de glorieuse Juliana week, ging ’tVor-
stelijk Paar naar de groote werf om ’t nieuwe
mailschip van de maatschappij «Nederland* te
water te laten. Ditmaal, verleden Donderdag,
werd met 't nieuwste bootje der havenstoom-
bootdienst een bezoek gebracht aan het Juliana-
dok. De meeste Friezen weten wel, waar dit
dok moet liggen. Want de oudere Friezen
zijn allen over zee naar A’dam gegaan en in
de laatste jaren gaan er nog duizenden per
HollandFrieslandlijn, of desnoods met de
nachtbooten van de Lemmer. En dan moeten
ze die groote dokken wel passeeren en dus
gezien hebben.
Dit nieuwe dok is weer iets grooter dan de
bestaande dokken en kan gemakkelijk een
12.000-tons-schip opbeuren.
Prins Hendrik, die reeds zoo lang getoond
heeft, ambitie voor de zeevaart en de zeelieden
te bezitten, bracht nog een apart bezoek aan
de «Zeehond*. Eigenlijk is dit maar een
«zeehondje.* Een hulpscheepje voor de rnari-
neopleiding. Maar de Prins, die de marinewerf
en ook de «Wassenaar* reeds bezocht, wilde
deze dependance toch ook met een bezoek ver-
eeren.
Ge ziet ’t, lezer, ik draal er mee om iets
zakelijks over de Oranjeweek te vertellen. Ik
had u moeten zeggen, dat deze week natuurlijk
minder is dan de Julianaweek van verleden jaar.
Maar dat was ook een week, die zich meten
kon met de groote. dagen van 1898. In ’98
werd de Koningin gekroond, in 1910 werd
de lang verbeide koningstelg officiéél aan ’t
Zij zat voor het venster van haar woonkamertje en
naaide. Tot voor eenige ©ogenblikken had de zon nog
gespeeld met de diepblonde haren, die aan de slapen
reeds begonnen te grijzen nu echter kwam de sche
mering en wierp zwakke schaduwen in de kamer. Al
duisterder en duisterder werd het, tot defjverig-naaiende
hand eindelijk den arbeid liet rusten.
Zij steunde het hoofd op beide handen en staarde
droomend voor zich uit. Haar huisje lag midden in een
tuin, die bij de rivier uitkwam en over de rivier had
ze een prachtig vergezicht over velden en weiden, tot
aan het bosch, dat nu zwart en geheimzinnig in de
schemering stond.
Het was heerljjk zoo te staren en te droomen men
kon denken aan dingen, die veel mooier waren, dan alles,
wat er op deze droeve aarde bestond. Men had het
gevoel, dat de ziel plotseling vleugels kreeg en weg-
’loog, zonder reden, zonder doel zoo maar wegvloog
naar het oneindige. Dan een geklop aan de deur en
op hetzelfde oogenblik was de werkelijkheid er weer
en het vreeselijke kwam, de angst, de razende angst
voor dien eenen.
Zij zocht naar lucifers, want zoo in ’t halfdonker,
wilde ze niet openmaken, maar buiten werd met stevige
vingers voor de tweede maal geklopt.
Ja, ja, riep ze, ik kom al I En de arme handen
beefden, en haar knieën knikten, zóó dat ze nauwelijks
het lichaam meer konden dragen, en de lamp was nog
maar steeds niet aangestoken.
R COURANT.
•ijls