t>
jIEIIWS- Pi ADVERTE3T1EBLA»
VOOR MH ÜS OISTRIMA
Op 't kantje af.
4
3
op
Vrij Nederland.
No. 50.
Zaterdag 24 Juni 1©1L
86e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
1
X
mogendheden ook te
groote mogendheden
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
vriendelijkheid.
Maar er is meer.
Ons land drijft veel eigen scheepvaart
Duitsche rivieren, heeft er
die rivieren tolvrij blijven.
zijde dreigen.
Wij echter, kleine Nederlanders, hebben in
de toekomst te vreezen van Japan
Spanje ontroofde,
’t bevestigen
-1 over
dat is iets voor haar
De hier opgewekte electrische stroom, ging de inge
nieur bedaard voort, wordt door deze breede metalen rails
naar het daarboven gelegen schakelbord gevoerd. Als
de dames het goedvinden zullen we even naar boven
gaan. Mag ik u verzoeken voorzichtig te wezen op de
smalle, ijzeren trap Houdt u maar goed de leuning
vast, de treden zijn glad.
Mijnheer Horst, waarom zijn die twee metalen rails
rood geverfd
Dat is een waarschuwing voor ons mevrouw; deze
beide rails voeren namelijk een stroom van 5000 volt
spanning aan voor de tram. Als men ze aanraakt zou
men onmiddellijk gedood worden.
Ik moet zeggen een prettige buur, riep de raadsheer
lachend.
Wat was dat mijnheer Horst Met deze woorden
wendde Sophie zich tot Eberhard en hij meende eenige
belangstelling in haar oogen te bespeuren. Zij zag er
niet zoo onverschillig uit en keek niet meer zoo trotsch
over alles heen. Zij hoorde van gevaar spreken en was
plotseling uit haar onverschilligheid opgewekt.
Onwillekeurig gleed haar blik langs de slanke gestalte
van den ingenieur. Was dat werkelijk de man, die zij
tot nu toe voor een monteur had aangezien?
Zij had plotseling en totaal onwillekeurig een gewaar
wording, die zij nog niet begreep. Het was toch wel
iets bijzonders dagelijks zijn werk te moeten verrichten
vlak in de nabijheid van zoo iets gevaarlijks, om zoo
te zeggen onder de roodgloeiende oogen van den dood.
Eberhard gaf dezelfde verklaring nog eens op be
daarden zaakrijken toon en eenigszins terughoudend. Hij
zag het trotsche ding kalm aan geen enkele beweging
van zijn gelaat, geen trilling van zijn stem verried de
spanning waarin hij verkeerde.
mijn dochter Sophie, die kent u ook reeds
Zeker mijnheer Wollner, antwoordde de ingenieur
met een beleefde buiging, ik heb reeds meermalen de
eer gehad aangename uren in uw huis door te brengen.
Mevrouw Wollner gaf hun geen gelegenheid lang
te blijven praten. Vol bewondering keek ze om zich
heen en zeide verbaasd Kijk eens Heinrich, hoe net
jes dat alles is, dat moest onze Mina eens zien. Denk
je, nichtje dat ik er mijn dienstmeisje toe krijgen kan
netjes kooper te poetsen Ónmogelijk En wat blinkt
hier alles prachtig 1
Met ware opgetogenheid bekeek mevrouw Wollner
door haar lorgnet al het metaal van de reusachtige ma
chines. De huishoudelijke vrouw kon zich een gevoel
van afgunst niet ontzeggen.
Als u het goed vindt, dames, sprak de ingenieur
eindelijk, zal ik u met enkele woorden iets van de in
richting vertellen. Kijk, hier ziet u twee zoogenaamde
turbodynamo’s, dat zijn machines voor het verwekken
van een electrischen stroom, die door stoomturbinen in
beweging gebracht worden. Dit groote rad, waarvan u
nauwelijks den vorm kunt herkennen door het snelle
draaien, maakt 5500 omwentelingen in één minuut.
Verduiveld 1 mijnheer Horst, dat is ontzettend riep
de raadsheer uit. Sophie kijk daar eens goed naar 1
De jonge dame was op eenigen afstand gebleven en
staarde met een uitdrukking van verveling op haar ge
zicht, voor zich uit.
Zeker papa, ik zie het al.
Juffrouw Sophie schijnt in zulke dingen niet veel
belang te stellen, mijnheer Wollner.
Ja, waarde mijnheer Horst, zoo zijn de jonge meisjes
tegenwoordig. Er moet gevaar aan verbonden zijn wan
neer zij er pleizier in willen hebben, de zenuwen moeten
gespannen worden. Wedrennen, luchtreisjes, vliegen,
dachten. Was hij niet dwaas daar nog aan te denken
Dat was immers al lang voorbij.
Toen de raadsheer zijn bezoek op heden had aange-
kondigd, was het alleen maar om de fabriek te zien
zijn trotsche dochter had er zeker geen schuld aan
neen Sophie Wollner had er zeker niet om gevraagd.
Zij had immers openlijk getoond, hoezeer zij zijn be
trekking verachtte. Wat had zy verleden ook weer
gezegd? »O, dus u is eigenlijk monteur Neen, dat
woord kon hij niet vergeten, hij vergat het nooit
En toch en toch Steeds zag hij het schoone
jonge meisje voor zich; dag en nacht moest hij aan haar
denken. Als hij alleen op het werk zat, dwaalden zijn
gedachten naar haar toe steeds weder naar haar.
Werner 1 riep hij plotseling naar beneden.
Mijnheer Eberhard hoorde men dadelijk antwoorden.
Wil je als je blieft wat opruimen, en zorgen dat er
niets in den weg ligt? Wij krijgen bezoek. Zeg ook
aan de andere werklui dat zij de lappen opruimen en
de ijzeren leuningen nog eens goed afvegen, anders
mochten de dames haar kleeren vuilmaken.
Jawel mijnheer 1 antwoordde de oude monteur. Het
zal gebeuren Hij bromde nog iets in zijn baard, zoo
iets van vrouwvolk. Hij hield niet van bezoek op de
fabriek.
Horst wierp nog even een blik overal, om zich te over
tuigen, dat alles netjes in orde was, toen de bel aan
de poort gehoord werd. Werner deed open, en Horst
kwam ijlings nader om de heeren en dames te begroeten.
De raadsheer reikte hem vriendelijk de hand en zeide
Mijnheer Horst, ik ben zoo vrij mjjn dames mee te
brengen. Dus nu laat u ons s.v.p. alles zien wat u
kunt. En zich tot zijn dames wendende ging hij voort
Lieve Marie, jij kent mijnheer Horst reeds niet waar,
dit is juffrouw von Wallberg, mijn nichtje, en dit is
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
En zoo zijn we midden in
gekomen: Het belang van
zittingen.
Sedert de vloten der g...~6
zoo reusachtig zijn geworden, heeft een klein
land als Nederland geen kans meer om met
eenig succes Insulinde tegen hebzuchtigen te
verdedigen. Nu is ons bezit door verschillende
oorzaken voor begeerige Europeesche blikken
vrij veilig, vooral ook, omdat we andere landen
zoo royaal laten medeprofiteeren van de enorme
Indische hulpbronnen en rijkdommen. Zoolang
dit zoo blijft kunnen ondernemende Duitschers
heel wat aan Indië verdienen.
Maar er zijn ook andere gevaren. Ame
rika, dat de Philippijnen aan
heeft al genoeg werk met t bevestigen van
zijn Indisch bezit en kan nadenken over mo
gelijke gevaren, die daarvoor van Japansche
een waarborg voor
die is: Engeland, dat
min Frankrijk als
Zachtjes trilde de lucht van het gelijkmatig suizen
i .z,ware dynamo’s, dof klonk het ademen der bijna
geluidloos werkende stoomturbinen daar tusschen. De
geheele electriciteits-werkplaats ademde leven. Men
kon bijna niet zeggen wat het was, maar ieder die bin
nentrad kwam onwillekeurig onder den indruk. Er werd
fluisterend gesproken, voorzichtig geloopen, alsof men
werd aangetast door een onoverwinneljjken angst voor
de machtige krachten, welke de menschelijke geest tot
gehoorzaamheid had gedwongen.
Voor het helder verlichte, marmeren schakelbord stond
«r-Eberhard Horst, de ingenieur van de fabriek, en
ekeek met aandacht de meetapparaten, waarvan de
wijzers zenuwachtig trilden alsof het angstige oogen
waren van een mensch.
Onbewegelijk stond de slanke, rechte gestalte, wien
ue monteursjas even goed stond als de gekleede jas.
De staalblauwe oogen waren rustig kalm op het bord
gevestigd. En rustig rookte hij zijn sigarette, waar
van de dunne rookwolkjes door den wind boven de
raaiende dynamo’s gegrepen en verstrooid werden,
Hij tastte naar zijn zak en keek op zijn horloge. Nog
®en half uur een klein half uur en de gasten zou-
en komen; de vriend van zijn chef, de raadsheer Woll
ner won zijn dames gaarne een electriciteitsfabriek in
eraing laten zien. Zijn hand beefde een weinig toen
weer in zijn zak stak. Waarom dan
QC1 Weder betrapte hij zich zelf op die zelfde ge-
de toekomst te vreezen van Japan en China.
Japansche hebzucht kan nu niet meer door
onze eigen kracht gekeerd worden. En daar
voor zouden we dus den steun noodig hebben
van een grooten nabuur, van Engeland of
Duitschland (Frankrijk, dat z’n bezittingen
toch zoo dicht in de buurt van Insulinde heeft,
zullen we eens overslaan). Zou, bij eventueele
pogingen van Japan om met Nederland in
conflict te komen, de moreele steun van
Duitschland ons niet van groot nut zijn? En
zou Duitschland, dat zooveel industriëele, han
dels- en wereldmogendheidsbelangen te verde
digen heeft, zou Duitschland er niet op staan,
dat eventueele hulp juist bij Duitschland ge
zocht werd?
De teekenen des tijds wijzen reeds nu op
het Chineesche gevaar en dat kan in de toe
komst onberekenbaar groot worden, als China
geheel ontwaakt is, ’t zich een plicht rekent,
de honderdduizenden Chineezen, die nooit hun
landaard verloochenen, nooit hun stamland ver
geten, onder z’n bescherming te nemen
Zeker, Nederland is vrij, maar we hebben
behalve ’t respect, dat een flink volk afdwingt,
nog aan andere dingen te denken dan aan ’t
axioma dier vrijheid en vrijheidlievendheid.
Duitsche bezittingen beter en drukker kunnen
onderhouden. (Nederland heeft wederkeerig
niet evenveel voordeelen bij invoeren naar
Duitsche bezittingen). Zeer begrijpelijk is der
halve, dat Duitschland zeer groot belang heeft
bij onze Oost-Indische open deur-politiek.
ons tweede punt
onze Indische be-
op
dus belang bij dat
En hier roeren we
een brandende kwestie aan: de lezer weet, hoe
Pruisen scheepvaarttollen op Rijn en Elbe wil
invoeren en Nederland en Oostenrijk daartegen
zijn gekant. Nu is Oostenrijk groot en heeft
’t recht een even zwaar gewicht in de schaal
te werpen als Duitschland. Maar Nederland is
klein en al heeft ons landje nu ’t volste recht
om op z’n stuk te blijven staan, tegenover ’n
groot land valt dit in de praktijk tegen, voor
al als dat groote land in meer dan één opzicht
voor boeman kan spelen.
Er is meer. Nederland kan de bescherming
van Duitschland noodig hebben tegen ’t bui
tenland, even goed als omgekeerd, maar voor
al moet in aanmerking genomen worden, dat
hebzuchtige blikken, van Duitschen landhonger
in westelijke richting getuigend, voor ons zeer
benauwend kunnen zijn.
Er is nog meer. Nederland heet een land
van vrijhandelsstaat, zoodat er geen hooge in
voerrechten de grenzen sluiten voor buitenland-
sche waren en fabrikaten. Nu weet men, dat
voor eenige jaren, ook onder een rechtsch
ministerie, de tarieven percentsgewijze wel niet
verhoogd zijn, maar die percentage van een
veel nauwkeuriger waarde en dus veel groo-
ter waarde geheven worden. Minister Kolkman,
de minister van financiën van ’t tegenwoordige
christelijk ministerie, gaat zwanger van ver
hoogde tarieven en dat trekt natuurlijk zeer
de aandacht van de landen, die ’t meest bij
den handel op Nederland geïnteresseerd zijn,
dus bij België, Engeland en ’t allermeest bij
Duitschland. Duitschland zal denken aan ’t.
»voor wat hoort wrat« en op vergoeding in een
of andere richting aandringen. En hiermee
komen we al ongemerkt op onze Indische
bezittingen. Duitschland kan even gemakke
lijk goederen naar Oost-Indië zenden als Ne
derland en heeft natuurlijk, als een der drie
voornaamste industrie-staten, er belang bij dat
een -wereld als Indië voor zijn afzet geopend
blijft. Neem hierbij in aanmerking, dat de
Duitsche stoomvaartlijnen een zeer druk ver
keer onderhouden tusschen Duitschland Ne
derlandOost-Indië en de Duitsche onbelang
rijke bezittingen in Australië. Juist 't mooie
Ned.-Indische afzetgebied maakt, dat die Duit
sche stoomvaartlijnen de verbinding met die
Het is nu eenmaal voor binnen- en buiten
land een axioma, dat de Nederlanders zeer
vrijheidlievend zijn.
De tachtigjarige oorlog heeft de zaak voor
goed uitgemaakt en wel heeft de Fransche tijd
de kracht van dat geloof doen wankelen, maar
de dagen van Noverfiber 1813 gaven weer
reden om aan te nemen, dat ’t axioma alleen
tijdelijk was aangetast, in werkelijkheid als
een paal boven water stond. Bovendien heb
ben schrijvers als Motley onzen worstelstrijd
tegen Spanje uitgeschilderd met de warmste
kleuren, als een toonbeeld van heldenmoed
voor alle natiën, die zelfstandig zijn of ’t wil
len worden.
We meenden na 1813 en ’15, dat de tijden
van Frederik Hendrik en Willem III weer
terug zouden keeren, en der Trompen en De
Ruyters. We gingen dadelijk met Engeland
de Algerijnen bestraffen. Maar toen kwam
1830, en leerde ons, dat we ons naar den zin
der groote mogendheden hadden te schikken
en daarna ’t embargo, dat ons deed bemerken,
dat niet wij de beheerschers der zeeën wa
ren. Langzamerhand kwam ’t tijdperk der
nationaliteiten, Italië werd één, het Duitsche
rijk, onder Pruisen’s hegemonie, kwam tot stand.
Het tijdperk der groote mogendheden begon
en duurt nog voort. Al geeft ook de oeco-
nomische strijd zoowel aan kleinen als aan
grooten de gelegenheid, zich op den voorgrond
te plaatsen. Een voorbeeld van die kleine
mogendheden is vooral België, een land dat
eeuwen afhankelijk was, en, na z’n volledige
vrijheid verkregen te hebben, een buitengewo
ne vlucht nam en zelfs een koloniale mogend
heid van beteekenis werd.
Intusschen hebben voor Pruisen en Enge
land, als de groote voorgangers er toe mee
gewerkt om ’t overwicht der groote mogend
heden onaantastbaar te maken: Pruisen door
de bewapening te land, Engeland door die ter
zee. Geen kleine mogendheid kan daar tegen
uit; wie de mannekes mist kan ze ook geen
geweer in handen geven. Engeland heeft de
bewapening ter zee al meer doorgezet, daarbij
uitgaande van de gedachte: Wij hebben ’t meeste
belang bij de zee, waardoor we groot werden en
waardoor ook onze koloniën door ons bereikt
kunnen worden. Daarom moeten wij ter zee
sterk zijn. En in Engeland werd de leer ge
huldigd: Wij moeten ter zee sterker zijn dan
welke twee andere
zamen.
Nu willen we hier eens een stelling opwer-
pen: Nederland is een sinds eeuwen met roem
erkend vrij land. België werd’t eerst in 1830.
En toch België heeft meer kans om z’n
vrijheid te behouden dan Nederland.
We zouden kans zien, deze stelling in een
stevig artikel te verdedigen, willen als punten
van uitgang noemen: België grenst aan Frank
rijk; Nederland alleen aan Duitschland. België
is schijnbaar overwegend Germaansch, doch
inderdaad is de Fransch Romaansche geest de
heerschende. Voor Frankrijk is ’t een levens
kwestie, dat België nooit bij Duitschland komt;
als Nederland Duitsch werd zou er nog altijd een
zeer bedrijvige drukdoende bufferstaat in België
blijven bestaan! Nederland is geheel Ger
maansch en zou zich op den duur wel aan
sluiten bij den grooten Oostelijken buurman.
En zoo voort!
Gelukkig, dat wij nog
onze vrijheid hebben en
er belang bij heeft, dat zoo
Duitschland zich uitbreidt; vooral Duitschland
niet, dat veel te dicht bij ’t Britsche eiland
zou komen.
Er zijn nog meer belangrijke factoren voor
onze onafhankelijkheid. Vooreerst: Nederland
ligt als een Duitsche voorpost, zoowel op mi
litair, als op maatschappelijk en handelsgebied.
Een Napoleon zou dat kortweg uitdrukken
met ’t verklaren: Nederland is een aanslibsel
van Duitsche rivieren, moet dus tot Duitschland
gerekend worden.
Ten tweeden: Nederland heeft een prachtig
en zeer groot koloniaal bezit.
Over deze beide punten willen we even uit
weiden in verband met onze vrijheid.
Primo: Nederland is een Duitsche voorpost.
Rotterdam, om slechts de voornaamste plaats
te noemen, dankt voor een goed deel zijn han
delsgrootheid aan Duitschland; en meen nu niet,
dat alleen Rotterdam daarvan vruchten plukt.
Want door de transitohandel op Duitschland
is onze Maasstad de vierde haven der wereld
en juist doordat een haven groot is, bestaan
er van uit zoo’n haven bootverbindingen op
alle deelen der aarde, zoodat ook anderen op
zoo’n haven aangewezen zijn. Ook Amster
dam en Dordrecht, Gorkum, Nijmegen Arn
hem profiteeren van ’t Duitsche transito-ver-
keer.
Ons land heeft dus belang bij Duitsche
R COURANT,