VOOR SNEEK ES 0ISTME1
B. FALKENA Mz.
Groote Kerkstraat,
in het gebouw der
voormalige Cacao
fabriek van de firma
MW8- ES ADÏERTEATIEBWD
J. Veen Co.
Kantoor en
Drukkerij van
zijn verplaatst van
Singel naar
66e Jaargang.
Woensdag 18 Juli 1911.
No. 56.
Belmont's vrouw.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
van
meetelt
Uitgever
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 8 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
»Sneeker Courants
hard ging. Laten
burgers als van po-
vloeie, dat alles zoo
Amsterdam heeft als hoofdstad der rijks weer
een paar schoone dagen beleefd. De president
van Frankrijk heeft in zijn kwaliteit van
Staatshoofd, ons land bezocht. Eerst heette het
dat Fallières alleen onze stad zou bezoeken,
maar, al bleef de Arastelstad het hoofddoel, ook
Den Haag werd even bezocht.
Eigenaardig is, dat Rotterdam gewoonlijk
gepasseerd wordt. Bij nationale feesten is na
tuurlijk A’dam nommer een en doet, even na-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Dominé, ik ben u nog een stuiver schuldig. Ik
ben zeer nauwgezet van geweten en heb niets in het
zakje gedaan. Ik had alleen maar ’n dubbeltje bij me
en ik vond de preek zoQveel niet waard
Zijn kalme aandrang had uitwerking.
Nu goed, stemde Belmont eindelijk, niet erg vrien
delijk, toe. Vraag ze beneden maar. Misschien hebt
u gelijk. Hij zweeg een minuut §n zeicie toen met
moeite: Ik dank u.
Geen dank. Herinner u wat ik gezegd heb, dat gij
opgewekt moet zjjn. Ontvang iedereen, die u bezoe
ken komt. Bonjour.
Alleen gelaten, scheen Belmont kalm en gelaten.
Doch inwendig verwenschte hij onverdiende teleurstel
lingen en zijne gedachten keerden vaker tot zijne
vrouw terug dan zij sinds lang gedaan hadden.
Tegen den dag, dat de uitslag van de prijsvraag
bekend zou worden, kon hij in huis op en- neerloopen.
In den morgen ging hij naar beneden om te ontbijten.
Verscheidene brieven lagen voor hem gereed. Op
zijn last opende de meid als gewoonlijk de enveloppen
en legde die bij de brieven.
De bovenste scheen onbelangrijk; hij wierp er een
vluchtigen blik in en begon daarna langzaam te eten.
Hij vond het nog afschuwelijk, dat hij alleen zijn
linkerhand kön gebruiken.
Eerst nadat hij zijn ontbijt gebruikt en een ochtend
blad gelezen had, keek bij de rest van zijn corres
pondentie in. Twee zakenbrieven werden terzijde
geworpen; bij den derden brief gaf hij een gil en
staarde met groote oogen.
Dat was een vergissing; dat kón niet waar zijn.
»Wij hebben het genoegen u mede te deelen, dat
aan u door de jury den prijs van 10.000 gulden is
toegekend*.
Het duurde eenigen tijd vóór hij verder kon lezen.
Iemand had dus zjjn werk ingezonden. Hij «elf zou
het nooit zoo, onafgewerkt als ’t was, gedurfd hebben.
En nu ’t was ongelooflijk, verwonderlijk!
Voor dit succes had hij dus zijn dokter te danken,
tegen wien hij nauwelijks een beleefd woord gesproken
(Vervolg en slot.)
Zoo. Ik hoop, dat hij niet overdreven heeft, want
werkelijk, ik zal weer spoedig in orde zijn.
Dat hoop ik. Zijn rijtuig staat juist voor. Ze trad
weer, even glimlachend, op het bed toe en stak haar
hhnd uit.
Ik vrees, dat je boos bent, omdat ik gekomen ben
Boos? Neen! hij beec op zijn lip. Alleen wenschte ik,
dat de omstandigheden anders waren.
Ja, ja; maar zooals je zegt, is dat onmogelijk.
Vaarwel.
Door de half geopende deur kon hij hare haastige
begroeting van den dokter op de trap hooren. Het
hart bonsde hem tegen de keel.
Neen! mompelde hij. Ik heb goed gedaan, ’t Zou
voor ons beiden nog pijnlijker zijn, als zij gebleven
was. ’t Is zoo beter.
De dokter bleef aan de deur staan en keek naar be
neden; daarna trad hij binnen en sloot de deur.
Goeden morgen. Hoe voelt ge u? Hebt u veel pijn?
Neen, niet veel. Dank u.
Dat doet mjj genoegen. Maar u ziet er niet erg
opgeruimd uit, mijnheer Belmont. Laten we even het
verband afnemen.
Belmont liet den dokter zijn gang gaan, zonder iets
te zeggen.
U moet trachten opgewekt te zijn. Hebt u bezoe
ken gehad?
Ja, twee of drie.
Ik ontmoette mevrouw Belmont. Is zij-- De
dokter hield plotseling op en kuchte. U bekommert
u toch zeker niet meer om uw teekening, naar ik hoop?
Natuurlijk doe ik dat! Wie zou dat niet doen? ’t Is van
delsstad; de stad, die nu eenmaal hoofdstad
des rijks heet. Amsterdam kan de vreemde
grootheden ook beter ontvangen, beter logee-
ren, meer merkwaardigs tooneu.
Doch daarover basta, het hooge bezoek is
achter den rug en niets past beter dan te con-
stateeren: Het is zoo goed mogelijk afgeloo-
pen. President Fallières is op grootsche wijze
tot ons gekomen; hij meende ons land, als
land der zee, met een verleden zooals weinige
staten kunnen aantoonen. niet hooger te kun
nen eeren dan door te komen over zee, aan boord
van een trotschen pantserkruiser, begeleid door
andere oorlogsschepen. De reis ware eenvou
diger, korter, en vocral voor een zeventigjari
ge gemakkelijker te doen geweest over land;
even met een specialen trein. Maar neen, eerst
ging ’t per trein naar Duinkerken, daarna over
zee en IJmuiden binnen naar onze stad, even
heen en terug naar Den Haag en daarna weer
den omweg over zee genomen.
Wat zal men er van zeggen? Het reizen
van staatshoofden is geen overschillig werk,
het dient ter bevordering of aanknooping van
goede betrekkingen.
Zoo’n reis moet indruk maken en men mag
gerust beweren: De reis heeft indruk gemaakt,
ook tot over de grenzen. Wel zeker, presi
dent Fallières had wel even den trein kunnen ne
men van Parijs naar Het Loo, ’n paar dagen de
gast geweest van onze Koningin, om daarna
weer even kalm terug te keeren, maar
staatshoofden zijn zakenmenschen, die op hun
wijze reclame moeten maken en de menschen
willen iets extra’s genieten bij zoo’n bezoek.
Degenen, die het programma van zoo’n reis
opmaken, hebben heel wat hoofdbrekens. Er
moet indruk gemaakt worden. Alles moet
veilig zijn en volgens program kunnen worden
afgedaan. Wat was er nu eigenaardiger dan
dat de Fransche president in onze haven kwam
met een waardige flotille? Vooral, daar de
waardige grijsaard blijkbaar geen kwade ge
volgen van ’t reizen over zee ondervindt.
Het scheen een reis met hindernissen te
zullen worden en ’t was zeker een reis, die
vooral van Fransche zijde werd verlangd. Een
ministeriëele crisis brak juist een week voor
den vastgestelden reisdatum uit; in alle haast
werd een nieuw ministerie gevormd en
zooveel belang. ’t Beteekent zooveel voor mij!
Maar het is absoluut onmogelijk, dat u het afwerkt,
’t spijt mij dat ik het moet zeggen. Tracht daarom,
mijnheer Belmont, er u over heen te zetten. Met het
lot valt toch niet te twisten, zooals u weet. U nebt
toch vandaag niet meer naar die papieren gekeken?
Belmont keerde weer het hoofd om.
Ja, dat heb ik wel! Ik heb me de teekeningen hier
laten brengen en
Tegen mijne orders, mijnheer Belmont.
En ik heb ze bekeken hulpeloos liggende hier,
en mij niet kunnende verroeren ik heb berekend
hoe lang ik noodig zou hebben om ze af te werken
als ik kon. Vijf of zes uren, dat is alles, ’t Is om
iemand gek te maken.
De dokter zweeg eenige oogenblikken en hield zich
met zijn onderzoek bezig.
O, alles gaat prachtig. Een beetje koortsig natuur
lijk. Dat was te verwachten. Maar, mijnheer Belmont,
nu moet ik heel strenge maatregelen nemen, zult
nimmer goede vorderingen maken als die teekeningen
hier in huis zijn. Ik verlang niet dat ze verbrand
worden
Dat zou ik gelooven
De dokter schonk geen aandacht aan dezen uitroep.
Omdat zij misschien voor een ander doel kunnen
dienen. Maar ik mag niet toestaan, dat u ze dag aan
dag bekijkt, zooals u dat noemt. Daarom oordeel ik
het beter, ze onder mijne berusting te nemen, totdat
u weer beter zijt.
Zoo! Ik
Dat is het verstandigste wat gij doen kunt, drong
de dokter aan. U zult het zelf moeten toegeven. Het
gezicht ervan alleen reeds maakt u opgewonden. Ik
zal ze goed bewaren, dat beloof ik u. Wilt u mij
toestemming geven?
Neen, nooit! Ik zie niet in waarom
Antwoord niet zoo snel. Denk er kalm over na,
terwijl ik uw arm verbind.
nauwelijks was dit gevormd of er kwam een
groote kink in den kabel: De Duitsche gezant
Von Schön vertelde aan den Franschen minis
ter dat een Duitsch oorlogsschip in een Ma-
rokkaansche haven was aangekomen om de
bedreigde belangen der Duitschers te be
schermen. En dan nog de staking der
zeelieden.
Een paar Fransche bladen meenden, dat het
publiek te veel werd achteraf gehouden bij de
aankomst des presidenten, dat de politiemaat
regelen te streng waren.
Zij oordeelden zoo in hun onwetendheid.
Onze regeeringsmannen, onze ministers, Burg,
en Weth. en de hoofdcommissaris, zij wisten
wat er broeide onder de zeelieden en de boot
werkers, en men moet niet vergeten, dat die
beweging geschiedde op hetzelfde terrein, waar
onze Koningin het Fransche staatshoofd zoii
ontvangen.
Ondanks alles is ’t bezoek geslaagd zoo goed
als men dit wenschte. Juist die aankomst over
zee, die schepen op het IJ, die schitterende
de mooie tocht over het IJ,
grootschen indruk teweeg ge
had, die zijn kwaad humeur had voorbijgezien, hem
altijd met vroolijke vriendelijkheid had begroet en die
er op bedacht was geweest hem dezen dienst te be
wijzen. Waarschijnlijk had hij de jury in kennis
gesteld met den hulpeloozen toestand van zijn patient,
een bijzondere overweging verzocht, en een kleine af
wijking van de gebruikelijke reglementen durven
vragen. Beschaamd steeg Belmont het bloed naar het
hoofd
Hij kon niet wachten, doch snelde naar de telefoon.
Allo! Is de dokter thuis? Mag ik hem even spreken?
’t Spijt mij, mijnheer, maar
Ik moet. Mijn naam is Belmont.
De dokter is op patienten-bezoek. mijnheer. Van
middag komt hij ook bij u.
O, dank u, antwoordde Belmont, teleurgesteld.
Nauwelijks had hij het toestel opgehangen of er
werd wederom gebeld.
Ja?
Ben jij ’t Herman? Parren sprak snel.
Ik meende je stem te herkennen. Blij dat je weer
beneden bent, zeg!
Wel?
Je vrouw is zirk, Herman. Wil je haar gaan bezoe
ken? Mag je al uitgaan? Neen, zij laat je niet roe
pen, maar bedenk eens, beste jongen, hoe ze kwam
toen jij
Ja, antwoordde Belmont. Maar Edith ziek Ik
heb er niets van gehoord. Ik had ’t niet kunnen den
ken
Ze is bij haar zuster. Ik vernam het van haar zwa
ger. Ga je er dadelijk heen Dat doet me genoegen.
Neem je zelf in acht, hoor, beste vriend. Adieu 1
Er werd afgebeld vóór Belmont nog over zijn pas be
haalden prijs had kunnen praten. Een oogenblik aar
zelde de architect.
Neen dat kan wachten, mompelde hij. Edith
Edith 1
Hij riep den huisknecht, dien hij verplicht was ge-
tuurlijk, de residentiestad druk mee; ook bij
bezoeken van vreemde vorsten is ’t Amsterdam
dat als hoofdstad voorgaat.
Maar Rotterdam wordt bijna altijd vergeten.
Dit heeft wel eens de vermoedens doen ont
staan, die men als volgt kan aanduiden: O,
daar te Rotterdam is ’t zoo druk, dat men
geen tijd heeft om zich met zaken te bemoeien,
die buiten de gewone bezigheden omgaan;
daar werkt men, handelt men en bemoeit zich
als drukke zakenmenschen niet met al die
buitengewone dingen; daar heeft men geen
behoefte aan reclame en denkt men: O, laat
anderen de eer, wij komen er zoo wel, wij
hebben ’t te druk om ons veel met dingen te
bemoeien, die buiten ’t vak vallen; wij werken
door en zien de beweging in onze havens
steeds aangroeien, zoodat R’dam thans de
vierde plaats inneemt in de rij der groote zee
havens.
Of dit vermoeden waar is? Ik zou ’t dur
ven betwijfelen, als er bijv, in de N. Rctterd.
Courant met opzet een aanhaling geplaatst
wordt (in de dagen, die het presidentsbezoek
voorafgingen), waarin de haven van R’dam als
een der gloriepunten van Nederland wordt ge
noemd en daarbij wordt opgemerkt, dat ’t ook
gepast ware geweest, als de Fransche flotille
de Maasstad had aangedaan, hetzij om den
president te brengen, hetzij om hem af te
halen.
Nu, wij, als Amsterdammers, gunnen Rot
terdam zijn groote havenbeweging en hopen,
dat die nog steeds moge toenemen, maar ’t
bezoek van den president duurde geen drie
dagen en in zoo’n korten tijd drie steden aan
te doen, is wel wat veel gevergd van een 7 0-
jarig staatshoofd; het moge waar zijn, dat men
de reizen van staatshoofden als propaganda
middel kan beschouwen, op deze wijze zou ’t
haast commis-voyageurswerk worden.
Ik zou in alle bescheidenheid ook nog ’t
volgende willen opmerken:
A’dam is nog steeds de grootste stad des
rijks, al telt de Rottestad nauwelijks 150,000
inwoners minder; A’dam is de stad waar nog
steeds den polsslag van ’t nationale leven ge
voeld wordt; het is de stad met een schitte
rend verleden; een stad, die ook als havenstad
en niet minder als fabrieks- en han-
illuminatie en
hebben een
bracht.
Vorder nu niet van mij, dat ik uitweid over
de jammerlijke gebeurtenissen op de eilanden,
waarbij ’t zoo hard tegen
we hopen, dat zoomin van
litie en militie meer bloed
goed mogelijk afloope.
TE FIJN VERDEELD.
Op een kookschool is de leerares aan het uitleggen
hoe vleeschpasteitjes gemaakt worden.
En nu moet jullie ’s goed opletten, meisjes. Ik
heb hier eon pond kalfsvleesch, dat ik in vier gelijke
deelen snij. Wat is nu elk zoo’n stuk?
Een vierde deel.
En wanneer ik de stukken nog eens doorsnij?
Achtste deelen.
En ik snij ze dan nog ééns door?
Zestiende deelen
En nog eensP
Gehakt, juffrouw! zegt het meisje op den hoek
de bank.