11 Hili s»[ i OWRM.
J
MW8- EN ADVERTENTIEBLAD
CLOTIILDB.
No. 62.
Zaterdag 5 Augustus 1311.
Van den Hak op den Tak.
Even naar buiten gezien.
Uitgever: B FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton.
1
1
7).
Wordt vervolgd.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
aanwezigen het eenige onderwerp van gesprek uit
maakte. Men praatte gewoon en onbeschroomd, daar
de rechters hunne plaatsen nog niet hadden ingeno
men.
«Sauveterre treedt op als aanklager,® zei een heer,
die achter Clothilde zat. «Hij neeft talent, maar ik ben
nieuwsgierig naar zijn redevoering.®
«Berquin spreekt beter dan hij,« zei een ander.
«Dat kan wel zijn, maar van daag staat zijn zaak toch
al te slecht.®
»Dat is niets hij zal den waren naam van zijn cli
ënt wel kennen, en ik zou er op durven wedden, dat
zijn pleitrede met den eenen of anderen coup de théatre
sluit.®
»Het gerechtshof, heeren riep op dit oogenblik de
doordtingende stem van den deurwaarder.
Onmiddellijk kwam er stiltede rechters traden op de
tribune, de voorzittende rechter in roode toga, de twee
anderen in zwarte toga.
De twaalf gezworenen hadden plaats genomen op
amphitheatersgewijze opgerichte banken tegenover de
bank van den beklaagde, terwijl voor den staatsprocu-
reur een afzonderlijke zitplaats bestemd was, tusschen
de rechters en de gezworenen. Ook de griffier was
op zijn postalles was dus gereed. Alleen de hoofd
persoon ontbrak de man, die geoordeeld moest worden,
op wien allen ongeduldig wachtten, want de inrichting
der zaal en al het andere is bij de zitting der gezwo
renen steeds hetzelfde en boezemt het gewone publiek
der terechtzittingen weinig belangstelling in.
Het was de eerste maal dat Clothïlde zulk eene
zitting bijwoonde, en zij vond, dat die beneden haar
verwachting bleef en weinig indruk op haar maakte.
De gezworenen mat hun alledaagsche gezichten en hun
burgerlijke kleeding hadden niets ontzagwekkends. Ook
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
de president en de andere rechters kwamen haar niet
bijzonder eerwaardig voor en niet genoeg doordrongen
van het gewicht hunner taak. Zij toonden een gelaat,
waarop de verveling en verstrooidheid te lezen was
van lieden, die gewoon zijn arme zondaars te veroor-
deelen, zonder daarbij eenige gemoedsaandoening te
gevoelen.
Dan vertoonde Charles Sauveterre zich toch geheel
anders. Hij was nog jong, eerzuchtig, en niet gebla
seerd bovendien had hij heden een taak te vervullen
waarvan zijn geheele toekomst afhing. Hij zat flink
rechtop en liet zijn blikken, waaruit zelfvertrouwen
sprak, nu en dan over de aanwezigen gaan, als een
soldaat, die zonder vrees het gevecht tegemoet gaat.
Daarbij ontmoetten zijn oogen meermalen die van zijn
vrouw, welke hij uit de verte toelachte, zonder dat zij
zijn lach kon beantwoorden. Zij had hem nog nooit in
ambtskleeding, met zulken krijgshaftigen blik gezien
hij scheen nauwelijks nog dezelfde persoon te zijn, en
zij gevoelde bijna vrees voor hem.
Thans verscheen ook de verdediger en wisselde hand
drukken met de collega’s die hij goed kende. Mevrouw
Sauveterre hoorde door de dames naast haar zijn naam
noemen en keek hem eens oplettend aan. Zij vond,
dat mijnheer Berquin alleen om zijn uiterlijk reeds de
aandacht waard was. Hij telde hoogstens veertig jaar,
was groot en slank en zijn zorgvuldig geschoren ge
laat toonde het profiel, zooals men wel op oude Romein-
sche munten en medailles ziet. Zijn physionomie maakte
een gunstigen indruk men kon echter wel vermoeden,
dat van die dunne lippen soms zeer scherpe woorden
konden komen en dat bijtende spot het geliefkoosd
wapen van den ge vreesden advocaat was.
Berquin pleitte gewoonlijk meer in civiele processen
dan in strafrechterlijke, en daarom mocht men wel
HOOFDSTUK III.
Vervolg).
De stoel, waarop mevrouw Sauveterre zat, stond in
de eerste rij, niet ver van de bank der beklaagden.
Die bank werd echter nog aan hare blikken onttrokken
door een groep advocaten, allen in hunne voorgeschre-
ven ambtskleeding. Verscheidene van die heeren za
gen er niet naar uit, of ze dikwijls pleitten zij schenen
hun ambtskleeding slechts aangetrokken te hebben om
de zaal te kunnen binnenkomen.
Clothilde zag er bevallig genoeg uit om spoedig de
aandacht te trekken van eenige der jonge heeren, die
volstrekt niet vermoedden, dat zij de echtgenoote was
van den man, die hier heden als vertegenwoordiger
der menschelijke gerechtigheid zou optreden. Zij be
merkte wel, dat zij van verschillende zijden werd ga
degeslagen en dit bracht haar in verlegenheid. Zij sloeg
daarom haar sluier voor het gelaat, maar daardoor voelde
JÜ de onaangename warmte nog meer, die in de zaal
heerschte.
Rechts naast haar zaten eenige dames, die tot de
hoogste kringen schenen te behooren, maar die zij niet
kende. Eene daarvan was mejuffrouw Eugenie Chabot,
naast haar zat een tante van den heer de Carolles, de
barones d’ Audevon, die onmiddellijk naast Clothilde
had plaats genomen. Zij praatten druk over den waar-
Bchijnlijken loop van het proces, dat bij de talrijke
door het prachtig gespannen net van Eduard
VII.
Maar zoo kon het toch niet doorgaan. Een
mogendheid als Duitschland mocht zich niet
in een hoek laten dringen; dat kon een staat
van die kracht zich niet laten welgevallen.
Toen heeft de Düitsche keizer zich laten
verleiden tot een reis; hij ging den sultan van
Marokko te Tanger opzoeken. Tijdens Bis
marck was dit zeer waarschijnlijk niet gebeurd.
Maar enfin de keizer maakte zijn Tanger-
sche reis en deze wees duidelijk aan, dat de
Duitschers het niet eens waren met de Fransch-
Engelsche overeenkomsten. Daarna kwam de
conferentie van Algeciras, waarbij de kleine
staten niets hadden te zeggen; ze mochten mee
stemmen, maar wisten, dat het alleen tusschen
de groote mogendheden ging. Engeland en
Frankrijk waren zeker van succes op die con
ferentie, want ook Italië ging niet met Duitsch
land mede. Alleen Oostenrijk stond aan de
Düitsche zijde.
Op het congres van Algeciras was ook het
slachtoffer, Marokko, vertegenwoordigd. En
er werd bepaald, dat, nu ja, dat Marokko een
zelfstandig rijk zou blijven, maar dat Frank
rijk en Spanje .zorgen zouden voor politie-
regeling.
Duitschland moest toen toegeven, omdat het
geen helpers had. Ook thans heeft het geen
andere helpers dan Oostenrijk, maar terwijl
de Franschen van hun politierecht een zeer uit
gebreid gebruik maakten, zoodat dit politie
recht steeds meer op een verovering gaat
gelijken, hebben de Duitschers gemeend nog
eens tegen den Westerschen tweebond op te
moeten komen.
Daar komt nog bij, dat het fortenplan-Vlis-
singen voorloopig van de baan is geschoven,
dat president Fallières een bezoek aan Neder
land bracht.
En juist toen Fallières op reis zou gaan
naar ons land, was de Düitsche kanonneer
boot «Panther® in een Zuid-Marokkaansche
haven.
Gelukkig, dat in Engeland geen conserva
tieve regeering zetelde. Gelukkig ook, dat de
Düitsche Keizer bewezen heeft, reeds sedert
1888 een vredesvorst te zijn. Misschien zal
de geschiedschrijver van later dagen zeggen,
dat keizer Wilhelm II een der groote vredes
vorsten geweest is.
Laten we er het beste van hopen!
Er is in de laatste weken heel wat politiek
in het openbaar, dus voor het groote publiek,
afgespeeld, terwijl dit natuurlijk slechts een
deeltje was van wat er achter de schermen,
dus niet voor het groote Jan-publiek, was ge
beurd.
Laten we vooraf zeggen: Duitschland maakt
niet de mooie figuur.
Maar Duitschland was ook, dit zij
dadelijk ter verontschuldiging gezegd in
een lastige positie gekomen.
De vorige koning van Engeland, Eduard
VII, de vorst, die zoo lang voor kroonprins
moest spelen, en die dit spelen op zijn manier
uitvoerde, bleek als koning een eerste-klas di
plomaat te zijn. Daarbij had hij het geluk,
dat Bismarck, de Düitsche reuzengestalte, ver
dwenen was en kleinere menschen den grooten
kanselier opvolgden.
Koning Eduard wist tot stand te brengen,
wat men voorheen onmogelijk had gedacht. Hij
maakte een verbond tusschen Engeland, Frank
rijk en Rusland. Terwijl Spanje in Britsche
connecties geraakte; (Portugal, als filiaal van
Engeland, zullen we niet meetellen); terwijl Ita
lië, de bondgenoot van de Germanen, de an
tagonist van Oostenrijk, de natuurlijke vriend
van Frankrijk, de gedwongen vriend van En
geland is.
Nu is er in de laatste jaren heel wat ge
beurd en daardoor is Duitschland’s sterkte na
tuurlijk niet uit het oog verloren. Duitschland
is, als men het vasteland van Europa neemt,
de sterkste staat. Duitschland is met Oosten
rijkHongarije verbonden, het groote hart
van Europa, waartegen zelfs de sterkste En-
gelsche dreigementen niets vermogen, zoo
lang het over Europeesch gebied handelt. Er
gaat nu eenmaal niets af van de volgende
waarheid: In 1870 waren Duitschland en
Frankrijk gelijk, maar nu wonen er in Frank
rijk nog geen veertig millioen, in Duitschland
vyf en zestig millioen menschen. En al moge
Frankrijk een mooi land zijn en Parijs de ville
lumière der geheele wereld, al moge nog steeds,
door de steeds aangroeiende weelde van het
menschdom, Parijs nog altijd meer de
groote stad zijn, waar zich de allerhoogste
beau-monde op zijn plaats gevoelt, voor de
groote volksbeweging tellen Londen, New-York
aannemen, dat hij de verdediging van den geheimzin-
nigen moordenaar slechts op zich genomen had,omdat
hij gelegenheid zag daardoor zijn gevestigden roem
nog aanmerkelijk te vermeerderen.
Kende hij werkelijk het geheim van dea beklaagde?
Met zekerheid wist niemand daar iets van, maar alge
meen had men zich op verrassingen voorbereid.
De dames, die naast Clothilde zaten, hadden het ge
sprek fluisterend voortgezet en opmerkingen gewisseld
over de rechters en advocaten zij verstomden echter
toen de president de zitting geopend verklaarde en
bevel gaf den beklaagde binnen te leiden.
Alle oogen werden gevestigd op de kleine deur,
waardoor hij moest binnentreden doch deze bleef
gesloten tot groote verwondering van het publiek en
van de rechters, die niet gewoon zijn dat men hen laat
wachten.
Op dat oogenblik kwam een deurwaarder uit de
raadkamer, trad op de tribune der rechters en fluisterde
den president iets in het oor, waarna deze onmiddel
lijk met zijn medeleden iets besprak. Blijkbaar was er
onverwacht iets ongewoons gebeurd.
Onder den groep der advocaten kwam een onrustige
beweging Berquin ging naar den president, die een
poos met hem fluisterde, vervolgens verdween hij door
een deur, voor de aangeklaagden bestemd. De in acht
te nemen vormen bij zulke terechtzittingen zijn onver
anderlijk alles is van te voren nauwkeurig bepaald,
zoodat deze onverwachte vertraging natuurlijk veel op
zien moest baren. De gezworenen staken de hoofden
bijeen, de staatsprocureur was opgestaan en spsak
met de rechters het publiek mompelde, als in den
schouwburg, wanneer men draalt met het tooneelscherm
op te halen.
Warmte en Water! De klank van het eene woord
maakt ons nog al warmer dan wij reeds zijn, die van
het tweede geeft ons al een gevoel van verkwikking.
Wij vinden het zelfs heerlijk te lezen, dat de Fransche
weerprofeet Angot storm en overvloed van regen voor
spelt. Regen! Hoe smacht men er op vele plaatsen
naar! Alles verdroogt en verschroeit, en de arbeid op
het veld wordt ondraaglijk. Ja, wel zijn de menschen
te beklagen, die in de gloeiende zonnehitte hun arbeid
moeten verrichten. Maar ook anderen! B.v. onze stu-
deerende jongens en meisjes zij vooral, die, verslapt
door de hitte, op een examen hun hersens moeten
pijnigen, hun hersens, die welhaast gesmolten moeten
zijn. Wij vragen met de «Zutph. Ct.«: «Waar halen
de examinandi dan nog de geestkaeht vandaan om ant
woord te geven op de ingewikkeldste vragen?® De
Haagsche briefschrijver der >Zw. Ct.«, die ook al me
delijden met onzestudeetende jongens en meisjes heeft,
geeft daaraan aldus uiting: Wij hebben ons
verbaasd over de kwelling, die de Indianen aan de
boven-Lawa hun jongelingen doen ondergaan, door hen
in het tijdperk der puberteit op het aangezicht en om
den hals een masker aan te leggen, waarbinnen wes
pen gesloten zijn, wier woedend steken de knapen,
zonder smart te toonen, moeten verdragen. Een on
gehoorde wreedheid! Wij doen anders. Op den kri
tieken leeftijd leggen wij onzen jongens vraagstukken,
sommen en lessen voor, die zij met hun hersenen moe
ten verwerken, op straffe van een laag cijfer op hun
rapport en afwijzing voor ’n hoogere klasse. Het vooruit
zicht van één jaar overblijven,met de daarbij behoorende
teleurgestelde gezichten van ouders, gesloten beurzen
van tantes en spottende lachjes van «vrienden® en
«vriendinnen®, is zulk een schrikbeeld, dat in de lente
maanden, den bloeitijd der repetities, de tragen van
geheugen en begrip zich geduchte inspanning getroos
ten, om een «kwaje leeraar® gunstig te stemmen, en
de »drie onvoldoenden®, die hem dreigen te doen vallen,
tot een of twee terug te brengen. Heele vellen druks
van geschiedenis worden van buiten geleerd, een door
snede van den Noorweegschen bodem »ingewerkt«, de
lichaamsbouw en eigenschappen van kikvorsch en olifant
bestudeerd, en terdege het onderscheid onthouden
tusschen een hagedis met horizontale en een met ver
ticale aars. Zij zitten over hun boeken met het hoofd
in de handen, zweeten, staren. Hun oogen branden,
hun wangen worden bleek, en zij klagen over hoofd
pijn, slapeloosheid en duizeligheid, zelfs nu en dan
over gebrek aan eetlust.®
Velen van die jongelieden zouden misschien liever,
dan zoo zitten te suffen, een tochtje meemaken met
den Amerikaanschen aviateurGlenn H. Curtiss in diens
hydro-aeroplan. Deze heeft met zijn toestel dat
zich dus zoowel door het water als door de lucht zou
bewegen proeven genomen in de Narragansetbaai.
Het toestel bleek totaal betrouwbaar: nu eens schoot
het door het water, dan weer vloog het in de lucht.
Luitenant Ellyson, de zaakkundige van de marine,
maakte de heele proefneming aan boord van het toe
stel mee. Curtiss manoeuvreerde eerst een tijdlang in
de baai en steeg daarna in de lucht, om op een hoogte
van 100 meter driemaal de baai met een snelheid van
en Berlijn ook als wereldsteden mede.
Maar in de allereerste plaats dankt Duitsch
land zijn groote positie aan de groote produc
tie, die op allerlei gebied van zijn steeds groo-
ter wordend aantal inwoners over de wereld
verspreid wordt.
Tijdens Bismarck bestond Duitschland’s kracht
in de roem der groote overwinningen en het
succes van zijn brutale staatkunde. Maar na
zijn verdwijnen bleek Duitschland groot te
zijn door zijn verbazende ontwikkeling op alle
gebied van menschelijk kunnen, zoowel op
kunst-, intellectueel- als op handels- en industri
eel gebied.
Na 1870 heeft Frankrijk geducht onder
den knauw van Bismarck gezeten. Von Bis
marck had in 1875 de repetitie van 1870'71
willen geven. Frankrijk bleef, onder de be
dreiging van Duitschland, dat een drievoudig
verbond met Oostenrijk en Italië gesloten had,
in een soort isolement.
Toen, eindelijk zocht het verbinding met
Rusland. Hun beider streven was tegen
Duitschland en Oostenrijk gericht.
En hierna kwam nog zooveel.
Tot Eduard VII, de handige Engelsche ko
ning, begreep, dat niet Frankrijk, niet Rus
land, maar juist Duitschland de grootste te
genstander van Engeland was.
Voor beide landen, zoowel voor Rusland als
voor Frankrijk moet men zeggen: het was een
vernedering tegenover Engeland. Frankrijk
werd eerst door Engeland teruggedrongen van
Fashoda (Zuid-Egypte); Rusland verloor den
grooten strijd tegen Japan, omdat Japan een
verbond gesloten had met de Britten. En toch
de Britsche koning wist zoowel Frankrijk
als Rusland aan zijn belangen te verbinden.
Of de entente met Rusland grootendeels de
verdeeling van Perzië in een Russische en een
Engelsche invloedssfeer bedoelde,zullen we nog
moeten afwachten. Verder kon Engeland er
op rekenen, dat Engelsch-Indië nooit Russisch
veroveringsterrein zou worden.
Met Frankrijk ging de Brit royaler te werk:
Tegen consolideering van het Britsch bestuur
in Egypte en tegen nog andere overeenkom
sten (Fransche visscherijrechten bij New-
Foundland), kreeg Frankrijk toezegging voor
Marokko.
Dit alles ging zoo mooi in zijn werk, dat
niemand er iets tegen kon doen. Duitschland
stond machteloos, zooals het werd omsingeld
1
R COURANT,
A